André Hazes (Prins Andreas I)
Tegenwoordig lijkt de carnavalstraditie in Amsterdam – Gròòtgragtegat in carnavalstijd – een langzame dood te sterven, maar in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw is die springlevend. Niet zo levend als onder de rivieren natuurlijk, maar de poging van carnavalsverenigingen als De Ankerlichters, de Geuzenkneuters en d’Ossenknarren om dat katholieke volksfeest ook in de straten van het vrijgevochten Amsterdam te doen oplaaien valt te prijzen. Er is in die tijd zelfs een optocht in de stad en een podium op de Dam waar de prins ‘zijn’ mensen toespreekt en het startschot geeft van een delirium waar de hoofdstad zich drie dagen lang in onderdompelt. Nu niet meer voor te stellen, in de vroege jaren tachtig wel.
Vooral die leden van d’Ossenknarren uit het carnavalsgezinde stadsdeel Osdorp weten hoe ze in de polonaise moeten lopen, en vooral ook hoe ze daar veel aandacht voor moeten krijgen: een beroemde Amsterdammer tot prins uitroepen. Een doorslaand succes, zo blijkt al snel. Niemand minder dan Willy Alberti is een van de eerste prinsen, en goed voorbeeld doet natuurlijk volgen. Acteur Piet Römer, Sjaak ‘Mister Ajax’ Swart, in latere jaren zelfs Dries Roelvink en volkszanger Stef Ekkel: allemaal staan ze in de rij om de scepter over hun stad te mogen zwaaien. In 1982 staat misschien wel de beroemdste prins op het podium op de Dam: André Hazes, ofwel prins Andreas I zoals het een goede katholiek betaamt. Uit handen van wethouder Jan Schaefer krijgt hij de sleutel van de stad overhandigd, een plechtig moment dat net zo symbolisch is als de sleutel zelf: een uit de kluiten gewassen houten plaat die met een figuurzaag in de vorm van een sleutel is gezaagd en die Hazes met genoegen aanvaardt. De koning van het levenslied moet hij dan nog worden, maar prins van Gròòtgragtegat is hij al wel.
Dat het carnavalsvirus wel héél hard toeslaat bij Hazes krijgen we eigenlijk pas een jaar later te horen. Hoe hij het in zijn hoofd haalt weten we niet, maar hij presteert het om misschien wel het allerslechtste carnavalsnummer aller tijden te maken: Carnaval, kom met me mee. Laten we het houden op een vlaag van complete verstandsverbijstering.
Romário de Souza Faria (Koning Carnaval)
Het is dé voor de hand liggende vraag aan tafel van het voetbalprogramma VTBL: waarom, in godsnaam, komt Romário naar het gure en steenkoude Eindhoven in februari, terwijl hij ook thuis, in Rio de Janeiro, in zijn korte broek tussen die halfnaakte vrouwen op de Copacabana kan dartelen? Andy van der Meijde, een van de gasten aan tafel, weet het wel: “Ach, hij heeft al die wijven daar al gehad, joh. Hij denkt waarschijnlijk: ik probeer ze eens in Nederland.”
Presentator Humberto Tan: “Ik denk dat hij het geld nodig heeft.”
Van der Meijde: “Dan ga ik volgend jaar ook op zo’n praalwagen staan. Mijn geld is ook op.”
Wat de reden voor de voormalige Braziliaanse voetbalgod ook is: feit is dat hij vorig jaar niet in het vliegtuig zou zijn gestapt zonder de inspanningen van de shirtsponsor van PSV, Energie Direct, die hem tot Koning Carnaval bombardeert, een groene mantel omhangt en op een praalwagen zet waarmee hij door Eindhoven rijdt, de stad waar hij nog steeds op handen wordt gedragen. Hoeveel geld hij hiervoor krijgt is niet belangrijk, zegt hij bij aankomst op Schiphol: “Ik ben weer in Nederland om liefde terug te geven.” Misschien zit Andy van der Meijde er dan toch niet zo ver naast.
Lees het in Panorama
Dit is een voorstukje uit ons blad. Wil je het hele artikel lezen over bijzondere prinsen carnaval? Bestel de nieuwe Panorama dan HIER, of haal 'm in de winkel.