Eusébio, Gerd Muller, Hristo Stoichkov...
“En dus Kees Kist. Ja, dat is mooi rijtje, hè.”
Doet dat nog wat met je, als je in één adem met dat soort spelers wordt genoemd?
“Natuurlijk, dit zijn niet zomaar wat namen. Dit zijn stuk voor stuk toppers die allemaal de Gouden Schoen hebben gewonnen. En daar sta je dan tussen, als jochie uit Steenwijk.”
Al had het weinig gescheeld of Johan Derksen had jouw carrière verpest.
“Ja, die sloeg me ooit bewusteloos.”
Wat weet je daar nog van? Of heeft die klap alles uitgewist?
“Nee, dat vergeet je natuurlijk nooit meer. Ik speelde toen met Heerenveen uit bij Cambuur, de ploeg van Derksen. En dat ging aanvankelijk heel goed. Omdat ik net een gladde aal was, had niemand vat op me en kon niemand me neerschoppen. Ook Derksen niet.”
Totdat je de fout van je leven maakte.
“Klopt, want op een gegeven moment speelde ik de bal tussen zijn benen.”
En dat moet je bij Derksen niet doen.
“Dat moet je bij Derksen zéker niet doen. Want nadat ik de bal in de kruising had geschoten, liep Derksen kort na de aftrap naar me toe en haalde, zonder dat de bal in de buurt is, ineens uit. En dat deed ie zo hard dat ik knock-out ging en van het veld moest worden gedragen.”
Wat klopt er van het verhaal dat jouw tante Bertha hem vervolgens met een paraplu te lijf ging?
“Nou, niet alleen met een paraplu. Ook met haar handtas! Want wat Derksen deed, dat ging natuurlijk veel en veel te ver. Ik weet wel: niemand laat zich graag piepelen door een 16-jarige, want zo oud was ik toen, en helemaal niet iemand als Derksen. Maar een tegenstander zomaar een vuistslag geven, dat doe je natuurlijk niet.”
Maar het is inmiddels bijgelegd, hè?
“Ja, de symbolische vrede is getekend. Dat gebeurde vorig jaar in Steenwijk, toen ik daar – veertig jaar na het behalen van de Gouden Schoen – werd gehuldigd. Een fantastisch moment. Lieten we beiden op een bomvolle markt een vredesduif los.”
Waarom was je eigenlijk zo’n goalgetter?
“Ik hoor weleens mensen zeggen dat het door mijn snelheid kwam. Maar dat is niet helemaal waar. Ik was wel snel, maar ik was niet op de brommer, zoals ze dat nu zeggen. Het kwam meer door mijn schot.”
Die was verwoestend hard.
“Ja, ik schoot de bal ook weleens het stadion uit, maar als die wel tussen de palen ging, vloog ie bijna altijd wel binnen. En dan altijd vrij hard, ja. Het was veelzeggend dat ik in 1977 nog het wereldrecord brak door de bal een snelheid van 112 kilometer per uur mee te geven. En ik had natuurlijk een neusje voor de goal. Heel wonderlijk vond ik dat. Dan liep ik ergens heen en ineens was daar de bal en hoefde ik ’m maar in te tikken. Tja dat heb je, of heb je niet.”
Welke speler heeft die eigenschappen nu ook?
“Ik zou zeggen: Myron Boadu, de spits van AZ. Die kan ook heel hard schieten. Maar het grootste verschil tussen mij en Boadu is dat ik niet snel het kopje liet hangen. Als het bij mij niet lukte – en dat was heel vaak – deed ik er juist een schepje bovenop.”
Dat leidde in het seizoen 1978/79, jouw topjaar bij AZ’67, tot liefst 34 goals. Had je op dat moment door dat dat bijzonder was?
“Ja, maar dat was ook mijn doel, om topscorer van Europa te worden. Ik joeg gewoon mijn dromen na. Wat me dus ook lukte. Al ging dat niet heel gemakkelijk. Zo had ik op een gegeven moment drie wedstrijden op rij niet meer gescoord. En dan gaat het knagen, hè? Daarom denk ik weleens: ik had er misschien wel vijftig kunnen maken.”
Lees het in Panorama
Dit is een voorstukje uit ons blad. Wil je het hele interview van Vincent de Vries met Kees Kist lezen? Bestel de nieuwe Panorama dan HIER, of haal 'm in de supermarkt.