Belinda Meuldijk (69), ex-partner van Rob de Nijs, heeft haar biografie al klaarliggen, zei ze onlangs in alle kwaliteitsblaadjes (lees: Story). Maar daarin wordt niet met modder gegooid, haastte ze zich om erbij te zeggen. Hoewel ze in 1984 trouwde met De Nijs en na een stormachtig huwelijk vol intriges pas in 2006 van hem scheidde waarna hij een relatie begon met zijn toenmalige persoonlijke assistent Henriëtte (met wie De Nijs nog steeds is getrouwd), is het meer een ‘zelfreflecterend’ boek in plaats van een trap na, zegt ze in alle stelligheid. Jammer, zeggen we dan. Bovendien: het boek komt pas uit als De Nijs en zij er niet meer zijn, verzekerde ze. Dubbel jammer, want dát kan nog even duren als we Henriëtte mogen geloven.
De Nijs, inmiddels 81, heeft al jaren de ziekte van Parkinson en is afhankelijk van zijn vrouw en zijn rolstoel, maar desondanks is hij niet van plan om dood te gaan, zei Henriëtte begin dit jaar nog. Want volgens haar zou hij zelfs voor de dood zijn gezin niet verlaten.
‘Wat heb ik toch een hekel aan mensen die vinden dat iedereen zich zou moeten gedragen zoals zij!’
Dat deed ons denken aan een interview dat we in 1991 met hem hadden, toen hij nog getrouwd was met Meuldijk en hun huwelijksperikelen toen al breed werden uitgemeten in de bladen. Johnny Lion, die naast zingen ook voor ons de sterren van toen interviewde, schreef ook alles op wat hij hoorde en zag tijdens dat interview. Hij sprak hem in Oostende waar De Nijs even ‘een korte vakantie’ hield. Lion was amper binnen en de Pouilly Fumé amper geopend of op de boulevard onder het balkon van zijn hotelkamer stond al ‘een dame met heerlijke benen’ naar boven te kijken. “Nu niet!” zei De Nijs tegen haar. “Ik heb bezoek! Maar geen paniek: van een man, haha! Kom morgen maar langs om half drie.” Een paar dagen Oostende waren voor hem niks anders dan een ‘plezieruitje’, iets anders konden we daar niet van maken.
Aan zelfreflectie had hij overigens geen gebrek. De vraag of zijn werk voor zijn gezin kwam, kon hij niet anders dan met ja beantwoorden, zij het met enige schaamte: “De kinderen zijn zéér belangrijk voor me, maar ik vind dat ik wanneer ik geforceerd een keuze moet maken tussen mijn werk en mijn gezin, ze daarbij niet gebaat zijn. Omdat ik in m’n hart weet dat ik altijd muziek zal blijven maken. Het niveau waarop ik dat doe, eist een enorme tol. Met andere woorden: ik maak slachtoffers.”
Daarbij was hij zelf misschien wel het grootste slachtoffer, zei hij, maar daar had hij vrede mee: “Wat moet ik anders? Chagrijnig thuisblijven voor de kinderen en geen muziek meer maken? Daar schiet niemand iets mee op.”
Dus toog hij af en toe naar Oostende, wat iedereen daar ook van vond: “Wat heb ik toch een hekel aan mensen die vinden dat iedereen zich zou moeten gedragen zoals zij. Dat zou toch een vreselijke kleurloosheid met zich meebrengen? Die gruwelijke burgerlijkheid!”
Vreemdgaan vond hij overigens een rot-uitdrukking: “Als er in je hart plek is voor een ander, dan zit je huwelijk op zo’n moment fout. Ik kan zeggen dat ik een en ander verstandelijk had moeten overwegen, maar in dit soort zaken gebruik ik nooit mijn verstand.” Gelukkig niet, zeg!