Van Tuindorp naar Media Park
Gerri Eickhof werd op 21 maart 1958 geboren in Amsterdam, Tuindorp. Zijn vader is onbekend, maar is waarschijnlijk van Surinaamse afkomst. Hij werd in Amsterdam opgevoed door zijn moeder en zijn grootouders. Hij ging van 1964 tot 1970 naar de Stephanus Bellesinischool en daarna bezocht hij tot 1976 het Waterlant College (vwo). Vervolgens studeerde hij tot 1983 antropologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij belandde in de journalistiek nadat hij in 1986 een cursus programmamaker volgde bij Migranten Televisie Amsterdam. Meteen hierna liep Eickhof een jaar stage bij het actualiteitenprogramma Kenmerk van de IKON. Hierna solliciteerde hij bij de redactie buitenland van het NOS Journaal, waar hij in 1988 aan de slag ging als redacteur en verslaggever.
Je bent geboren in 1958. Dat betekent dat je 67ste verjaardag en je pensioen rap dichterbij komen. Vind je het wel prima zo, of had je nog wel even door willen gaan?
“Die dag in maart is de eerste dag van mijn pensioengerechtigde leeftijd en bij het NOS-nieuws is het de pensioen verplichte leeftijd. Daar heb ik niet zoveel van te vinden. Als je het me vijf jaar geleden had gevraagd, dan had ik je gezegd dat ik er niet naar uitzag en er ook niet tegenop keek.”
En nu? Geen behoefte aan een beetje rust?
“Nu zie ik er toch wel enigszins naar uit, maar het is me niet om de rust te doen. Nou ja kijk, er is heel veel polarisatie gaande in Nederland en daardoor is Nederland in mijn ogen een wat minder plezierig land geworden. De samenleving is niet meer zo leuk en de berichtgeving wordt daardoor ook minder aangenaam. Het is gewoon niet meer zo leuk als tien of twintig jaar geleden om te vertellen wat er in Nederland aan de hand is. Deze problematische ontwikkeling is nu misschien nog wel binnen de politieke arena, maar er ligt ook veel op straat en daar gaat het in de journalistiek dan weer veel over. Dat vind ik niet per se heel prettig en ja, vanuit dat oogpunt vind ik het niet zo erg om ermee te stoppen. Bovendien heeft de jeugd de toekomst en dat geldt bij de NOS in buitengewoon hoge mate merk ik. Ik vind dat het precies goed uitkomt dat ik nu met pensioen zal gaan vlak voordat ik er wellicht uitgefaseerd zal worden.”
Wat ga je straks doen met al die vrije tijd, heb je daar al over nagedacht?
“Er is nog niets op me afgekomen, maar misschien komt dat nog wel. Ik kan altijd nog mijn memoires schrijven, hoewel iedereen dat al doet. Ik schrijf nu al zo af en toe een stukje op. Dat zijn meestal van die dingetjes uit mijn loopbaan die ik me kan herinneren en dan denk ik: hoe was dat ook alweer? En dan zet ik alles nog eens een keer op een rijtje. En als het nou vijftig stukjes worden, dan zou ik misschien wel een keer kunnen zeggen: ik doe er een nietje door. Ik had me ook voor kunnen stellen om nog een jaar of twee bij de NOS door te gaan, maar dat ik dan misschien een dag minder zou werken. Ik had dan sowieso voor mijn 70ste willen stoppen. De leeftijd waarop rechters stoppen, dat vind ik wel een mooie leeftijd.”
Wil je na je pensioen nog op avontuur gaan? Een bepaalde berg beklimmen of zoiets?
“Ik wil graag nog een keer naar Egypte, want daar ben ik nog niet geweest. Ik zou daar graag als toerist heen willen. Alleen jammer dat het daar zo warm is.”
Hete buitenlanden zijn je niet vreemd toch?
“Haha, ik heb in het begin van mijn loopbaan bij de NOS veel buitenlandse tripjes gemaakt. Er is een tijd geweest dat ik meer in het buitenland was dan in Nederland. Ik heb voor de NOS in 44 landen gewerkt geloof ik. Dat was overigens niet altijd even plezierig. Op een gegeven moment hebben ze bij de NOS een enorm correspondentennetwerk opgebouwd en daardoor kwamen zeker de oudere verslaggevers nauwelijks meer in het buitenland. Het buitenland was heel interessant, maar op een gegeven moment kwam het mij privé ook heel goed uit om dat er niet meer bij te doen.”
Ging je je niet snel vervelen met alleen maar het binnenlandse nieuws?
“Nou kijk, er waren weleens buitenlandse tripjes die ik maakte omdat er iets stond te gebeuren, maar dan duurde dat vaak wel even en dan zit je je toch een beetje te vervelen. Het moeilijkste van binnenlandse verslaggeving is juist dat je er wel héél nauwkeurig in moet zijn, want iedereen praat hier mee en iedereen heeft er een opvatting over. Bij nieuws uit het buitenland wordt er toch vaak gedacht: dat wordt snel ingewikkeld, dus dat is voor de deskundigen. Die zullen het wel weten.
Bij mijn allereerste live verslag voor Nederland ging het bijvoorbeeld over een heel groot verkeersongeluk in de buurt van Breda. Er waren twee bussen bij betrokken en toen heb ik in de live-uitzending gezegd dat een van de chauffeurs was omgekomen. De ander leefde nog en ik zei dat hij nog niet door de politie kon worden verhoord omdat hij in het ziekenhuis lag vanwege een gekneusde voet. Nog tijdens de uitzending werd ik gebeld dat ik dat hélemaal verkeerd had. Echt! Hoe is het mogelijk! Wat een stommiteit! Die man had geen gekneusde voet, maar een gebroken voet! Twee jaar later was ik in Congo, waar de dictator Mobutu was verdreven en de volgende dag werd gevreesd voor een bijltjesdag. Uiteindelijk kwamen er wel wat mensen om, maar het waren niet de duizenden waarvoor gevreesd werd. Dus zei ik in de uitzending dat er enkele tientallen mensen waren omgekomen. En zoals er over die gekneusde voet gevallen werd, heeft bij die doden in Congo niemand mij gevraagd: wat bedoel je met tientallen, zijn dat er twintig of zijn dat er negentig? Snap je?”
‘In Rwanda nam een man me mee naar een gebouwtje. Hij opende de deur en daar rolden een kleine honderd dode mensen naar buiten, nou ja, rolden... degenen die het hoogst opgestapeld lagen’
Ik begrijp het. Wat staat er het scherpst in je geheugen gegrift?
“Rwanda, in 1994. Die uitstroom daar van die miljoenen mensen, de Hutu’s. Ja, dat vond ik wel heel erg ja. Vooral toen we in een ziekenhuis waren geweest, waar een arts van tevoren vertelde dat hij al een paar doden op de afdeling had gehad en hij vroeg zich af wat daarmee aan de hand was. De volgende dag kwamen we terug en toen zei hij: Nou ik had gelijk, het was niet te vertrouwen, de mensen hebben cholera en er zijn veel meer doden vandaag. We zagen in die ziekenzaal allemaal doodzieke mensen en dode mensen en omdat we daardoor nogal ontdaan waren, liepen we naar buiten, de tuin in. Een soort conciërge kwam daar naar ons toe en die vroeg: U bent toch van de televisie? Ik heb iets interessants voor u. Hij nam ons mee naar een gebouwtje. Hij opende de deur en daar rolden gewoon een kleine honderd dode mensen naar buiten, nou ja, naar buiten.... degenen die het hoogst opgestapeld waren die…”
…die rolden naar beneden?
“Ja…”
Afschuwelijk, dat is zeker wel blijven hangen bij je?
“Ja, dat zal ik voor de rest van mijn leven niet meer vergeten. En wat ik ook niet zal vergeten is, wat ik toen tegen de cameraman heb gezegd: Zet het er maar op en maak ook nog een paar hele smerige close-ups van de dode mensen. Daar zat achter dat ik wist wie er op die dag in Hilversum de baas zouden zijn en ik dacht: die trappen op de rem, die flikkeren die beelden van dode mensen eruit en die gooien ze weg, die gaan ze niet uitzenden. Maar wat ik ermee ga doen, ik ga er nu hele smerige beelden achter zetten en dan bel ik ze en dan zeg ik: Kijk, die beelden had ik er ook nog in kunnen stoppen. Dat was dus een soort wisselgeld.”
Dan maak je de boodschap wel duidelijk op die manier.
“Ja, want ik vind dat dit het gevolg was van een oorlog, er was geen natuurramp en ik vind dat je bij natuurrampen terughoudender moet zijn dan bij oorlog. Oorlog is manmade misery en dan moet je laten zien wat het gevolg van manmade misery is. Wat, een stuk recenter, ook veel indruk op me gemaakt heeft, is de coronacrisis. De grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog voor Nederland. Het was fascinerend om te zien hoe de samenleving zich razendsnel aanpaste en in een overlevingsstand kwam te staan. Indrukwekkend was het ook om te zien hoe razendsnel er vaccins werden ontwikkeld. Dan denk ik: dit is wat de mens vermag. Daarnaast waren er de maatschappelijke protesten, die ik enerzijds vervelend vond, maar die anderzijds voor mij ook benadrukten dat naast de vele mensen die zich domweg lieten meeslepen er ook mensen aan meededen die als autonoom denkende wezens hun bedenkingen tegen de maatregelen hadden. Hoe triest en ellendig ook, journalistiek gezien was het voor mij als verslaggever een van de meest fascinerende, interessantste en drukste periodes uit mijn loopbaan.”
‘Komen er ineens twee mannen met pistolen op mij af die wilden dat ik in een auto stapte. Dat wilde ik niet. Meteen sloegen ze een gat in m’n hoofd en voelde ik het bloed langs mijn ogen stromen. Toen ben ik maar ingestapt’
Je bent ook een keer ontvoerd.
“O god, ja, in Belgrado in 1999. Het was kort voor de Kosovo-oorlog, ik liep daar uit een studiootje naar buiten en ineens komen er twee mannen op mij af met pistolen in de hand en die wilden dat ik een auto instapte. Dat wilde ik niet en meteen sloegen ze me een gat in m’n hoofd en voelde ik het bloed langs mijn ogen stromen. Toen ben ik maar ingestapt. We hebben een paar uur door Belgrado gereden en tot op de dag van vandaag weet ik niet waarom. Zo steeds met een pistool tegen je hoofd, dat is natuurlijk buitengewoon onaangenaam. Op een gegeven moment hebben ze me eruit gegooid en ze gooiden me ook m’n tas nog achterna. Dat deden ze toen ze eenmaal doorkregen dat ik een Nederlandse journalist was, want dat hadden ze uitgevogeld door op mijn telefoon te kijken en omdat ze mijn perskaart vonden tussen mijn papieren. Met mijn bebloede hoofd heb ik daarna een taxi naar ons hotel genomen, ik heb de minibar opengetrokken en ik heb, woep, in één teug een cognacje gedronken. Daarna heb ik even naar de redactie in Hilversum gebeld om te vertellen dat het goed afgelopen was.”
Je groeide op in een katholiek gezin bij je oma en moeder in Amsterdam-Noord. Wat staat je het meeste bij uit die tijd?
“Ik zat toen zes dagen in de week in de kerk en al dat bidden heeft me een hoop tijd gekost. Toen ik eenmaal zelf na kon denken, was het gauw voorbij, maar tot dat moment ging ik, bijna elke ochtend op weg naar school, een kwartiertje de kerk in om bij de mis te zijn. Dit stond los van de normale zondagsmis en had alles te maken met mijn overleden opa die nogal eens wilde vloeken en met mijn oma die zo katholiek was dat wij weleens zeiden dat als het celibaat niet bestond, zij met de paus zou trouwen. Zij was ervan overtuigd dat door dat vloeken opa’s kansen om in de hemel te komen nogal waren afgenomen. Voor een bepaald bedrag kon je dat door onze kerk recht laten zetten door de oudste en meest demente pater van onze kerk, die kon een mis opdragen in een recordtijd van een minuut of acht. Dat was dan ter meerdere eer en glorie en ter redding van m’n overleden opa. Het was mijn taak om die misjes na zijn dood frequent bij te wonen. Verder hadden we het vroeger thuis nogal eens moeilijk, het was niet één doorlopend feest, maar wat wel altijd het hoogtepunt was, was wanneer Ajax - het gouden Ajax van Cruijff - de Europa Cup speelde. Het werd weleens uitgezonden en dan keek ik daar met mijn moeder naar. Dat was heel fijn. Met mijn moeder nieuwe sigarenbandjes inplakken was ook een feestje voor mij. Dat waren hele prettige dingen.”
‘Mensen op de redactie discussieerden over de vraag of negers nou inderdaad seksueel actiever zijn dan blanken. En toen zei iemand: Moet je aan Gerri vragen, die weet dat wel’
Heb je binnen de burelen van de publieke omroep ooit grensoverschrijdend gedrag ervaren?
“Toen ik nog redacteur was, gingen verslaggevers een reportage maken over auto-inbraken. Daar heb je op zichzelf geen beelden van, dus dat moest geënsceneerd worden en toen werd aan mijn chef gevraagd of ik niet bij die enscenering een rol kon spelen. Dat lag niet heel erg voor de hand om dat te vragen, want ik was druk, dus de chef vroeg: Waarom dan? Hij kreeg als antwoord: Dan ziet het er realistischer uit. De chef zei tegen de verslaggever dat hij moest opsodemieteren en toen droop hij af. Verder, toen mijn zoon nog een peuter was, wilde ik hem meenemen naar het sinterklaasfeest van het journaal en ik zat een beetje te dubben of hij al oud genoeg was om naar dat feest te gaan. Een van de collega’s zei toen: Nee, natuurlijk moet jij naar het sinterklaasfeest gaan, dan kunnen ze een zwartepiet uitsparen. Mijn zoon is nu 23 jaar dus dat is wel twintig jaar geleden. En nog eerder discussieerden mensen op de redactie over de vraag of negers nou inderdaad seksueel actiever zijn dan blanken. En toen zei iemand: Moet je aan Gerri vragen, die weet dat wel.” Nou, dat zijn dan drie dingen.”
Dat is ook wel meer dan genoeg, niet?
“Zeker, en hoe dat nu is, weet ik eigenlijk niet. Ik heb er zelf in ieder geval geen last van. Er zijn ook veel meer mensen van kleur intussen bij de publieke omroep en bij de NOS. In het begin was ik een van de eerste gekleurde mensen. Dus ik denk dat het nu minder is, maar zeker weten doe ik het niet.”
Leeft je wasmachine nog? Je werkte toch geregeld aan je teksten terwijl je voor je wasmachine zat?
“Nee, hij heeft een half jaar geleden de geest gegeven, na meer dan 35 jaar trouwe dienst. En bij de nieuwe zit ik niet zo vaak, want deze doet minstens vier uur over het hele programma en dat duurt me te lang. Ik vind wasmachines gewoon een geweldige uitvinding.”
Wat zul je het meeste missen als je gestopt bent?
“Het vaak onderweg zijn. Dat heeft zeker te maken met een soort ingebakken rusteloosheid. Ik word heel vaak ingezet voor dingen die je niet kunt voorzien, vandaag is het een uitzondering dat ik gisteren al wist wat ik vandaag ging doen. Maar gisteren wist ik nog niet wat ik gisteren ging doen. Een hele aardige opsteker die ik heb gehad, zo aan het einde van mijn loopbaan, is dat ik ben gevraagd voor Rondje Binnenhof. Dat doe ik er eens in de veertien dagen bij en het is eigenlijk een van de leukste dingen die ik in mijn beroepsleven heb gedaan en nu nog steeds doe.”
Is dat dan ook afgelopen straks of probeer je toch nog een beetje door te gaan op tv op een of andere manier?
“Ja, dat weet ik niet. Misschien is er nog een constructie te bedenken om het Rondje Binnenhof door te laten gaan, als de NOS dat zou willen. Maar het is erg leuk om te doen, want het is een beetje vrijer, het is improvisatie en het gaat toch ergens over. Het wordt goed bekeken.”
Ik zie jou wel een talkshow presenteren.
“Nou ik niet, hahaha, ik kan wel dingetjes maken maar presenteren? Nee. En talkshows, daar heb ik een pesthekel aan.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Clemens Rikken