Voor de ingang van de Park Plaza, met uitzicht op de speeltuin, het springkussen en de minigolfbaan, stond een man te blowen. Op het terras om hem heen stoven kinderen rond op skeelers, steps, skelters en loopfietsen. Binnen in de Plaza, aan de andere kant van de draaideur, zat een polyester beer op een bankje. “BOLLO!!!!” gilden mijn kinderen perfect synchroon.
Bollo was de mascotte van Landal. Hij had een hoed op en droeg een soort padvinderstenue. Kinderen hingen om zijn nek of kropen bij hem op schoot. Ouders namen foto’s. Ook onze kinderen lieten zich die kans niet ontnemen. Zodra Bollo vrij was, werd hij bestormd. Hangend, zittend, liggend en met twee vingers boven het hoofd van de beer gingen ze met hem op de foto.
De Plaza deed me denken aan een tuincentrum. Met gigantische planten was geprobeerd de sfeer van een regenwoud na te bootsen. Ook de temperatuur was subtropisch. Zweet parelde op mijn voorhoofd. In het midden van de Plaza was een vijver aangelegd waarin koikarpers of andere vrolijk gekleurde bakbeesten rond zwommen. Simon, mijn zoon, stak ogenblikkelijk zijn hand in het water om er een te aaien. Of om – hij is 5 – er een te pakken. Dat leek mij niet de bedoeling. “Zie je die daar?” vroeg ik, wijzend op een steur van een dikke meter lang. “Dat is een haai.”
Hoewel we er nog een hele week de tijd voor hadden, moest de hele Plaza worden verkend. De ingang van het zwemparadijs, de Gameroom, de indoorspeeltuin en de Parkshop, een kleine supermarkt die tevens dienstdeed al souvenir- en speelgoedwinkel. “Mogen we een Bollo?” vroegen mijn kinderen, die ieder alvast een Bollo-knuffel van 15 euro uit de rekken hadden getrokken. “Zullen we eerst eens iets gaan eten?” zei ik.
Invasie
De rij voor de snackbar was lang. Omdat we niet hadden gereserveerd konden we bij Pizza Limone, de pizzeria van de Plaza, pas na zevenen terecht. Het was de maandag van de meivakantie. Aankomstdag. Het was druk. Amper twee uur eerder had er een invasie plaatsgevonden bij De Lommerbergen, een bungalowpark van Landal bij het Limburgse Reuver. Een invasie waar wij zelf ook deel van uit hadden gemaakt. Vanaf klokslag vier uur was het park volgestroomd met vers vakantiebloed. Grotendeels gezinnen met jonge kinderen, sommige aangevuld met opa’s en oma’s. Ze hadden op het immense park vol identieke huisjes allemaal het juiste huisje weten te vinden, ze hadden het allemaal volgestouwd met alle koffers, tassen en shoppers die ze bij zich hadden, ze hadden hun auto allemaal keurig op de grote parkeerplaats bij de ingang van het park geparkeerd, en nu hadden ze allemaal tegelijkertijd honger.
Maar dat was geen probleem. We wachtten wel een uurtje. We hadden vakantie. Juichend renden onze kinderen richting de indoorspeeltuin. Karin en ik vonden een tafeltje in het Grand Café. Terwijl ik op mijn bier wachtte zag ik mensen met goedgevulde papieren tassen van de snackbar richting hun bungalow gaan. Op het podium werden de restanten opgeruimd van de Grote Puk en Pelle Welkomst Show, die we kennelijk net hadden gemist. Vanavond stond er een silent disco op het programma, las ik in mijn Landal-app.
Aan het tafeltje naast ons zat een vrouw met drie kinderen. De oudste scrolde verveeld door een smartphone. De andere twee aten in een mum van tijd de familiezak paprikachips leeg die op tafel lag. In drie slokken dronk de vrouw een fles Desperados leeg. Uit haar kontzak haalde ze een telefoon tevoorschijn.
“Kom je nog of niet?”
(...)
“Hoezo? Wat ben je allemaal aan het doen dan?”
(...)
“Dat meen je niet, hè?”
(...)
“Maar je komt nog wel, toch?”
(...)
“Dit meen je niet. En je weet dat ik hier zit, met die kinderen. En jij ondertussen lekker...”
(...)
“Dat kan me verdomme geen reet schelen! Dit is gewoon weer zó’n egoïstische naaistreek van je.”
(...)
“Tuurlijk, jongen. Nou geniet er maar lekker van. Weet je wat jij kan doen, je kan lekker de tering krijgen.”
“Mam,” zei een van haar kinderen terwijl ze woedend haar telefoon weer opborg. “Zijn er nog chips?”
Waar bleef mijn bier toch? Aan bedienend personeel geen gebrek, maar de meesten van hen namen geen bestellingen op, zo was me al verteld. In plaats daarvan kon ik gebruikmaken van de QR-code op een houten blokje dat op tafel stond. “Gewoon scannen en bestellen, superhandig!” zei een Landal-meisje met een stralende glimlach. Ze had gelijk, met een paar handelingen was de bestelling geplaatst en afgerekend. Toen begon het wachten. Verderop zag ik een jongen in een Landal-overhemd met een dienblad met daarop een Fristi, een chocomel, een rosé, en een biertje tussen de tafeltjes door dwalen. Dat moest onze bestelling zijn. Aan elk tafeltje waar hij het probeerde te slijten werd driftig van nee geschud. De blik in zijn ogen werd steeds radelozer. Ik zwaaide. Hallo! Hier zitten we! Tevergeefs. Ik besloot ernaartoe te lopen.
Het systeem was écht superhandig, verzekerde hij ons toen de drank eindelijk op tafel stond. Maar mensen moesten niet met die houten blokjes aan de haal gaan, zei hij. Dan klopte er niets meer van.
“Proost,” zei ik tegen Karin.
“Proost,” zei ze.
“Goed gedaan,” zei ik, doelend op onze flitsverhuizing van die dag van Amsterdam naar Reuver.
“Jij ook,” zei ze. “Ik ga even bij de kinderen kijken.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Bekijk 'm in de nieuwste Panorama of check het via Blendle.
- Arjan van der Zwart, Landal, NL Beeld