De 32-jarige Leroy* laat de rechter en officier ruim een kwartier wachten. Hij is te laat, maar voelt kennelijk niet de behoefte zich daarvoor te verontschuldigen. Onderuitgezakt neemt hij plaats in het verdachtenbankje voor zijn advocate. Zijn petje gooit hij op tafel.
“Wie zijn die twee mensen?” vraagt hij, terwijl hij een blik over zijn schouder werpt naar de enige twee belangstellenden in de zaal.
“Dat zijn mensen van de pers,” antwoordt de rechter.
“Wat doen die hier?”
“Het is een openbare zitting, meneer.”
Leroy schudt zijn hoofd. Vergeleken met veel andere feiten op zijn goedgevulde strafblad is de tenlastelegging van vandaag klein bier. Volgens de officier van justitie zou hij zich schuldig hebben gemaakt aan het mishandelen van zijn moeder en zijn neefje. Vervolgens zou hij met de woorden ‘steek die speekseltest maar in je kankermoeder’ geweigerd hebben om mee te werken aan een speekseltest. Ook zijn zus was bij het incident aanwezig. Vanuit de woning van haar moeder stuurde zij een alarmerend WhatsAppbericht naar een vriendin, die daarna de politie belde. Toen die bij de woning arriveerde, troffen ze Leroy aan die volgens hen ‘erg recalcitrant’ was en vermoedelijk onder invloed van alcohol of drugs. In de woning was iemand overduidelijk flink tekeergegaan. Een tafel was kapotgeslagen, de wc-deur hing uit de sponning en er was met van alles en nog wat gegooid. Zijn moeder en neefje maakten een angstige indruk. De vrouw beweerde door haar zoon hard in haar onderarm te zijn geknepen. Iets dat het neefje bevestigde. Zelf was de 14-jarige jongen door zijn oom stevig in zijn nek gepakt. De sporen ervan waren nog zichtbaar.
“Even serieus,” onderbreekt Leroy het verhaal van de officier.
“Waar gaat dit over?”
“Laat u de officier alstublieft uitpraten, meneer,” maant de rechter hem tot stilte.
“Gaat u nou zeggen dat ik mijn moeder heb mishandeld door haar in haar arm te knijpen? Serieus?!?” negeert Leroy hem.
“Alstublieft meneer, u mag straks uitgebreid reageren,” belooft de rechter. “Nu is het woord aan de off...”
“BEN JE NIET GOED BIJ JE HOOFD OF ZO?!?” roept Leroy uit. Daar valt de rechter even stil van.
“Heeft u het tegen mij?” vraagt hij enigszins verbouwereerd.
“WAS U ERBIJ OF WAS IK ERBIJ?” tiert Leroy nog even door.
“WAT LOOP JE NOU TE OUWEHOEREN!?!”
“Luister meneer, ik ga u nog één keer waarschuwen,” zegt de rechter. “U gaat zich nu gedragen en u gaat de officier niet meer onderbreken, anders haal ik de parketpolitie erbij, is dat duidelijk?”
Met een diepe zucht zakt Leroy weer onderuit. De officier herneemt het woord, maar ze is nog geen twee zinnen verder of de verdachte draait zich om en begint op allesbehalve gedempte toon tegen zijn advocate te praten.
“Oké meneer, ik laat nu de parketpolitie oproepen,” houdt de rechter woord.
“Wat?” reageert Leroy verontwaardigd. “Ik onderbreek haar toch niet? Ik overleg met mijn advocaat, of mag dat ook al niet? En ik zou trouwens wel een glaasje water lusten.”
‘Ik laat één scheetje en er zitten direct twee mensen van de pers in de zaal! Hoezo?’
Niet veel later nemen twee leden van de parketpolitie plaats in de zaal. Hun aanwezigheid helpt, maar tussen Leroy en de rechter komt het niet meer goed.
“Wat denk je zelf?” antwoordt Leroy bits wanneer de rechter in het kader van de persoonlijke omstandigheden informeert hoe het met hem gaat. “Met mij gaat het slecht. Ik ben jullie zat! Ik ben jullie spelletjes zat! Ik kan niets doen of ik heb de politie in mijn nek. Ik laat één scheetje en er zitten direct twee mensen van de pers in de zaal! Hoezo? Wanneer houdt dit op?”
De rechter acht het mishandelen van zijn moeder en neefje bewezen, net als zijn weigering mee te werken aan de speekseltest. Nog voordat hij aan de bijbehorende straf toekomt – een werkstraf van 70 uur – staat Leroy al halverwege het gangpad.
“Ik ga alvast hoger beroep aantekenen,” roept hij.
“Ik was nog niet uitgepraat,” zegt de rechter tegen Leroys rug.
“Nou en, man,” klinkt zijn stem vanuit de deuropening.
“Gewoon hoger beroep, stelletje grappenmakers.”
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacyredenen gefingeerd.
- Petra Urban