Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Micha Jacobs & Edwin Struis

Sportcolumn: 'Messen (en een kameel) in Krakau'

Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: voetbal kijken in Krakau.

Micha Jacobs & Edwin Struis

Edwin Struis

Het was een van de vele uitslagen die de afgelopen weken opstegen uit de krochten van voorrondes van voorrondes van de verschillende Europese toernooien. Normaal gesproken laat ik al die clubs waar we nog nooit van gehoord hebben links liggen, maar bij deze confrontatie schoot m’n wenkbrauw toch even omhoog. Qarabag FK-Lech Poznan 5-1. Was bij die laatste club niet net John van den Brom aangeschoven? Of beter aangeschoten, want dat ben je al snel na dit soort nederlagen. Deze week mag hij in de herkansing voor een plekje in de Conference League, waar hij de wedstrijd om de Poolse Super Cup al verloor en de eerste match in de Poolse Ekstraklasse ook al.

Dus eigenlijk heb ik nu al een beetje te doen met Van den Brom. Aardige vent, behept met humor en goede omgangsvormen, ze bestaan. Toen ik die uitslag vernam, moest ik terugdenken aan een andere landgenoot die ooit in Polen belandde. Robert Maaskant ging aan de slag bij Wisla Krakow. Prachtige stad, daar niet van, hoewel in supporterskringen de bijnaam City of Knives rouleerde. Bij het minste of geringste had je daar een mes tussen je ribben. Dat krijg je van twee rivaliserende ploegen (Wisla en Cracovia) op loopafstand van elkaar in één stad. Een paar dagen voor de beladen derby betrad ik nietsvermoedend het krap bemeten trainerskamertje van Maaskant. We keuvelden wat over triviale zaken tot er opeens een hels kabaal losbarstte. Hooligans hadden het clubgebouw bezet, niemand kon er in of uit. Ze hadden maar één eis: een indringend gesprek met spelers en trainer, anders zouden ze het pand niet vrijwillig verlaten.

In de slipstream van de rijzige gestalte van Maaskant, die verblikte noch verbloosde bij de aanblik van zo’n vijftig opgeschoten gasten, sloop ik mee naar de ruimte waar het gesprek plaatsvond. Koude rillingen gingen over m’n rug toen ik de simultane vertaling van de speech van de bendeleider aanhoorde. Ze wisten waar de spelers woonden, waar hun kinderen naar school gingen, waar hun vrouwen winkelden, kortom: ze zouden wat beleven als de derby tegen Cracovia niet gewonnen zou worden. Toen ik een foto wilde maken van het tafereel werd me met een simpel gebaar – een wijsvinger die van links naar rechts over de keel ging – te verstaan gegeven dat het wellicht niet het beste moment was voor een ongedwongen kiekje.

Lang nadat het tuig was afgedropen, gingen mijn knieën pas weer uit de knikstand. Ben jij weleens verzeild geraakt in supportersoproer thuis of in den vreemde?

Micha Jacobs

Geheel toevallig, en nietsvermoedend, was ik ook ooit in Krakau op de dag dat Cracovia-Wisla werd gespeeld. Niet alleen daarom werd het een dag om nooit te vergeten.

Eerder op de dag was ik met een paar vrienden in Auschwitz geweest, wat iedereen die de woorden nazi, boer, vaccinatie en Rutte in één zin durft te zeggen een keer moet hebben bezocht (en ieder ander ook in het kader van goede opvoeding). Op het station van Krakau – er ging inderdaad een trein naar het plaatsje Oswiecim – werden we aangesproken door Bogdan, een Pool met een Mercedes die ons voor een zacht prijsje wel op en neer wilde rijden naar de hel. Na afloop van ons bezoek stapten we weer bij hem in, met een knoop in de maag en met een gemoed dat zwaarder was dan een volgeladen vrachtwagen.

“Zo,” zei Bogdan na een kwartier stilte. “You want fucking girls?”

We keken elkaar aan en schoten in de lach, want het idee van naar de hoeren gaan na een bezoek aan een concentratiekamp was absurder dan onze fantasie toeliet. We bedankten hem vriendelijk voor het aanbod en vroegen hem om ons gewoon weer naar Krakau te rijden, maar na een half uur reden we toch een parkeerplaats op van iets wat verdacht veel op een snelwegbordeel leek. Waren we niet duidelijk geweest? Was dit nou zo’n toeristenfuik waar we voor gewaarschuwd waren (‘Stap nooit in bij een malafide taxichauffeur’)? Zouden we nu worden opgewacht door een paar Poolse hooligans die ons geld wilden en minimaal één van onze nieren?

“Wat doe je?” vroegen we aan Bogdan. “Kom even mee,” zei hij vriendelijk terwijl hij ons niet naar het afgeragde gebouwtje leidde, maar naar de naastgelegen wei. Daar stonden we opeens oog in oog met een kameel, op 40 kilometer van Auschwitz, in een stukje Polen dat het daglicht niet kon verdragen. De kameel heette Caesar en Bogdan liet hem aan iedereen zien die niet naar de hoeren wilde als hij Auschwitz had bezocht. Ik kan je vertellen: zo’n aanblik van een kameel doet meer dan de aanblik van een Poolse hoer. Weg was het zware gemoed, op naar het café.

Daar zagen we op grote beeldschermen, nietsvermoedend, hoe Cracovia-Wisla in een bloedeloze 1-1 eindigde. Letterlijk bloedeloos, want in het stadion waar meer politieagenten zaten dan supporters kreeg niemand de kans om een mes te trekken. Dat is wat er tegenwoordig nog over is van hooliganisme: boe roepen tegen spelers en trainers in de hoop dat ze harder voor je gaan rennen. Alsof dat ooit heeft gewerkt.

Sport
  • Pro Shots