Een doordeweekse dag in april dit jaar, op een stille plaats aan de Heilig Kruisstraat in het dik 2000 inwoners tellende plaatsje Grevenbicht. Daar, achter een idyllisch gelegen kerkje, is een kleine begraafplaats waar na een dertigtal meter lopen een vers gedolven graf ligt. De plek waar een dik half jaar eerder de 73-jarige Tiny Olfen ter aarde is besteld. Fleurige bloemen wiegen in het voorjaarsbriesje. De moeder van een zoon en oma van een tweetal kleinkinderen is een dramatische en evenzo gruwelijke dood gestorven; bruut van het leven beroofd door haar eigen man.
Daarvoor moeten we terug naar zondagavond 26 september vorig jaar, als Tiny en haar echtgenoot Wiel F. in de huiskamer van hun knusse woning aan de Lindenstraat in ‘Beeg’, zoals Grevenbicht in de volksmond genoemd wordt, televisie zitten te kijken. Er lijkt niks aan de hand, de sfeer is ontspannen. Wiel en Tiny kijken aandachtig naar het programma Wie van de Drie. Niets doet de vrouw des huizes vermoeden dat de dood op dat moment om de hoek loert. Maar er is één groot probleem: in het programma zitten drie kandidaten die beweren deurwaarder te zijn. En juist aan dát beroep heeft haar man Wiel een hekel. Reden: hij heeft torenhoge schulden, een groot geheim voor zijn vrouw. En dat hoopt F. ook zo te houden. Hij wil daarom het liefst wegzappen. Maar Tiny zou het zomaar overschakelen naar een andere zender raar vinden, totaal niet begrijpen. En misschien moeilijke vragen aan hem gaan stellen. De al geruime tijd gepensioneerde Grevenbichtenaar loopt daarom even naar de keuken om een bakje met nootjes te halen.
En waarschijnlijk ook om even tot bezinning te komen, de gedachte aan zijn geldproblemen naar de achtergrond te dringen. De grijzende Limburger rommelt wat in de keukenkastjes, gooit de zoute versnaperingen in een kommetje en wil dan weer terug naar de woonkamer van hun kleine huis. Om lekker wat te knabbelen, te kletsen en verder tv te kijken.
Wiel hoort dan echter zijn Tiny plots zeggen: “Als ze maar nooit bij ons aan de deur komen.” Vanaf dat moment gebeurt alles in een stroomversnelling. F. krijgt kortsluiting in zijn hoofd, loopt snel terug naar de huiskamer en benadert de in haar stoel tv-kijkende Tiny van achteren en wurgt haar, waarschijnlijk met een sjaal zal later uit politieonderzoek blijken. De bejaarde vrouw heeft geen schijn van kans, kan niet voor haar leven vechten. Ze stikt in haar vertrouwde fauteuil waarin ze altijd zo graag heeft gezeten. “Pas toen ik zag en hoorde dat ze niet meer ademde, besefte ik wat ik gedaan had,” zal Wiel F. later tijdens de verhoren door de recherche verklaren.
Met een stropdas
Na de brute wurgmoord op Tiny doet F. nog iets om kippenvel van te krijgen: hij pakt hun hondje Juul op en loopt ermee naar de naastgelegen berging. De pensionado denkt geen seconde na en hangt het weerloze keffertje op aan zijn eigen hals. Een manier van wurgen die alle perken te buiten gaat. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, maakt moordenaar Wiel binnen luttele minuten twee slachtoffers. Daarna denkt hij niet lang na en besluit het politiebureau te bezoeken. Om zichzelf aan te geven.
Hij vertelt daar tegen de verbouwereerde agenten wat hij zojuist voor een gruweldaden heeft gepleegd. De zeventiger verdwijnt niet veel later in de cel. In de recherchekamer bespreekt men de zaak natuurlijk en gaan alle alarmbellen af als men de naam van Wiel F. natrekt. Hij blijkt in het verleden namelijk nóg een moord te hebben gepleegd. Nota bene ook op zijn eigen vrouw.
F. is dus een recidivist van de bovenste plank. In 1997 kampt Wiel F. ook al met forse schulden, een bedrag van om en nabij 35.000 euro. Daar wil hij zo snel mogelijk vanaf en daarom neemt de man een drastisch besluit: de Limburger gaat een einde aan zijn leven maken. Het brein van Wiel is op hol geslagen, van alles speelt er door zijn verwarde hoofd. Naast hemzelf moet er volgens hem nóg iemand mee richting het hiernamaals. Al moet het met bruut geweld, dat maakt Wiel F. klaarblijkelijk niet uit. Omdat zijn toenmalige echtgenote Johanna Jacobs (46) uit Venray alle gevolgen van de schulden niet zou kunnen verdragen, besluit F. haar te wurgen met een stropdas. De wurgkiller slaat daarmee voor het eerst toe.
Zelf neemt hij een cocktail van alcohol en medicijnen, maar hij overleeft deze zelfmoordpoging doordat zijn werkgever hem op zijn werkplek mist en de ambulance in allerijl alarmeert. Wiel F. kan daardoor worden gered. De rechter veroordeelt hem uiteindelijk tot acht jaar cel. Volgens deskundigen heeft hij een persoonlijkheidsstoornis, maar een opgelegde behandeling in een kliniek blijft uit. F. hoeft alleen maar enkele jaren achter de tralies.
En juist daar, in de bajes, ontmoet hij zijn nieuwe en tweede grote liefde: Tiny Olfen, die overigens niet gedetineerd zit. Het stel is dolgelukkig met elkaar en dat wordt bezegeld met een huwelijk in 2012. Maar negen jaar later gaat het dus, vrijwel van uit het niets, helemaal mis.
Koud en emotieloos
Op maandag 4 april dit jaar moet Wiel F., klein van postuur, bril en gekleed in een gestreepte sweater, zich voor de rechtbank in Maastricht verantwoorden voor zijn daden. De wurgkiller oogt in eerste instantie emotieloos. En zo praat hij ook tegen de drie rechters. Waarom hij hun hondje Juul na het wurgen van zijn vrouw Tiny in de berging heeft opgehangen? wordt F. door een van de magistraten voorgelegd. Er volgt een koud en heel zakelijk antwoord: “Geen idee. Daar was best een adresje voor te vinden geweest.” Mensen op de publieke tribune schudden van afschuw het hoofd.
Later tijdens het proces ontdooit hij echter een beetje en geeft de moordenaar alsnog enig inzicht in zijn manier van denken en doen. Bijvoorbeeld over het waarom hij voor de tweede keer zijn eigen vrouw van het leven heeft beroofd. Omdat hij en Tiny op te grote voet hebben geleefd. Alles heeft Wiel F. voor haar gekocht om zijn tweede eega tevreden te houden. Ook al wist hij dat dat financieel niet kon, dat de broekriem juist aangetrokken moest worden.
Jarenlang voert hij een soort toneelstukje op en doet hij het bij Tiny voorkomen alsof het echtpaar zich alles kan permitteren. In werkelijkheid moet de zeventiger het ene gat vullen met het andere. Als hij bijvoorbeeld van Tiny gehakt moet halen bij de slager, waar het eigenlijk te duur is, haalt F. het bij de plaatselijke supermarkt, maar verpakt hij het vlees voor thuiskomst in een door hem zorgvuldig bewaard zakje van de slager.
Met dat soort dingen kan Wiel F. maar moeilijk omgaan, zo geeft hij uiteindelijk ruiterlijk toe tegenover de Maastrichtse rechters. Altijd maar bezig met zijn status en de buitenwereld, met zijn imago. Er gaat echter iets mis in zijn hoofd als zijn status in duigen dreigt te gaan vallen. Wiel F. overtreedt dan alle grenzen om zichzelf een soort rust in zijn hoofd te geven.
VOLGENS DESKUNDIGEN HEEFT WIEL F. EEN PERSOONLIJKHEIDS- STOORNIS, MAAR EEN OPGELEGDE BEHANDELING IN EEN KLINIEK BLIJFT NA ZIJN EERSTE MOORD UIT
Een grote leugenaar
Een nichtje van de gewurgde Tiny is woest als zij tijdens de rechtszaak het woord krijgt. In haar slachtofferverklaring heeft ze geen goed woord over voor het brute en mensonterende handelen van Wiel F.
“Mijn tante gaf hem een tweede kans. Voor die liefde en goedheid heeft ze nu de hoogste prijs moeten betalen. Wiel is een grote leugenaar,” briest de vrouw. Wiel F. luistert naar de harde en zeer confronterende woorden met zijn handen voor zijn neus gevouwen. Alsof hij aan het bidden is. Hij zegt geen woord, staart stilletjes voor zich uit. Vluchten kan niet meer, leden van de parketpolitie houden hem in de zittingzaal sowieso nauwlettend in de gaten. Ook een door deskundigen gemaakt psychologisch en psychiatrisch rapport komt nog aan bod in de rechtszaal. Daaruit blijkt dat F. tijdens het plegen van de moord op Tiny Olfen verminderd toerekeningsvatbaar is geweest. Hij kampt met een gemengde persoonlijkheidsstoornis, heeft narcistische trekken en komt moeilijk bij zijn emoties. Naar de buitenwereld houdt de wurgkiller echter een façade op. “Uit ijdelheid,” zo concludeert de dader zelf.
De officier van justitie eist na een urenlange zitting uiteindelijk veertien jaar cel en tbs met dwangverpleging. De aanklaagster merkt tijdens het uitspreken van haar requisitoir echter wel op dat zij zich afvraagt of een behandeling in een kliniek nog zin heeft.
“Hoe reëel is dat bij een 74-jarige?” F.’s raadsman vraagt de rechtbank dan om zijn cliënt alleen maar een verplichte psychiatrische behandeling op te leggen.
Wiel F. gaat tijdens zijn laatste woord diep door het stof. Hij wendt zich tot zijn zoon en de familie van de door hem gewurgde Tiny en verontschuldigt bij hen zich voor zijn gruweldaad. Dan mompelt de Limburger nog: “Welke uitspraak ook zal volgen, het is mijn straf.” Niet veel later schuifelt F. door een zijdeur naar de kelder van de rechtbank en neemt plaats in zijn cel, waarna hij met een busje van de Dienst Justitiële Inrichtingen weer wordt teruggebracht naar de gevangenis.
WIEL F. TIJDENS ZIJN VERHOOR: ‘PAS TOEN IK ZAG EN HOORDE DAT ZE NIET MEER ADEMDE, BESEFTE IK WAT IK GEDAAN HAD’
Gesprek van de dag
Hier kan hij dan zijn tweede doodzonde overdenken tussen vier muren. Een kleine twee weken na de inhoudelijke behandeling legt de rechter hem precies dezelfde straf op die het OM eerder tegen hem heeft geëist: veertien jaar cel en tbs. De wurgkiller is hierdoor de komende jaren van de straat af.
Teruggaan naar zijn geliefde, rustieke Grevenbicht, aan de boorden van de Maas, zit er voorlopig niet meer in. Zijn huisje waar hij met Tiny jarenlang heeft gewoond, staat inmiddels leeg.
Niets verraadt meer wat zich op die plek voor drama heeft afgespeeld. In de buurt is de moord echter, ook dik zes maanden na dato, nog steeds het gesprek van de dag. Drie omwonenden staan vlak bij het ‘moordhuis’ te praten. Ze schudden meewarig met hun hoofd. “Het is toch te ongelofelijk voor woorden, hè?” vraagt een van de drie mannen zich hardop af.
“Zo zie je Tiny hier nog lopen en zo is ze er al maandenlang niet meer.” Zijn twee toehoorders zuchten en knikken instemmend.
Een dikke 500 meter verderop heeft Tiny haar laatste rustplaats gevonden. Ze is weer ‘terug’ bij haar eerste grote liefde, met wie ze ooit lief en leed heeft gedeeld:
Jan Singels. Hun graven liggen naast elkaar op het kerkhof van de Nederlandse Hervormde Kerk. Een eekhoorntje kijkt vanaf een afstandje toe, hupt van tak naar tak.
Overigens is de moordzaak van ‘Wiel de wurger’ nog niet helemaal rond. Ondanks dat hij tijdens de inhoudelijke behandeling nog liet blijken dat hij elke straf die hij zou krijgen, zou accepteren, heeft F. samen met zijn Maastrichtse advocaat Chris Ingelse toch besloten in beroep te gaan bij het gerechtshof in Den Bosch. Wordt vervolgd dus.
Wanneer ben je een seriemoordenaar?
Advocate Esther Vroegh uit Den Bosch heeft in haar praktijk met onder andere de gifmoorden in het Brabantse Halsteren, een zaak die op dit moment nog onder de rechter is, en de zogenoemde snelkookpanmoord, te maken gehad met moordzaken waarin gesproken zou kunnen worden van een seriemoordenaar. Maar wanneer is iemand dat eigenlijk?
Vroegh: “Het onderscheid tussen een ‘gewone’ moordenaar en een seriemoordenaar bestaat, zoals het woord al aangeeft, uit het feit dat de dader een reeks van moorden op zijn of haar geweten heeft. Vaak ingegeven door een ziekelijke stoornis of voorliefde voor bepaalde slachtoffers, maar ook om te verbergen dat hij of zij een misdrijf heeft begaan, zoals verkrachting of mishandeling. Ruim 90 procent van de seriemoordenaars is man, hoewel vrouwen aan een inhaalslag bezig zijn. De modus operandi bij vrouwen is meestal vergiftiging. Iemand wordt niet zomaar ineens een seriemoordenaar. Vaak heeft een seriemoordenaar als kind al antisociaal gedrag vertoond. Uit onderzoek is gebleken dat een moordenaar in zijn jeugd vaak te maken heeft gehad met kindermishandeling, neurologische stoornissen en/of psychiatrische ziekten.”
De advocate zegt verder:
“Nagenoeg altijd vertonen de moorden en de aanloop daartoe een specifiek ritueel, een handelswijze die de moordenaar bijna dwangmatig naleeft. In onze strafpraktijk worden verdachten soms ook ten onrechte als seriemoordenaar aangemerkt. Bekend voorbeeld is verpleegkundige Lucia de B., die uiteindelijk op alle fronten is vrijgesproken voor de moord op haar patiënten.
Zo’n zaak doet het ook altijd ‘goed’ in de beeldvorming. Mijn cliënte Yvon K. wordt door diverse media betiteld als seriemoordenares die met gif diverse mannen en vrouwen zou hebben vergiftigd.
Weinig aandacht is er vervolgens voor de vaststelling - door opgraving van de lichamen - dat deze mensen op natuurlijke wijze zijn overleden.”
- Petra Urban, Bjorn Thimister, De Limburger e.a.