Op het Zuid-Hollandse strand leven kwallen, krabbetjes, meeuwen, strandlopers, torren, kevers, zandvlooien, pieren en een dakloze Zweed. Maar nu even niet. Door twee leden van de parketpolitie wordt de man de rechtszaal binnengeleid. Hij maakt inderdaad een aangespoelde indruk. Met een verwilderde blik in zijn ogen neemt hij de zaal in zich op. Zijn vettige zwarte haren zijn samengebonden in een slordig paardenstaartje. Een paar vergeten slierten plakken aan zijn voorhoofd. Hij draagt een trainingsjasje, een niet-matchende trainingsbroek en gympen die duidelijk een paar maten te klein zijn. Als sloffen bungelen ze aan zijn voeten.
“Spreekt u Engels?” vraagt de rechter, bij gebrek aan een Zweedse tolk. Het is een vraag die eenvoudig met ja of nee te beantwoorden valt, maar in de woordenbrij die volgt valt geen van die beide woorden te herkennen. Goed beschouwd valt er geen enkel woord in te herkennen. Geen Nederlands, geen Zweeds en geen Engels. Ook bij de rechter moet de vergelijking met de Zweedse kok uit The Muppet Show zich opdringen. Vol verbazing trekt hij zijn wenkbrauwen op.
“Spreekt u Engels?” vraagt hij nogmaals.
Opnieuw volgt een onverstaanbaar antwoord waar geen einde aan komt.
“Ik begrijp hier geen moer van,” onderbreekt de rechter hem.
Maar de Engelse tolk geeft het nog niet op. Op fluistertoon probeert ze de verwarde Zweed te kalmeren, en spoort ze hem aan om duidelijker en vooral rustiger te spreken. Dan richt ze zich tot de rechter.
“Ja, hij spreekt Engels,” zegt ze.
“Zeker weten?” vraagt de rechter wantrouwend.
Opnieuw gefluister.
“Zeker weten,” zegt de tolk. Ook de Zweed knikt instemmend.
‘Stelen uit een strandpaviljoen, dat noemt u liefdadigheid?’ vraagt de rechter
Wat volgt is een moeizaam en voor de rechter zichtbaar frustrerend kruisverhoor. De Zweed heeft geen werk, geen uitkering en geen ID-bewijs. Gevraagd naar zijn verblijfplaats, antwoordt hij:
“The beach.”
“Op het strand? Waar leeft u van dan?” vraagt de rechter.
“Charity,” antwoordt de Zweed.
“Stelen uit een strandpaviljoen, dat noemt u liefdadigheid?” vraagt de rechter.
“No, no, no,” bromt de Zweed.
Op 19 augustus ontdekt een strandtenteigenaar bij het openen van zijn zaak dat hij vier flessen Bacardi mist. Hij weet zeker dat die er de vorige avond nog stonden. In de hoop dat de dader terugkomt, besluit hij in zijn strandpaviljoen te overnachten. Voor de zekerheid houdt hij een honkbalknuppel binnen handbereik. In de tweede nacht is het al prijs. Een donkere gestalte sluipt door het paviljoen richting drankvoorraad. De eigenaar twijfelt geen moment: hij grijpt de knuppel, rent eropaf en haalt uit.
Daarna belt hij de politie.
Behalve de diefstal wordt de Zweedse strandbewoner ook inbraak ten laste gelegd, maar zelfs de officier moet toegeven dat daarvan geen sprake was. Uit onderzoek is gebleken dat hij alleen maar onder een tentdoek door hoefde te kruipen om binnen te komen. Naar de onvoldoende onderbouwde schadevergoeding van ruim 2900 euro kan de strandtenteigenaar dus fluiten. Alleen de vier flessen Bacardi zal de Zweed moeten vergoeden. Een bedrag van 74 euro en 84 cent. Daarnaast legt de rechter hem een celstraf op van 21 dagen, die hij dus al grotendeels heeft uitgezeten. Morgen mag hij weer naar het strand.
- Petra Urban