Ik wil u er op wijzen dat er ook pers bij uw zaak aanwezig is,” zegt de rechter.
“Dat is goed. Dat is héél goed. Iedereen moet dit weten,” zegt Martin (57), die meteen een kwartslag draait en de tekenares aankijkt met een blik van: zit ik zo goed? Hij heeft opvallend veel weg van wijlen Fritz Korbach, compleet met leesbril. En ook verbaal doet hij niet onder voor de markante voetbaltrainer.
“Het is half acht ’s avonds, mevrouw,” steekt hij van wal zonder een vraag van de rechter af te wachten. “Ik zit gewoon thuis op het bankje Ajax te kijken. Pyjamaatje aan, m’n Spaanse slofjes aan. Niets aan de hand. Wordt er ineens op mijn voordeur gebeukt. Zodra ik opendoe, stapt de bovenbuurman bij me naar binnen, met z’n maatje 57, want dat weet u misschien niet, maar het is nogal een beer van een vent. Of het wat zachter kan?
Ik zit gewoon voetbal te kijken! En echt niet op standje oorverdovend, mevrouw. Echt niet. Nou is het wel zo dat die flatjes heel...”
“Ik ga u even onderbre...” probeert de rechter, maar tevergeefs.
“Nou is het wel zo dat die flatjes heel gehorig zijn,” gaat Martin onverstoord verder, “maar kom op, ik kan nog geen poepie laten of de deurbel gaat. Het zou eigenlijk andersom moeten zijn. Die man heeft twee kleine kinderen, mevrouw. Die lopen de hele dag te janken, te jengelen en met speelgoed te gooien. Dacht u soms dat ik dat niet hoorde? Ik zal het u nog sterker vertellen: links van me, rechts van me en onder me; iedereen heeft ineens kleine kinderen. Het lijkt wel afgesproken werk. Maar daar ga ik toch niet over lopen klagen?”
“Ik wil het nu echt hebben over dat zwaard waarmee u...” probeert de rechter opnieuw “Ik wou gewoon m’n wedstrijdje afkijken, mevrouw. Ik wou die man m’n huis uit hebben. Ik heb het hem zeker tien keer vriendelijk gevraagd, maar hij ging niet.
Wat moest ik dan? Een bakje thee voor hem zetten?
Moet u luisteren: ik ben profbokser geweest. Nederlands kampioen. Ik doe drie verschillende vechtsporten.
En geloof me, ik heb ze groter gehad. En wel vier man tegelijk ook. Als ik had gewild, dan had ik hem zo, boem, boem, boem, m’n huis uit geslagen.”
Ter illustratie staat Martin op van zijn stoel en trakteert het luchtledige op een linkse hoek, een uppercut en een rechtse directe.
“Gaat u alstublieft zitten, meneer, u moet nu echt even naar mij luis...”
“Maar dat moet ik niet doen. Dat weet ik. En ik heb thuis wat van die sierzwaarden, die verzamel ik, dus ik pak er zo’n ding bij en ik zeg: en nou opgekankerd! Maar ik heb geen stekende beweging gemaakt of zo. Helemaal niet. Ik heb er misschien een keer mee op de grond geslagen. In mijn eigen huis, hè, mevrouw. In mijn eigen huis!”
Voor het bedreigen van zijn buurman met een zwaard legt de rechter hem een celstraf op van 41 dagen, waarvan dertig voorwaardelijk. Omdat Martin al elf dagen in voorarrest zat hoeft hij niet terug de bak in. Maar Martin is het er niet mee eens.
“Zie je nou wel. Had ik hem dus toch een paar tikkies moeten geven. Dát had ik moeten doen. Maar dan had hij het niet overleefd, mevrouw, dat kan ik u wel vertellen.”
- Petra Urban