Het is al na middernacht wanneer agenten een auto met daarin twee mannen overdwars en midden op de weg zien staan. Een van de agenten tikt op het raam. Als de bestuurder het raam laat zakken, komt hen direct een stevige en onmiskenbare alcoholwalm tegemoet. Motor uitzetten en blazen is het bevel, maar als de agent zich omdraait om het ademanalyse-apparaat uit zijn dienstauto de pakken, geeft de bestuurder juist gas. “Klopt het dat u gedronken had?” vraagt de rechter.
“Geen druppel,” zegt Simon* (39), die sinds die nacht al bijna twee weken in voorarrest zit. Een setje schone kleren heeft hij in de tussentijd blijkbaar niet kunnen bemachtigen. De zelfstandig sloper draagt nog altijd een besmeurde werkmansbroek en een groezelig T-shirt.
“En waarom stond u overdwars op een doorgaande weg?” wil de rechter weten. Een moment kijkt Simon hem zwijgend aan. Zijn rechterhand gaat door zijn warrige haar, dat niet de indruk wekt onlangs nog met shampoo in aanraking te zijn geweest.
“Ik stond voor mijn eigen garagedeur, meneer de rechter,” zegt hij daarna met de nodige irritatie in zijn stem. “Te wachten tot die open was zodat ik erin kon rijden.”
“En waarom zette u de motor niet uit toen de agent dat vroeg?”
Simon zucht.
“Omdat ik overdwars op een doorgaande weg stond, meneer, dat leek me niet zo’n handige plek om de motor uit te zetten,” zegt hij.
Busje pepperspray
Toen Simon zijn garage annex werkplaats binnenreed, uit de auto stapte en toekeek hoe achter hem de automatische garagedeur het op een zakken zette, liep het uit de hand. Onder de deur door probeerde een agent het pand binnen te komen en daar was Simon niet van gediend. Het was zijn privéterrein, tierde hij tussen de vele krachttermen en andere scheldwoorden door. Op het moment dat hij handtastelijk werd, en de tweede agent dreigend een busje pepperspray voor zijn neus hield, brulde hij: “Schiet me maar neer ja, voordat ik jullie neerschiet!”
Met de nodige moeite kregen de agenten hem uiteindelijk in de handboeien, in de auto, en in de politiecel, maar al die tijd foeterde Simon onvermoeibaar door. De rechter spreekt van een eindeloze reeks verwensingen en doodsbedreigingen.
Ook de hulpofficier van justitie, die hem in zijn cel nog een tweede keer vroeg om mee te werken aan een ademanalyse, kreeg de volle laag van hem.
“Als u nou niets gedronken had,” vraagt de rechter, “waarom werkte u dan niet gewoon mee?”
“Omdat ik kwaad was,” zegt Simon. “Woedend.”
Zelf wil hij er niet veel over zeggen, maar zijn woedeuitbarsting houdt verband met een oude vete tussen hem en de betreffende wijkagent. Voor het mishandelen van dezelfde diender zat hij in het verleden al eens een celstraf uit van een jaar, en nog steeds trekt Simon, elke keer als de naam van de agent valt, een gezicht alsof hij poep ruikt. De kans dat het ooit nog goed komt tussen de twee lijkt nul.
Het beledigen en bedreigen van de agent, plus het niet meewerken aan een ademanalyse, komt hem dit keer op een celstraf van twee weken te staan. Daarnaast krijgt de sloper een boete van 500 euro en een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden.
Plus een advies van de rechter: “Doe volgende keer gewoon normaal.”
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacy-redenen gefingeerd.
- Petra Urban