Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

De Beul van Ommen

Herbertus Bikker was tijdens de Tweede Wereldoorlog kampbewaarder in het Drentse strafkamp Erika, dat verscholen lag in de bossen van Ommen.

De Beul van Ommen

Zijn sadistische behandeling van gevangenen leverde hem de bijnaam ‘de Beul van Ommen’ op. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot levenslang, maar hij wist te ontsnappen en tot zijn dood in 2008 uit handen van justitie te blijven. Maar deze oorlogsmisdadiger had zijn straf nooit mogen ontlopen.

Daar is hij dan eindelijk, de verschrikkelijke kampbeul uit Erika, de ‘Beul van Ommen’, die bij zoveel overlevenden in het geheugen stond gegrift. Het KRO-programma Reporter vindt Herbertus Bikker in 1993 in het Duitse plaatsje Hagen, een goed uur rijden vanaf de Nederlandse grens. Bikker loopt daar met een boodschappentas over straat, in de richting van zijn huis. Het is een oude man geworden, de rug wat gekromd door de tijd. De verslaggevers spreken hem aan en Bikker reageert furieus. Hij blaft de reporters af. Die laten het er niet bij zitten en achtervolgen hem tot in zijn garage. Bikker voelt zich betrapt, geeft nog snel toe dat hij Nederlands spreekt, stapt in zijn auto en rijdt de straat uit.

Bikker groeit op in de Alblasserwaard, waar zijn ouders een kleine boerderij hebben. Zijn moeder overlijdt als hij 6 jaar is. Zijn vader is een strenge man, die hem als knecht gebruikt op de boerderij. Dat is ook de reden dat Bikker alleen de lagere school afrondt. Albert Eikenaar, een Nederlandse journalist die een tijd voor het Duitse weekblad Stern werkte, herinnert zich Bikker vooral als ‘een heel simpele’ man. “In de rare tijd voor de oorlog werd Bikker meegesleept door foute figuren. Zo kwam hij bij de NSB,” vertelt hij in 2001 aan dagblad Trouw

Het NSB-lidmaatschap is echter niet genoeg, Bikker wil graag meevechten aan het front. In juni 1941 begint Operatie Barbarossa, een grootschalige aanval van nazi-Duitsland op de Sovjet-Unie. Bikker meldt zich aan bij de Waffen-SS om te gaan vechten aan het Oostfront. Hij vecht als SS-Sturmmann op Russische grond, maar raakt daar dusdanig gewond dat hij wordt afgekeurd voor verdere militaire dienst. 

Knuppels en zwepen

Gedesillusioneerd keert Bikker in 1942 terug naar Nederland om te gaan werken in strafkamp Erika. Hij behoudt zijn lidmaatschap van de SS en wordt in het kamp onderdeel van de Kontrollkommando, een groep werklozen die binnen het kamp optreden als kampbewakers. Ze deinzen er niet voor terug om grof geweld te gebruiken tegen de gevangenen; met knuppels of zwepen slaan is doodgewoon. De leefomstandigheden zijn zo schrijnend dat veel gevangenen door uitputting in omringende ziekenhuizen belanden. 

Bikker werkt bij dat onderdeel tot hij in 1943 genezen wordt verklaard. Hij wordt dan lid van de Ordnungspolizei, een politiemacht die politietaken uitvoert in nazi-Duitsland en de bezette gebieden. In die functie heeft Bikker ook toestemming om een wapen te dragen. Hij werkt een tijd als politieman in Tiel, Nijmegen en Maastricht. 

In 1944 komt Erika onder supervisie te staan van die Ordnungspolizei, waardoor Bikker terug kan keren naar het kamp, dat op dat moment geen ‘gewoon’ gevangenenkamp meer is, maar een strafkamp. In Erika verblijven dan vooral weigeraars van de Duitse Arbeitseinsatz, verzetsmensen, bedelaars en werklozen. De leefomstandigheden zijn wel iets verbeterd, maar de mishandelingen binnen het kamp blijven voortduren. Bikker voert als lid van de Ordnungspolizei samen met de Kontrollkommando, die nu onder zijn bevel werkt, een waar schrikbewind in het kamp. Hun invloed reikt zelfs tot buiten de muren van het kamp, want in de wijde omgeving van Ommen voeren ze razzia’s uit. Ook Bikker maakt zich schuldig aan razzia’s, waarbij werkontduikers of verzetsmensen worden opgespoord en opgepakt. Het Twentse dagblad Tubantia omschrijft hem later, in 1949, als ‘een ijverige onderduikersjager, die het als normaal beschouwde om zijn slachtoffers te mishandelen, waarbij hij vaak van wapens gebruikmaakte’.