*Op de foto: Godfrieda heeft net te horen gekregen dat ze in hechtenis blijft op verdenking van meervoudige moord.
3 februari 1958. De 24-jarige Oost-Vlaamse boerendochter Cecile Bombeke staat met één koffertje voor de ingang van het klooster van de Heilige Apostolinnen van Sint-Jozef in Wetteren. Haar drie jaar oudere zus Julia, weggeteerd door botkanker, heeft haar op haar sterfbed de kloosternaam Godfrieda gegeven. Dat betekent ‘levend onder goddelijke bescherming’.
De kersverse non gaat aan de slag als vroedvrouw. Een van de eerste Wetterse kinderen die ze op de wereld zet, is Peter De Winter. Het is meteen een problematische bevalling. De baby ligt in stuit. Godfrieda blijft koelbloedig en redt zijn leven. Het is het begin van een levenslange vriendschap met Peters moeder Elza. Geregeld gaat die met haar kinderen op bezoek bij de non in het klooster. “Ik keek enorm naar Godfrieda op,” blikt Peter De Winter anno 2024 terug. “Tenslotte had ze mijn leven gered. Maar ze was ook een warme, hulpvaardige vrouw.”
Ook moeder-overste Pauline is bijzonder blij met haar nieuwe aanwinst. Ze zet haar aan het werk als verpleegkundige in het nabijgelegen bejaardentehuis. Dat is in handen van het OCMW – het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn – maar is opgericht en wordt nog steeds uitgebaat door het klooster. Godfrieda komt er terecht op de geriatrische afdeling, ook wel ‘de Chronische’ genoemd. Daar leven de meest zieke en hulpbehoevende bewoners van het rusthuis. Het is er hard werken. Veel van de bejaarden kunnen nauwelijks nog bewegen. Ze lijden soms helse pijnen. Euthanasie staat nog niet in de Belgische wet, palliatieve zorg is onbekend.
Hoofdpijnaanvallen
Godfrieda – plichtsbewust en godsvruchtig – moppert niet. Ze zorgt naar best vermogen voor ‘haar’ mensen op de Chronische. Moeder-overste is uiterst tevreden en benoemt Godfrieda in 1967 – ze is dan 34 – tot hoofdverpleegkundige van de afdeling. In die hoedanigheid stuurt ze voortaan een klein team van bejaardenhelpsters aan. Ze is de enige non op de Chronische: alle andere personeelsleden zijn leken.
In 1970 krijgt Godfrieda te kampen met aanvallen van hevige hoofdpijn. De plaatselijke dokters vinden de oorzaak niet. Ze schrijven haar dan maar pijnstillers voor. Godfrieda heeft er steeds meer nodig om te kunnen blijven werken. De situatie wordt stilaan onhoudbaar, maar moeder-overste wil een van haar beste krachten niet kwijt, en dringt erop aan dat ze als hoofdverpleegster actief blijft. Braaf en timide als ze is, durft Godfrieda niet te weigeren. Ze werkt dus door.
Volgens familieleden zat de non in die periode vaak met haar hoofd in de handen te jammeren. “Het was aandoenlijk. Hoe vaak hebben we haar niet gezegd dat het niet meer menselijk was?”
Godfrieda belandt uiteindelijk bij de Gentse neuroloog Jules Govaert. Op 21 februari 1974 gaat de non onder het mes. Govaert deelt haar daarna mee dat hij een kwaadaardige hersentumor heeft verwijderd. Een stevige deuk in haar schedeldak zal haar de rest van haar leven aan die ingreep herinneren.
Seksuele avances
Maar de hoofdpijn verdwijnt niet. Govaert schrijft haar het morfinederivaat Dolantine Special voor: een zeer verslavend en zwaar verdovend medicijn dat ze slechts beperkt mag nemen. Godfrieda keert terug naar de Chronische. Ze kan amper functioneren. Ze heeft meer Dolantine nodig. Ze steelt medicijnen, vervalst voorschriften en laat de hoogbejaarde dokter van het rusthuis zelfs blanco briefjes leveren.
De hersenoperatie lijkt de non ingrijpend veranderd te hebben. Ze begint te drinken, gaat samen met haar medezuster Mathieu – met wie ze samenhokt op de bovenste verdieping van het rusthuis – naar restaurants, cafés en seksshops (in het net over de grens gelegen Nederlandse Sluis), koopt uitdagende kledij en maakt seksuele avances tegenover haar vrouwelijk personeel. Met Mathieu heeft ze een lesbische relatie zullen verschillende getuigen later beweren.
De hersenoperatie lijkt de non ingrijpend veranderd te hebben. Ze begint te drinken en gaat met haar medezuster Mathieu naar restaurants, cafés en seksshops
Godfrieda behandelt haar patiënten steeds ruwer. Sommige personeelsleden van de Chronische vermoeden dat ze dat met opzet doet: als haar patiënten klagen over pijn, kan ze de dokter extra pijnstillers laten voorschrijven. Pijnstillers die ze dan voor zichzelf gebruikt, fluisteren ze.
‘Zotte wijven’
Tot drie keer toe betrapt het personeel Godfrieda terwijl ze hard op de borstkas van een bejaarde drukt en hem of haar water laat drinken. Zo kunnen de luchtwegen vollopen met water, met de verdrinkingsdood tot gevolg.
Er verdwijnen juwelen, waardepapieren, cash geld. Als een man overlijdt, vraagt zijn dochter waar de eigendomsbewijzen van banktegoeden in het nachtkastje naartoe zijn. “Uw broer heeft die mee,” zegt Godfrieda. Als de zoon van de overledene enkele uren later dezelfde vraag stelt, luidt het antwoord: “Uw zus is daarmee weg.” Broer en zus zullen jarenlang niet meer met elkaar spreken.
Op 29 juli 1977 klaagt de 81-jarige Leon Matthys na het ontbijt over zijn spijsvertering. Hij krijgt een spuitje van Godfrieda. Hij sterft ’s middags.
Het personeel kan het hoge aantal doden niet langer negeren. In 1977 zijn er al 21 mensen op de Chronische gestorven. Het jaarlijkse gemiddelde op de afdeling is dertien.
Enkele bejaardenhelpsters trekken bij OCMW-voorzitter Romain Verschooris aan de bel. Hij wijst ze een voor een de deur. Ze krijgen te horen dat ze ‘zotte wijven’ zijn die een ‘complot tegenover zuster Godfrieda smeden’. Kort daarna, op 14 augustus 1977, sterft de 79-jarige Irma De Backer. Ze heeft al enkele nachten slecht geslapen. ’s Middags geeft Godfrieda haar een injectie. ’s Avonds is de bejaarde vrouw dood.
Ontwenningskliniek
Personeelsleden Anna Van den Bogaerd, Wivine Lison en Lucienne Rasschaert nemen het heft in eigen hand om bewijs tegen Godfrieda te verzamelen en breken haar kamer open. Ze vinden een doos vol medicijnen. Ze brengen die naar Verschooris. Als Godfrieda dat ontdekt, slaat ze haar kamer kort en klein. Zelfs voor Verschooris is het nu duidelijk: de situatie is onhoudbaar. Hij stuurt de non naar een ontwenningskliniek. Het trio bejaardenhelpsters krijgt te horen dat ze moeten zwijgen over de zaak. Niemand is gediend bij een schandaal, en wat gebeurd is, valt toch niet meer terug te draaien.
De rust keert terug in Wetteren. Tot een halfjaar later het personeel een kerstkaartje krijgt: ‘Tot binnenkort’. Ondertekend door Godfrieda. Ze is vast van plan haar vroegere functie weer op te nemen.
Bij haar terugkeer blijkt dat Godfrieda helemaal niet afgekickt is: zuster Mathieu is haar tijdens bezoekjes blijven bevoorraden met pillen.
Ten einde raad trekken Van den Bogaerd en haar twee collega’s naar de jonge huisarts Jean-Paul De Corte. Hij heeft de reputatie voor niets of niemand zijn mond te houden. Ze vertellen hem over de moorden, de diefstallen en de verslaving van Godfrieda.
De Corte is duidelijk: als hun aantijgingen kloppen, zal hij hen steunen. Hij schakelt een ambtenaar in die de apotheken in de regio controleert. Die ontdekt onregelmatigheden. Op 10 februari 1978 wordt Godfrieda opgepakt, in eerste instantie op verdenking van valsheid in geschrifte. Maar al snel bekent ze drie moorden door insuline-injecties: op De Backer, Matthys en de 87-jarige Maria Vanderginst.
Nestbevuilers
Wetteren staat op zijn kop. Bij een inderhaast bijeengeroepen OCMW-raad roept de secretaris: “Welk uilskuiken heeft dat hier aan de grote klok gehangen?”
Buiten Wetteren zorgt het nieuws voor weinig ophef. De – voornamelijk katholieke – Vlaamse pers besteedt er amper aandacht aan. De drie klokkenluiders worden intussen bedreigd. Zij zijn nestbevuilers die de goede naam van de gemeente en het klooster bezoedeld hebben.
Godfrieda beweert dat ze geïnspireerd is geraakt door 'Dikke Frans', een Nederlandse verpleger die vijftien demente bejaarden ombracht met insuline
Het drietal voelt zich volledig in het nauw gedreven. Ze doen wat ze eerder al deden: aankloppen bij huisarts Jean-Paul De Corte. Die besluit een persconferentie te geven. Op 21 februari zitten ze met z’n vieren in het Wetterse Gildenhuis en doen het hele verhaal. Ze besluiten met: er zijn mogelijk meer dan drie doden gevallen. “Twintig,” denkt De Corte.
De huisarts komt enkele minuten voor acht ’s avonds thuis van de persconferentie. Hij krijgt vrijwel meteen telefoon. Een journalist die werkt voor het radiojournaal van de BRT, de toenmalige openbare omroep. “Klopt het dat u gezegd hebt dat er twintig doden zijn? Ja of nee? Snel, want we moeten nu naar het nieuws!”
Enkele minuten later start het radionieuws met ‘Twintig doden te Wetteren’.
Engel des doods
Terwijl de Vlaamse media de zaak na een paar dagen alweer laten rusten, strijkt de wereldpers neer in het kleine Wetteren: Britten, Zweden, Fransen, Italianen… Een non verkoopt foto’s van Godfrieda aan Duitse journalisten. Een Japanse fotograaf sluipt door de tuin van Godfrieda’s ouders.
Ook de Nederlandse pers smult van de zaak. De Telegraaf ruimt een volledige pagina in voor ‘Zuster Godfrieda, duivelin voor weerloze bejaarden’. De Brusselse correspondent van de krant, André Herter, start zijn artikel met: ‘Verleden week leefden de inwoners nog veilig verscholen tussen de Schelde en de E3 hun dorpse bestaan en nu blijkt plotseling een monster in mensengedaante tussen hen te hebben geleefd.’ Bij concurrent Algemeen Dagblad heeft Wim Hoffmann het over een ‘engel des doods’. Wetteren omschrijft hij als ‘een van die plaatsjes waaraan het Vlaamse land zo rijk is: knus, rommelig, foeilelijk.’
Alleen maar kalmeren
Intussen probeert onderzoeksrechter Leo Tas helderheid in de zaak te scheppen. Maar hij wordt daarbij niet meteen geholpen door procureur des Konings Guido De Saeger en zijn substituut Antoon Cordemans. Beiden zijn zeer katholiek en hebben goede banden met de lokale geestelijken. Later zal ook blijken dat dit – intussen overleden – duo het onderzoek naar een van moord verdachte priester in Dendermonde, op zo’n vijftien kilometer van Wetteren, actief saboteerde.
Onderzoeksrechter Tas komt tot een lijst van zeventien overlijdens waarvan hij de non verdenkt. Het eerste slachtoffer zou al gevallen zijn in 1972, dus vóór Godfrieda’s hersenoperatie. Maar harde bewijzen heeft Tas niet. Alleen verklaringen en indirecte aanwijzingen. Zoals in het geval van Gabrielle De Mol, die op kerstavond 1976 op de Chronische stierf. Haar schoonzoon getuigde tegenover de politie dat Godfrieda voorspeld had dat De Mol op kerstavond zou sterven. Uit zijn verklaring: “We dachten toen nog: hoe kunnen die nonnen dat zo nauwkeurig voorspellen? Pas nu beseffen we dat haar overlijden misschien niet natuurlijk was.”
Merkwaardig? Ja. Verdacht? Ook. Bewijs? Nee.
De non ontkent intussen dat ze Matthys, Vanderginst en De Backer bewust doodde. Ze wilde ze alleen maar kalmeren, is haar nieuwe versie. En met andere overlijdens heeft ze niets te maken. Ze verklaart ook dat ze haar inspiratie om insuline te gebruiken uit Vlaamse kranten haalde die hadden bericht over de zaak van Frans Hooijmaijers.
Vrij door goed gedrag
‘Dikke Frans’ Hooijmaijers dankte zijn bijnaam aan zijn 120 kilo. Anderen noemden hem dan weer ‘de Spuitreus’. De reden: de uit de kluiten gewassen Nederlander pleegde tussen 1970 en 1975 een reeks moorden in de Lückerheidekliniek in Kerkrade. Hij deed dat met insuline-injecties. Dankzij een wantrouwige familie en een alerte arts liep Dikke Frans in augustus 1975 tegen de lamp. Kort na zijn arrestatie bekende Hooijmaijers dat hij vijftien mensen had gedood op afdeling De Nachtegaal, waar vooral demente bejaarden lagen. Later trok hij die bekentenis in, al gaf hij wel toe dat hij insuline had ingespoten bij patiënten die dat niet nodig hadden. Maar enkel in kleine dosissen en om hen te kalmeren, beweerde hij. Bij huiszoekingen bij zijn moeder en zijn vrouw werden sieraden en kleding van overledenen aangetroffen.
Eind 1976 startte het proces tegen de Spuitreus, onder massale nationale en internationale belangstelling. Journalisten probeerden elkaar te overtreffen met bijnamen voor de man. Een greep uit hun repertoire: ‘de kille Goliath’, ‘de Raspoetin van Lückerheide’, ‘de Onbarmhartige Samaritaan’, ‘de Broeder des Doods’. De meest veelzeggende bijnaam was echter ‘de Hamster’. Die kreeg hij oorspronkelijk van zijn collega’s in Lückerheide omdat hij onder hun ogen en tegen de regels in grote hoeveelheden medicijnen verzamelde.
Hooijmaijers kreeg uiteindelijk de relatief lage straf van achttien jaar cel. De officier van justitie had levenslang geëist. Na tien jaar kwam Hooijmaijers al vrij wegens goed gedrag. Wel mocht hij zijn beroep niet meer uitoefenen. Hij stierf in 2006.
Voorgelogen
Terug naar Wetteren. Intussen is een college van deskundigen aangesteld dat moet vaststellen of Godfrieda toerekeningsvatbaar is. Ze komen na maanden tot een opvallende conclusie: Godfrieda had helemaal geen hersentumor. Govaert had dat de non wijsgemaakt. Maar ook haar familie en haar andere artsen had hij het op de mouw gespeld.
Besefte Govaert dat hij te voortvarend was geweest door tot een zeer invasieve operatie over te gaan en heeft hij daarom de buitenwereld voorgelogen dat de grote schade aan Godfrieda’s schedeldak gerechtvaardigd was omdat hij een tumor verwijderd had? Zeker zullen we het nooit weten – de neuroloog is intussen overleden – maar het heeft er alle schijn van.
De gevolgen zijn in ieder geval niet te onderschatten: Godfrieda dacht dat ze stervende was, verdoofde zich met morfine en alcohol, voelde zich niet meer geremd en reageerde haar angst voor de naderende dood en haar frustraties over bijvoorbeeld de werkdruk af op weerloze patiënten. En ze hing de rebel uit door als ‘madame Cecile’ de wereld in te trekken en volop van het leven te genieten, nu het nog kon.
Volksjury
De wereld smult van het verhaal. In Italië baseert Giulio Berruti de film Suor Omicidi losjes op de zaak. De aan morfine verslaafde non Gertrude – vertolkt door de wereldberoemde Zweedse seksbom Anita Ekberg – doodt patiënten in een Brussels ziekenhuis waar lesbische en andere seks schering en inslag zijn. De Britse tabloid News of the World publiceert een groot en behoorlijk aangedikt verhaal. Zelfs in pakweg Kameroen en Guatemala verschijnen er stukken. Het contrast met Vlaanderen is groot.
In 1980 - Godfrieda zit dan al bijna drie jaar in voorlopige hechtenis in Gent, waar ze veelvuldig bezoek krijgt van Mathieu - komen de deskundigen tot de conclusie dat de non ontoerekeningsvatbaar is. Dat betekent dat Godfrieda niet zal worden berecht door het hof van assisen, een Belgisch rechtscollege samengesteld uit een volksjury. Neuroloog Govaert, moeder-overste Pauline, de dokters die haar te makkelijk Dolantine gaven en de OCMW-top zullen een zucht van opluchting geslaakt hebben. Een assisenproces zou veel lastige vragen opgeleverd hebben.
Godfrieda wordt geïnterneerd in een instelling in Melle. In 1990 blijkt ze geen gevaar meer voor de samenleving: ze is niet meer verslaafd en haar hoofdpijn is onder controle. Ze keert terug naar het klooster van Wetteren. Maar haar geest hult zich in nevelen. Ze wordt dement en sterft in alle stilte in 2019. Haar familie wordt niet op de hoogte gebracht. Op het nonnenkerkhof zijn welgeteld drie personen aanwezig bij haar teraardebestelling: de priester, de deken en de begrafenisondernemer. Zuster Mathieu is vier jaar eerder gestorven.
Sindsdien ligt ze verborgen in het bos achter het voormalige kloostergebouw: de vrouw die minstens drie, maar mogelijk zeventien bejaarden ombracht en die onsterfelijk werd gemaakt op het witte doek door Anita Ekberg.
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- TDS Content