“I’m gonna float like a butterfly and sting like a bee, George can’t hit what his eyes can’t see.” Muhammad Ali deed in zijn leven één ding nog beter dan boksen: opscheppen over hoe geweldig hij kon boksen. Deze poëtische sneer, misschien wel zijn bekendste, deelt hij uit in aanloop naar zijn titelgevecht met regerend wereldkampioen George Foreman. Het is oktober 1974 en de wereld maakt zich op voor ‘The Rumble in the Jungle’, de grootste wedstrijd in de geschiedenis van de sport. De uitgerangeerde legende tegen de onverslaanbare kampioen. Tien miljoen dollar aan prijzengeld. Een miljard televisiekijkers. Het strijdtoneel: een voormalige executiekamer in Zaïre, in het kloppende hart van Afrika.
De hype rondom dit alles overtreffende spektakel ontstaat al tijdens de aankondiging, een halfjaar eerder. In Venezuela heeft de brute George Foreman in twee flitsende rondes zojuist zijn tegenstander Ken Norton het licht uit de ogen geslagen. ‘Big George’ kroont zich daarmee tot drievoudig wereldkampioen en is nu al 40 duels ongeslagen. Toch gaat de meeste aandacht die avond niet uit naar hem, maar naar een louche bokspromotor met wild kroeshaar en nog veel wildere beloftes. Zijn naam: Don King. “De winnaar van vanavond zal het gaan opnemen tegen niemand minder dan Muhammad Ali!” roept de flamboyante zakenman die avond. Verbazing alom. Ali, met zijn 32 jaar? De man die al acht jaar zonder wereldtitel rondloopt, in een ring tegenover de onoverwinnelijke wereldkampioen? ‘A cocktail for disaster’, oordeelt de voltallige sportwereld.
Pure frustratie
Aan de status van Muhammad Ali ligt het niet. In 1974 heeft de boksgigant zijn sporen al ruimschoots verdiend. Ali werd in 1942 geboren als Cassius Clay in de zuidelijke Amerikaanse staat Kentucky, trok als 12-jarige zijn eerste bokshandschoenen aan en won op zijn achttiende olympisch goud in Rome. Die medaille smeet hij, uit pure frustratie, bij thuiskomst in een rivier. In een restaurant in zijn geboortestad was hij kort daarvoor door de bediening geweigerd vanwege zijn huidskleur. Die woede ging nooit meer weg, maar werd wel omgezet in succes.
Op zijn 22ste werd Ali, als jongste bokser aller tijden, wereldkampioen bij de zwaargewichten. Drie jaar later weigerde de bokser militaire dienst in Vietnam en werd zijn titel van hem afgenomen. Minstens zo veel ophef was er toen Ali zijn geboortenaam veranderde. “Cassius Clay is mijn slavennaam,” zo beredeneerde hij. Vanaf nu zou hij alleen nog maar aangesproken mogen worden als Muhammad Ali. Onder die naam groeide hij uit tot een levende legende. Met een ongeëvenaarde reeks overwinningen, een persoonlijkheid waar je u tegen zegt en een uitzonderlijk talent om wedstrijden te winnen nog voordat deze waren begonnen, simpelweg door de tegenstanders omver te lullen. Zijn bijnaam: The Greatest, een titel die hij zelf het hardst van alle daken schreeuwde.
Maar in 1974 zijn het andere tijden. Ali is inmiddels 32 jaar en al acht jaar titelloos. Sinds zijn Vietnam-debacle verloor hij zijn belangrijkste wedstrijden; in ’71 de ‘Fight of the Century’ van rivaal Joe Frazier en in ’73 van Ken Norton, een partij waarin ook nog eens zijn kaak in tweeën brak. Kortom: de tweevoudig wereldkampioen is langzamer, slaat minder hard en ‘danst’ niet meer zoals hij ooit deed. Nee, dan George Foreman. 25 jaar jong, één brok spier en op het toppunt van zijn kunnen. De wereldtitel die hij 1973 won door Frazier tot pulp te slaan, verdedigde hij twee keer. De verhoudingen voor The Rumble in the Jungle zijn duidelijk: Ali maakt geen schijn van kans. Foreman is simpelweg groter, sterker en zwaarder. “Ali heeft een mirakel nodig. Niet eens om te winnen, maar om te overleven,” schetst een Amerikaanse krant.
Die verwachting wordt gedeeld door zo’n beetje elke expert én bookmaker. Zelfs in Ali’s eigen kamp heerst rondom het gevecht een grafstemming. “Ik heb vooraf uitgezocht of er een ziekenhuis in de buurt van het stadion was. Voor het geval Ali iets heel ernstigs zou overkomen,” zou zijn sportarts jaren later erkennen, in een BBC-documentaire. “Maar die was er niet. En dat was zorgelijk. We vreesden voor zijn leven. Als Ali daar zou doodgaan, konden wij hem niet eens helpen.” Foreman maakt zich duidelijk minder druk om dat scenario. “In de aanloop naar het gevecht beloofde ik dat ik Ali zou vermoorden,” blikt de titelverdediger jaren later terug. “Door die uitspraak kwamen er allerlei mensen naar mij toe en vroegen: alsjeblieft, vermoord hem niet. Oké, dan zal ik hem gewoon tegen de grond meppen, zei ik. Zo makkelijk dacht ik dat het zou worden.”
Show voor toeschouwers
Ali en Foreman arriveren maanden vóór het gevecht in Afrika, om alvast te wennen aan het tropische klimaat. De enige die dan echt in Muhammad Ali gelooft, is Muhammad Ali zelf. Maar dat verandert al snel. In Zaïre doet Ali waar hij goed in is: zijn charmante zelf zijn. Als hij gaat hardlopen, rennen tientallen kinderen achter hem aan. Als hij in de sportschool traint, maakt hij er een show van voor de toeschouwers. Als hij een microfoon onder zijn neus krijgt, laat hij geen seconde onbenut om Foreman belachelijk te maken. “Als je denkt dat de wereld verrast was toen Nixon aftrad, wacht dan maar tot ik Foreman in de rug schop.” Of om zichzelf op te hemelen. “Ik ben zo snel dat ik gisteravond de lichtschakelaar in mijn hotelkamer uitdeed en in bed stapte voordat de kamer donker was. Ik ben zo gemeen dat ik medicijnen ziek maak.” Overal waar Ali gaat, gaat ook een kudde journalisten, fans en bewonderaars. De bokslegende verovert met speels gemak de harten van het Afrikaanse volk. George Foreman heeft daar aanzienlijk meer moeite mee.
‘Ali heeft een mirakel nodig. Niet eens om te winnen, maar om te overleven,’ schetst een Amerikaanse krant. Die verwachting wordt gedeeld door elke expert
De stugge Texaan is allesbehalve een entertainer en zondert zich, als het even kan, volledig af. Met het Afrikaanse volk heeft hij helemaal niets, en andersom ook niet. Eigenlijk gaat het al mis als Foreman met zijn twee Duitse herdershonden uit zijn vliegtuig stapt. Die honden gebruikten de Belgen hier namelijk ook al tijdens de kolonisatie en dat is een trap tegen de schenen van het Zaïrese volk. En bovenal: Foreman mist zijn geliefde cheeseburgers. “Ik wilde het gevecht afwerken, mijn geld innen en zo snel mogelijk naar huis gaan,” schrijft hij in zijn biografie By George.
Zijn frustratie groeit alleen maar als hij, daags voor het gevecht, een serieuze oogwond oploopt tijdens een training. De wedstrijd, aanvankelijk gepland op 25 september, wordt met vijf weken uitgesteld. De lokale bewoners vinden dat helemaal prima; nog langer genieten van de zinderende anticipatie die hun land nu al een halfjaar domineert. Voor de gelegenheid spelen muzikale grootheden als James Brown, BB King en Bill Withers hun mooiste liedjes in Kinshasa, waar zich over enkele weken het grootste sportevenement ooit zal afspelen.
Op 30 oktober 1974 is het eindelijk zover. Het is een bloedhete dag en de avond is niet veel beter. Rondom het 20 May Stadium verzamelt zich een woelige menigte van uitzinnige fans, jonge kinderen en zingende en dansende vrouwen. Aan niks is te merken dat het vier uur ’s ochtends is. De bizarre aanvangstijd is gekozen door president Mobutu, die op zoveel mogelijk Amerikaanse televisiekijkers hoopt, waar het dan juist prime time is. Die tactiek slaagt. Ruim een miljard televisiekijkers wereldwijd zien hoe Ali door de touwen klimt en Foreman het stadion betreedt, met op diens vechterscape de titel World’s Champion. Onder hen ook Mobutu, die de wedstrijd liever vanuit zijn beveiligde paleis dan vanaf de front row bekijkt. Even voor half vijf klinkt dan de verlossende bel: fight!
Agressieve held
De eerste punch is van Ali. De 60.000 toeschouwers joelen en schreeuwen alsof hun publiekslieveling de wedstrijd dan al heeft gewonnen. Maar Foreman slaat terug en hard ook. Waar de openingsronde nog enigszins in balans is, domineert ‘Big George’ al snel de wedstrijd. Ali hangt vooral achterover, in de touwen. Foreman beukt erop los. “Op een bepaald moment raakte Foreman mijn hoofd. Ik zag oranje en groene knipperlichten, vreemde maskers en vleermuizen die trompet speelden,” zou Ali kort na de wedstrijd terugblikken. Niet alle stoten van Foreman landen daadwerkelijk op zijn tegenstander, maar voor de fans van de 32-jarige Ali ziet het er niet goed uit. Waar is hun rondspringende, energiek dansende en agressieve held gebleven? Ali zelf lijkt alles onder controle te hebben.
“Je kunt mij geen pijn doen!” schreeuwt hij naar Foreman. “Je slaat als een mietje!” Wat blijkt? Zijn verdedigende ‘rope-a-dope’-tactiek blijkt een heel bewuste. Maandenlang bouwde Ali in de sportschool aan een onbreekbare torso, die zelfs het onophoudelijke gebeuk van de regerend wereldkampioen kan trotseren. “Ik wilde George zijn beste shots laten maken,” zegt hij jaren later. “Na drie of vier rondes zou hij zonder brandstof zitten. En dan zijn er geen benzinepompen in de buurt.”
En inderdaad: hoe dieper in het gevecht, hoe zwakker de stoten van Foreman. De dominante vechtersbaas uit de eerste rondes oogt na drie kwartier als een uitgeputte dronkaard. Steeds vaker ontwijkt Ali zijn klappen en springt hij uit de touwen om Foreman te verassen. “Kom op, George, laat me iets zien. Is dat alles wat je hebt?” Met bliksemsnelle combinaties drijft de veteraan de wereldkampioen tot waanzin. Na de zesde ronde weet Ali hoe laat het is. Als hij gaat zitten, zegt hij tegen de mensen in zijn hoek: “Nu heb ik hem. Nu heb ik hem.” De tienduizenden uitzinnige toeschouwers voelen het ook. Niemand die hier nog smeekt om Ali’s leven te sparen, maar: “Ali Bumaye! Ali Bumaye!” (Ali, dood hem!)
‘Op een bepaald moment raakte Foreman mijn hoofd. Ik zag oranje en groene knipperlichten, vreemde maskers en vleermuizen die trompet speelden’
In ronde acht gebeurt het: Ali lanceert een tegenaanval, een opeenvolging van stoten die de gesloopte Foreman niet langer kan afwenden. Een venijnige rechter tegen de kaak van Foreman blaast de wereldkampioen naar het canvas. Als een standbeeld valt hij omver. De commentator, bijna huilend van emoties, telt af: “5, 6, 7, het is gebeurd! Ali heeft het geflikt!” Ali gooit zijn handen in de lucht. Foreman is zijn titel kwijt. Toeschouwers bestormen de ring. Ali is voor de derde keer wereldkampioen. Sportgeschiedenis is herschreven. In zijn eerste interview na de wedstrijd zegt Ali: “Ik ben nog steeds de beste aller tijden.” Geen expert of bookmaker die daar nog aan twijfelt.
The Rumble in the Jungle liet op zowel Ali als Foreman sporen na, zij het op verschillende manieren. Voor Ali betekende het een glorieuze comeback. Een jaar later verdedigde de legende zijn titel tegen Joe Frazier in ‘The Thrilla in Manila’. Zes jaar daarna, in 1981, vocht Ali zijn laatste wedstrijd. Drie jaar later werd bij de atleet parkinson gediagnostiseerd. Op 4 juni 2016 overleed hij aan de gevolgen daarvan, op 74-jarige leeftijd. Mede door zijn overwinning op Foreman werd Ali uitgeroepen tot Sportman van de Eeuw.
George Foreman is inmiddels 75 jaar en verkeert nog altijd in blakende gezondheid. Vijftig jaar na dato steekt de avond van 30 oktober 1974 nog steeds. “Die nacht verloor ik alles wat ik ooit was. Het was de meest verwoestende gebeurtenis in mijn leven als atleet. Ik was niet eens meer een man,” schrijft de oud-kampioen in zijn autobiografie. In datzelfde boek geeft Foreman alles en iedereen - het klimaat, het belachelijke tijdstip, een vreemd drankje dat zijn energie plotseling deed kelderen - de schuld, behalve zichzelf. Tegen de BBC zei hij: “Ik was de sterkste man ter wereld, maar in tien seconden was mijn hele leven veranderd. De ene dag zijn mensen bang om je zelfs maar een vraag te stellen, de volgende dag geven ze je vol medelijden schouderklopjes. Dat was verwoestend.”
Ongekende cijfers
Foreman vocht nog jarenlang door, maar verruilde in 1977 de boksring voor de kerk, waar hij tien jaar lang als vredelievend predikant dienst deed. Totdat hij in 1987 de tijd rijp achtte voor een comeback. Foreman deed in 1994, exact twintig jaar na The Rumble in the Jungle, nog iets wat niemand voor mogelijk hield: op 45-jarige leeftijd de wereldtitel veroveren, als oudste bokser ooit. Een jaar later verdedigde hij die titel zelfs, met zijn 46 jaar en 102 dagen. ‘Big George’ ging in 1997 voor de tweede keer met pensioen en wel met ongekende cijfers: 81 duels gevochten, waarvan 76 overwinningen, waarvan 68 knock-outs. En misschien nog wel belangrijker: na zijn wederopstanding was Foreman niet langer die boze, onbenaderbare barbaar, maar een volksheld, medialieveling en de populairste kampioen sinds Muhammad Ali.
Over zijn rivaal gesproken: Ali en Foreman werden uiteindelijk beste vriendjes. Toen het sporticoon in 2016 aan de gevolgen van parkinson overleed, was Foreman daar helemaal kapot van. “Ali, Frazier en Foreman, wij waren één man. Ik ben een deel van mezelf kwijt, het mooiste deel,” twitterde hij. “Ik noem Ali niet de allerbeste bokser aller tijden. Maar wel de grootste mens die ik ooit heb ontmoet.”
‘The Rumble in the Jungle’ is in zijn volledigheid te bewonderen op YouTube.
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, NL Beeld