Woensdag 9 november 1983.
De staking van het Gemeente-Energiebedrijf is vandaag voorbij en vanavond zal de straatverlichting overal gewoon aanstaan.
‘Dan doen we maar dingen die het licht niet kunnen verdragen,’ zegt Willem gevat.
Jan moet erom lachen. Heineken en Doderer zijn vanochtend in de auto gesignaleerd, niets staat Operatie Heintje meer in de weg. Jan heeft het gevoel dat het vandaag écht gaat lukken. Maar omdat het vanavond ook faliekant mis kan lopen en de komende jaren dan in een cel dienen te worden doorgebracht, besluiten de jongens die middag goed te gaan lunchen in De Kersentuin.
Tijdens de maaltijd meldt Cor dat hij weer een trucje heeft uitgedacht: hij wil de bril van Verschoor, de eigenaar van de gestolen witte Citroën GSA, kapot in de bestelbus achterlaten. Dan heeft de recherche weer iets om uit te zoeken.
Willem heeft via kennissen van zijn vader gehoord dat er die middag een receptie is bij de Heinekenvestiging in Zoetermeer. Heineken NV wil vieren dat de politie een chantage heeft beëindigd van iemand die dreigde flesjes bier te vergiftigen. De dader is bijtijds in de kraag gegrepen en de directeur van het concern, de heer Alfred Heineken, wil de politie persoonlijk bedanken voor het doortastende optreden.
Na de lunch vertrekt Willem naar Zoetermeer om te kijken of hij misschien een glimp van de twee aanstaande gijzelaars kan opvangen. Jan, Frans, Cor en Remmetje voltooien ondertussen de voorbereidingen in en rond Amsterdam. De groene Ford Taunus stationcar zetten Jan en Frans als extra vluchtwagen bij het talud van het viaduct over de Ringvaart op de Nieuwemeerdijk in Badhoevedorp.
Rond vier uur komt Willem terug met verontrustend nieuws: de Cadillac Fleetwood is na de receptie weggereden richting Rotterdam.
‘Nee, hij zal toch niet weer rare streken uithalen?’ kreunt Jan.
‘We blijven nog een uur wachten,’ beslist Frans. ‘Daarna gaan we ons omkleden en bewapenen. En vanavond staan we hier gewoon op Heineken te wachten. En als het nodig is, staan we hier morgen, voor de zevende keer, gewoon weer. Is dat duidelijk?’
Cor knikt. Jan, Willem en Remmetje zwijgen. De jongens verspreiden zich weer in de omgeving van het plantsoen.
Tot hun grote opluchting zien ze even voor vijf uur de Cadillac Fleetwood het Tweede Weteringplantsoen oprijden. Heineken stapt met vriendin Marja Alleman uit de auto en verdwijnt in het Pentagon.
Opeens is het nu fase oranje. Haastig vertrekken de jongens naar de Heining om zich om te kleden. Anderhalf uur later zijn ze weer terug bij het plantsoen. Als Jan en Frans in de Renault-bestelbus de Weteringschans oprijden staat Cor langs de weg te gebaren. De bus stopt en Cor stapt bij Jan en Frans in de cabine.
‘Jongens, we hebben net geluk gehad,’ zegt Cor opgewonden. ‘Voor de Nederlandsche Bank staan zo’n vijftien agenten met portofoons een verkeerscontrole te houden. Remmetje kon nog net rechtdoor over de Stadhouderskade rijden, anders waren we zo de fuik ingereden.’
‘Een heel peloton blauwjassen?’ vraagt Frans geschrokken.
‘Ja, en precies daar waar we wilden uitstappen om naar de Witsenkade te lopen. We zaten effe flink in de rats. Maar goed dat jullie er niet langsgereden zijn.’
‘Kijk eens wat er bij Frans zijn voeten staat,’ zegt Jan terwijl hij in de richting knikt van de sporttassen met de uzi’s erin.
‘Ja, maar daar hebben we niets aan, Jan. Als we die zouden gebruiken, worden we er alleen maar armer van. We schieten alleen als het kritiek wordt,’ zegt Cor.
‘Noem jij vijftien smerissen dan niet kritiek?’ vraagt Jan nog. Maar Cor reageert al niet meer. De bus slaat rechtsaf en rijdt de Nicolaas Witsenkade op, waar Jan de bus op zo’n vijftig meter van het plantsoen parkeert. In de auto beginnen Jan, Frans en Cor te overleggen. Willem staat verderop, ziet hen in de bus zitten en loopt in hun richting. Cor wenkt dat hij door moet lopen.
‘Wat gaan we doen?’ vraagt Cor door het opengedraaide raam.
‘Remmetje kan de verkeerslichten niet op oranje zetten zolang die politie daar staat,’ zegt Willem. ‘Stel je voor dat ze hem in de gaten krijgen.’
Jan en Frans merken dat Cor met de situatie overhoop zit en ook nog eens oprecht bezorgd lijkt om zijn halfbroertje. Hij lijkt het even niet meer te weten en kijkt piekerend naar beneden.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Bekijk 'm in de nieuwste Panorama of check het via Blendle.
- Paul Tolenaar, Aloys Oosterwijk, Carry Brugman, Nationaal Archief, Privébeeld