Een avondje naar het strand, lekker hè? Nou, niet altijd. Onze inmiddels demissionaire minister van Justitie en Veiligheid, Dilan Yesilgöz, was vorige maand in Scheveningen om te praten met politie, eigenaren van strandpaviljoens en omwonenden over de overlast die er al jaren heerst in de zomer. Jongeren zouden er op een zonnige avond massaal met elkaar op de vuist gaan, de boel vernielen, vrouwen intimideren en ondernemers bedreigen. Alsof de zon en de bijhorende hoge temperaturen het testosteron laat bruisen als tonic in een cocktail.
Ook in Zandvoort is het geregeld raak: vorige maand liep het ook daar volledig uit de hand toen badgasten met een wapen werden bedreigd, vrouwen werden lastiggevallen en zelfs een supermarkt in de buurt van de boulevard dicht moest, omdat de plunderingen de spuigaten uitliepen. Bergen aan Zee? Precies hetzelfde verhaal, waardoor er vorig jaar camera’s werden opgehangen bij de strandopgang om de overlast terug te dringen.
Nu horen we je al denken: is dat ooit anders geweest dan? Waarschijnlijk niet. In 1969 liepen we al mee met de Haagse brigadier Muus Hendriksen en agent Cees Roeleveld die het in Scheveningen behoorlijk voor hun kiezen kregen, in de meest letterlijke zin. Hendriksen herinnerde zich een situatie waarin een groepje jongeren de trap naar het strand blokkeerde en hij hen sommeerde om de doorgang vrij te houden, waarna hij een van de ongehoorzame jongens bij zijn haren pakte – wat in die tijd nog gewoon kon – en er vrijwel meteen een vechtpartij ontstond. Een bierflesje verbrijzelde drie van zijn echte ondertanden en zijn kunstgebit boven. Hij verloor zelfs even zijn bewustzijn, maar daarna was het ook meteen klaar. Bang werd hij er niet door, zei hij: “Je kan mij wel indeuken, maar niet vernielen.”
‘Je kunt me wel indeuken, maar niet vernielen’
‘Een steekvlam’ noemde hij de situatie van toen die eerder regel dan uitzondering was in de zomer: “Er waren dertien politiemensen op een strand met, pakweg, 100.000 badgasten. Dertien man die als het ware een hele stad moesten bespelen met alle kleine dingetjes van dien. (...) Het was 27 graden, bijtende honden, veel lawaai, te dicht langs elkaar lopen, te veel ruimte innemen, te veel moeten betalen voor een biertje, horloge kwijt, portemonnee gerold, kleren weg, kind zoek, been gebroken, zonnesteek. En dan moet je bedenken: dertien man die de orde moeten bewaren. Dan komt er opeens een melding dat een groepje, mag ik het zo zeggen, blanke nozems vecht tegen Antillianen en Indische mensen...”
Toen wij hem spraken, miste hij nog zijn verbrijzelde ondertanden en wilde hij het voorval het liefst bagatelliseren, al vond hij het wel ‘een teken aan de wand’ dat jongeren destijds niet schroomden om een agent aan te vallen met een fles: “Dat was vroeger wel anders.”
Tegenwoordig hoor je niks anders dan dat het ‘vroeger wel anders was’. Maar in 1969 zeiden ze dat dus ook al. 1969 is eigenlijk de tijd van nu: vroeger, dat is echt zó jaren vijftig.