In de jungle van de stad ben jij een tijger in de kroeg, zong Mart Hoogkamer deze zomer voordat hij ‘ging zwemmen in Bacardi Lemon’.
Maar in 1988, toen cafés nog gewoon cafés waren en geen Instagram-fähige circussen in suikerspinkleuren waar je, zoals tegenwoordig gebruikelijk, alleen maar naartoe gaat om er een foto van jezelf en je Aperol Spritz te maken in plaats van dat je je aan de bar nagelt en een fatsoenlijk getapt pilsje aan je lippen zet, portretteerden wij al twaalf tijgerinnen achter de bar.
Twaalf tappende toppers die, zoals iedere vrouwelijke kastelein in die tijd, ‘omzetverhogende verschijnsels’ waren in een kroeg met voornamelijk mannen. En dan luisterden die dames ook nog eens naar klinkende namen als Tante Marie, Miepie Brouwer, Moeke Jikke Ozinga en Connie Lijster. Oer-Hollandse dames met oer-Hollandse namen die op z’n oer-Hollands, met humor, een knipoog en bijzonder soepele pols, het bier lieten stromen alsof hun leven ervan afhing.
We gingen het hele land door op zoek naar de meest markante ‘kroegtijgerinnen’, van Valkenburg, waar Riet Nelissen in café ’t Beeldsje resideerde, tot aan Sneek, tegenover de beroemde Waterpoort, waar Jikke Ozinga in de gelijknamige hotel-bar de scepter zwaaide. Vrouwen ook als Connie Lijster uit Rotterdam, van, jawel, café De Lijster waar de mannen aan de bar haar ‘de wondermoeder’ noemde. Met reden natuurlijk: Connie, toen 62, deed veel meer dan alleen een biertje tappen. Met ‘Vader’, een van haar oudste vaste klanten, dronk ze elke ochtend een kopje koffie, ’s avonds tapte ze een biertje voor hem terwijl ze in de tussentijd ervoor zorgde dat hij ‘zijn boterham, zijn schone sokken en zijn overhemden’ kreeg. “Je moet klaarstaan voor je klanten,” zei ze. “Begrip tonen en aandacht aan ze schenken. De een heeft iets aan zijn vinger, bij de ander gaat het met z’n moeder niet goed. Je leeft mee, je bent erbij… Echt, je gaat met hun problemen naar bed en je staat ermee op. En je eigen verdriet, dat vecht je met je kussen uit.” Kom daar nog maar eens om tegenwoordig.
Miepie Brouwer (64) van café De Brouwer in de Amsterdamse Jordaan, was uit hetzelfde hout gesneden als Connie. Ze hield haar kleindochters die achter de bar stonden nauwlettend in de gaten, zodat er niks kon gebeuren:
“Ik ga niet naar bed voordat ze om vier uur sluiten,” zei ze. “En zie ik iemand met een leeg glas, dan horen ze dat meteen van me.” Toch kon ‘Oma’ volgens haar kleindochters ook vervelend zijn. Als je ruzie zocht, dan zette ze je eigenhandig en zeer resoluut buiten, hoe groot je ook was.
Miepie was voor de duvel niet bang, ook niet voor de toenmalige burgemeester Ed van Thijn: “Van mij mogen ze ‘m hier in de brand steken.”
Stel je voor dat Miepie nu nog steeds aan de bar zou zitten, terwijl er een paar handhavers van de gemeente komen controleren of de kastelein ook ieders QR-code checkt bij binnenkomst. Een Derde Wereldoorlog zou er niks bij zijn.