Misdaadcolumn: 'Hoeveel seriemoordenaars kent Nederland?'
Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: 'Hoeveel seriemoordenaars kent Nederland?'
Er staan in ons land nog zo’n tachtig prostitutiemoorden te boek als onopgelost. De meeste slachtoffers waren werkzaam op tippelzones in Rotterdam, Amsterdam, Groningen, Utrecht en Zuid-Limburg. Ondanks deze landelijke spreiding gaat het coldcaseteam in Rotterdam, dat de dossiers heeft geanalyseerd, ervan uit dat er een verband is tussen sommige zaken. Teamleider René Bergwerffmerkte al eens op dat het ‘niet waarschijnlijk is dat tachtig moorden door tachtig verschillende daders zijn gepleegd’. Het gaat misschien wat ver om meteen te spreken van seriemoordenaars, maar volgens Bergwerffis er in sommige gevallen wel sprake van een ‘mogelijke seriematigheid’.
De onderzoeken naar prostitutiemoorden zijn voor de politie altijd een zware kluif. De doorgaans aan harddrugs verslaafde vrouwen hebben soms geen enkel besef meer van dag en tijd, waardoor het bijna ondoenlijk is om een tijdlijn te maken of aan betrouwbare getuigen te komen. Bovendien moeten de schimmige tippelzones het hebben van anonimiteit en de klanten – onder wie brave huisvaders en geslaagde zakenlui – hebben er geen enkel belang bij om met naam en toenaam in een politiedossier te belanden. En zo konden zich door de jaren heen tientallen zaken ophopen, waarvan er slechts een paar werden opgelost. Schiedammer Albert B. werd in 2017 in verband gebracht met vijf prostitutiemoorden, waarvan er uiteindelijk twee konden worden bewezen. B. kreeg achttien jaar cel opgelegd.
Hoe lastig het is om een verdachte wettig en overtuigend in verband te brengen met een moord op een tippelaarster herinner ik me uit het moorddossier Daphne Kielman. Als politieman was ik destijds zijdelings bij het onderzoek betrokken. De 18-jarige Daphne werd in mei 1986 in een buitengebied tussen Rotterdam en Ridderkerk gevonden.
De Rotterdamse teamleider: ‘Het is niet waarschijnlijk dat de tachtig moorden door tachtig verschillende daders zijn gepleegd’
Ze bleek te zijn gewurgd en was in een greppel gedumpt. Na een lang en moeizaam onderzoek kwam de toen 34-jarige Ridderkerker Dick van T. in beeld. De man was een frequente bezoeker van de tippelzone aan de G.J. de Jonghweg in Rotterdam en omdat hij in een opvallende Amerikaanse auto reed, waren er met pijn en moeite toch wat getuigen gevonden die hadden gezien dat Daphne in die auto was gestapt. Van T. had de schijn tegen; hij bleek eerder vrouwen te hebben mishandeld en beroofd.
De man ontkende in eerste instantie ooit op de tippelzone te zijn geweest. Dat was niet zo’n slimme zet. Veel prostituees kenden immers hem en zijn auto. Hiermee geconfronteerd gaf Van T. schoorvoetend toe er weleens te komen. Maar Daphne Kielman? Die kende hij niet, laat staan dat hij haar die nacht in zijn auto had gehad. Maar de technische recherche had niet stilgezeten en was bij sporenonderzoek in de auto op een schaamhaar van Daphne gestuit. Het net leek zich te gaan sluiten rond de leugenachtige Ridderkerker. Maar opnieuw had Van T. zijn woordje klaar. “Oké,” zei hij, “ik kende Daphne en ze is die nacht inderdaad bij mij in de auto gestapt. We zijn naar een afwerkplek gereden en daarna...”
Het werd even muisstil in de verhoorkamer. Ging Van T. bekennen? “Daarna,” ging de Ridderkerker verder, “heb ik haar ergens in de stad afgezet en tja, wat er daarna met haar is gebeurd, weet ik niet.” Aangezien er behalve de schaamhaar geen sporen waren gevonden die Van T. konden linken aan een moord en niemand zijn auto bij de dumpplek had gezien, stortte het onderzoek als een kaartenhuis in elkaar. Van T. werd vrijgelaten en nooit vervolgd. Maar de doem der verdenking is hem altijd blijven achtervolgen. Enkele oud-rechercheurs hebben nog altijd de overtuiging dat Daphne Kielman door Van T. is vermoord. En ook dat hij misschien meer slachtoffers heeft gemaakt. We zullen het nooit weten, want de Ridderkerker is inmiddels overleden en nam de geheimen mee in zijn graf.