“Iets meer tact had de politie als u het mij vraagt wel in acht mogen nemen, meneer de politierechter. Als je op de vroege zondagochtend je bed uit moet omdat er iemand onophoudelijk op je raam staat te kloppen, dan stap je op z’n zachtst gezegd met je verkeerde been uit bed,” begint de advocaat de verdediging van zijn cliënt. Naast hem zit Hicham* (24) driftig te knikken. Hij is de man over wie het gaat.
Nadat hij met z’n verkeerde been uit bed stapt, haast hij zich die ochtend naar het raam, schuift het gordijn opzij en kijkt vervolgens recht in het gezicht van oom agent. Op de oprit, bij zijn auto, ziet hij nog twee dienders. En een kerel met een wielklem in zijn handen. Vooral die laatste baart Hicham zorgen. Hij stormt naar buiten.
‘Ik schiet hem dood’
Volgens het proces-verbaal dat de agenten later opstellen, gaat hij dreigend tussen zijn auto en de man met de wielklem staan. Wanneer een van de agenten hem daar probeert weg te krijgen, drukt Hicham zijn borst brutaal tegen de zijne.
“Niemand komt aan mijn auto!” roept hij op neusafstand van de agent. “Jullie gaan hier nú weg!” Wanneer de andere twee agenten hem in de boeien slaan en afvoeren, voegt hij daar nog aan toe: “Ik zweer het op de dood van mijn moeder; binnen een week is hij dood. Ik schiet hem dood. Ik schiet hem. Daar wil ik best voor gaan zitten.”
“Heeft u dat gezegd?” vraagt de rechter. Hicham haalt zijn schouders op. Hij weet het niet meer. En of hij, zoals de tenlastelegging vermeldt, met zijn hand een schietgebaar maakte en ‘Paf paf ’ zei, weet hij evenmin. Wat hij wel weet, is dat hij het een vreemde gang van zaken vindt.
Hij was op de hoogte van het feit dat er nog een stevige boete openstond. Daarvoor was hij niet veel eerder zelfs uit eigen beweging naar het politiebureau gegaan. Omdat hij door zijn geld heen was, wilde hij proberen een betalingsregeling te treffen, maar daarover viel met de agent achter de balie niet te praten. Sterker nog, de man vertelde hem doodleuk dat er inmiddels nog een tweede boete was bijgekomen. Moedeloos droop Hicham af.
“Dan toon je je goede wil, en dan staan ze op zondagochtend nóg voor je deur. Met vier man sterk. Kan dat allemaal zomaar?”
Zijn advocaat gooit het over een andere boeg. Volgens hem kan er juridisch gezien geen sprake zijn van bedreiging. Ten eerste was de bedreiging indirect.
De agent aan wiens adres de bedreiging gericht was, hoorde het later pas van zijn twee collega’s. En belangrijker: door de dreigende taal van Hicham voelde de agent zich bovendien niet bedreigd, gaf hij toe. En als iemand een bedreiging niet als een bedreiging ervaart, in hoeverre is hij dan bedreigd?
Het is een potje juridisch touwtrekken waaraan de rechter weigert deel te nemen. De agent had zich volgens hem ‘redelijkerwijs bedreigd kúnnen voelen’ en daarmee is de bedreiging juridisch een feit. Ook de poging om de plaatsing van een wielklem te voorkomen acht de rechter bewezen. De boete bedraagt 500 euro. En als zijn zondagsrust hem lief is, kan Hicham die beter maar op tijd betalen.
* De namen in deze rubriek zijn om privacyredenen gefingeerd.
- Petra Urban