“Mijn cliënt verzoekt mij net om de zaak achter gesloten deuren te behandelen. Hij wil dat alle belangstellenden de zaal verlaten,” zegt de advocate bij binnenkomst.
“Ik zie daar geen enkele aanleiding voor,” zegt de rechter.
Juist op dat moment komt de cliënt in eigen persoon en wild gebarend de zaal binnen stormen.
“IK WIL MIJN PRIVACY, MAN! IK HEB RECHT OP MIJN PRIVACY!” tiert Clyde*, een 50-jarige Antilliaan in een dikke winterjas.
“Dat is in dit geval niet helemaal waar, meneer,” legt de rechter geduldig uit. “De Nederlandse wet schrijft voor dat rechtszaken als deze openbaar zijn.”
“DE WET KAN ZOVEEL ZEGGEN!” schreeuwt Clyde. “IK WIL MIJN PRIVACY!”
“Dat zal helaas niet gaan, meneer,” zegt de rechter, die daarna overgaat tot de orde van de dag: het controleren van de persoonsgegevens. “Bent u...”
“NEE!” snauwt Clyde boos.
“U zegt nee, maar ik stel op basis van de gegevens en de foto in het dossier vast dat u het wel bent,” vervolgt de rechter doodkalm.
“IK GA HELEMAAL NIET NAAR JOU LUISTEREN, MAN!” roept Clyde terwijl hij met veel misbaar van zijn stoel springt en met grote stappen de deur uitloopt. Even kijken rechter en advocate elkaar aan. Dan loopt de laatste haar cliënt achterna, de gang op, waar ze zo te horen onmiddellijk de wind van voren krijgt.
“Bent u gemachtigd om namens de verdachte het woord te voeren?” vraagt de rechter formeel als de advocate de zaal zonder Clyde weer binnenkomt.
“Ik krijg de indruk van niet,” antwoordt ze met veel gevoel voor understatement. Bij afwezigheid van Clyde, wiens woedeuitbarsting op de gang ook in de rechtszaal nog duidelijk hoorbaar blijft, behandelt de rechter zijn zaak bij verstek.
Gestolen fiets
Agenten zien hem zitten op een fiets waarvan zij vermoeden dat die gestolen is. Het slot is duidelijk geforceerd. Als ze hem daarop aanspreken en zijn persoonsgegevens controleren, blijkt dat hij nog een celstraf open heeft staan. Volgens Clyde is dat een misverstand. Hij heeft er afspraken over gemaakt. Hij hoeft alleen in de weekenden te zitten, beweert hij, maar daar geloven de agenten weinig van. Voor de zekerheid nemen ze hem mee naar het bureau.
Dat laat Clyde zich niet zomaar gebeuren. “Kankerlijers!” schreeuwt hij op de achterbank van de dienstauto. “Kankerjoden!” Een van de agenten raakt hij met een wilde uithaal hard op de borst. De rechter is het met de officier van justitie eens dat Clyde overduidelijk met psychische problemen kampt. In zijn uitspraak houdt hij daar rekening mee. Hij legt hem een celstraf op van zestien dagen, waarvan veertien voorwaardelijk. Omdat Clyde na het incident twee dagen in voorarrest zat, hoeft hij dus niet terug de cel in. Wel is hij verplicht zich te melden bij de reclassering waar hij zich psychisch moet laten behandelen.
De rechter is zo goed als klaar met zijn uitspraak als de deur weer open vliegt.
“ZIJ IS NIET MIJN ADVOCAAT!” roept Clyde terwijl hij met priemende vinger op de raadsvrouw afloopt. “IK EIS EEN ANDERE ADVOCAAT! ZIJ IS HELEMAAL NIETS!”
“We zijn net klaar, meneer,” deelt de rechter hem mee.
“GEEN GRAPPEN UITHALEN MET MIJ!” dreigt Clyde nog, waarna hij voor een laatste keer briesend de zaal uitstampt.
Zijn advocate wordt even later door een lid van de parketpolitie naar haar auto begeleid.
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacy-redenen gefingeerd
- Petra Urban