"Goeienavond dames, wat is het hier mooi geworden.”
Peters entree bij de Alkmaarse rechtbank verraadt behalve een Amsterdamse tongval ook een slecht gevoel voor humor (het is elf uur ’s morgens) en een zeker justitieel verleden. Dat laatste ontkent hij ook niet. Hij was vroeger geen lieverdje, maar hij is niet het type dat zijn 17-jarige dochter in elkaar slaat. Het was een corrigerende tik. Misschien twee. Meer niet.
“Volgens uw dochter heeft u haar gisteren nog telefonisch bedreigd,” weet de officier uit de eerste hand. “Ze moest het niet wagen om vandaag naar de rechtbank te komen, want anders...”
“Onzin,” onderbreekt Peter haar met zijn zware bulderstem. “Ze mocht kiezen. Ik heb gezegd: als jij naar die zaak gaat, dan blijf ik thuis. Dit is nou precies het probleem. Jullie geloven elk woord van haar, en geen woord van mij. En waarom? Omdat zij zogenaamd een zielig, minderjarig meisje is. Nou, ik heb nieuws voor u...”
“Meneer...” probeert de rechter.
“Ik heb nieuws voor u,” weigert Peter het woord af te staan. “Dat is ze niet. Ze is niet zielig. Ze is keihard. Ze jat scooters, ze jat drank, ze dealt drugs, ze slaat haar moeder, ze heeft seks met Jan en alleman, als het moet in ruil voor geld of een slaapplaats...”
“Meneer...”
“Maar u gelooft mij niet,” dendert Peter door. “Natuurlijk gelooft u mij niet. Niemand gelooft mij. De politie niet, Jeugdzorg niet, u niet, niemand niet. Niemand die helpt. Nou, morgen is ze hier. Dan kunt u haar zelf zien. Dan moet ze weer naar de jeugdrechter voor een diefstal of weet ik het wat.
Dan kan u haar met eigen ogen zien.
Ben ik benieuwd of u haar nog steeds zo’n schatje vindt.”
“Meneer...”
“Ik heb haar niet geslagen. Ze kan zoveel beweren. Ik ben jarenlang portier geweest. Ik weet heus wel wat ik doe. Ik heb één of twee tikken uitgedeeld, ja. Corrigerende tikken, met de vlakke hand, niet met een gebalsemde vuist. Maar wat moet ik anders? Moet ik dat maar allemaal goedvinden dan, dat ze wegloopt van huis, dat ze de hoer uithangt?
Moet ik dat allemaal maar goedvinden?
Zou u dat goedvinden, mevrouw de rechter? U bent toch ook niet achterlijk? Alsof u uw kind nog nooit een tik heeft gegeven? Maar als ik het doe, dan is het gelijk heel erg. Dan is het gelijk huishoudelijk geweld of zo, nou dan is dat maar zo...”
“Meneer...”
“Dan is dat maar lekker zo. Gooi me dan maar in de gevangenis. Prima, dan ga ik wel zitten, maar dat kind is mijn dochter niet meer. Dat is klaar. Einde verhaal. Vanaf vandaag heb ik geen dochter meer. Ze zoekt het maar uit. En die schadevergoeding die ze wil, die 1000 euro, die kan ze helemaal vergeten. Die verreken ik dan wel met het geld dat ze van me gejat heeft. Geen stuiver krijgt ze meer van me. Geen stuiver.”
“Meneer?”
Dan zwijgt Peter. Zijn immens grote lijf schokschoudert in zijn verweerde werkmanskloffie. Zijn gezicht gaat verscholen achter zijn lange haren en zijn kolenschoppen van handen.
“Waarom huilt u nu, meneer?” vraagt de rechter.
“Ze is m’n kind, mevrouw,” huilt Peter.
“Ze is verdomme m’n dochter...”
Voor het mishandelen van zijn 17-jarige dochter krijgt hij een werkstraf van vijftig uur, waarvan twintig voorwaardelijk.
De schadevergoeding wijst de rechter af.
- Jochem Davidse
- Petra Urban