Dag Davidse,
Het Nederlands elftal sluit het Jaar van de Wederopstanding, dat wat mij betreft ook het Jaar van de Grootheidswaanzin mag worden genoemd, af met een thuiswedstrijd tegen Frankrijk (vrijdag) en een uitwedstrijd tegen Duitsland (maandag), de laatste twee poulewedstrijden in de Nations League. Zeg het maar: 5-0 en 0-4? Tijdens de laatste interlandperiode, toen het Nederlands elftal thuis van Duitsland won (3-0), zat ik in het vliegtuig van Abu Dhabi naar Melbourne. Dat ik de wedstrijd op tien kilometer hoogte kon bekijken, zij het integraal, vond ik een behoorlijke luxe. Ik was duidelijk niet de enige die naar de wedstrijd keek. Terwijl ik ergens boven de Indische Oceaan zweefde, zag ik op tientallen schermen die galmende Johan Cruijff Arena voorbijkomen. Een man van wie ik zeker wist dat het een Brit was – we hadden eerder een praatje gemaakt in de rij voor het toilet – juichte het hardst bij dat eerste doelpunt van Van Dijk, waarschijnlijk omdat hij een hartstochtelijke Liverpool-supporter was. Ik juichte nauwelijks. Ik vond het allemaal nogal geflatteerd. Toen ik weer op de grond stond, las ik dat heel Nederland, van Groningen tot aan Maastricht, in de polonaise liep. Het lek was boven, we beschikten weer over een goede selectie, met Frenkie de Jong hadden we de nieuwe Cruijff in onze gelederen en Ronald Koeman, die een overwinning op de Duitsers natuurlijk had voorspeld, was de beste bondscoach die we ooit hebben gehad. Ik dacht alleen maar: wat zijn we toch een raar volk. Eén keer met mazzel van de Duitsers winnen en we wanen ons meteen wereldkampioen. Datzelfde idee heb ik als ik naar de wedstrijden van Ajax in de Champions League kijk. Thuis tegen Benfica werd er, tegen de verhouding in, in de laatste seconde gewonnen en vorige week, uit in Lissabon, werd er, ook al met zoveel mazzel, gelijkgespeeld. Het bracht keeper André Onana zelfs op het zeer lachwekkende idee om te roepen dat Ajax de Champions League wil winnen, een perfecte weergave van de grootheidswaanzin waar het Nederlandse voetbal momenteel mee te kampen heeft. Met deze instelling is een nieuwe voetbalcrisis aanstaande, vind je niet?
Groeten,
Dag Jacobs,
Ouwe zuurpruim. Ik weet niet wie jou in Melbourne heeft wijsgemaakt dat men in Nederland - ‘van Groningen tot aan Maastricht’ – de polonaise liep, maar ik woon daar ergens halverwege en ik heb hem niet voorbij zien komen, die polonaise. En ik ben ook nog niemand tegengekomen die zich wereldkampioen waande. Maar als het over Oranje gaat is er, na jaren van plichtmatig aanmodderen met uitgerangeerde vedetten en kwaliteitsarme middelmaat, eindelijk weer een beetje een positieve vibe. Noem het hoop. Natuurlijk waren die Duitsers beter, je moest wel blind zijn om dat niet op te merken, maar fuck it: wij wonnen. Wat moet je dan na een historische 3-0 zege op de moffen? Met een emmer azijn bij de hand de prestatie nog eens kritisch tegen het licht houden? Ga je gang, dan pak ik nog een biertje. Natuurlijk is het Nederlands elftal nog mijlenver verwijderd van een ploeg die zich serieus kan meten met de wereldtop, en natuurlijk vallen er nog honderdduizend dingen te verbeteren. Het grote verschil met een paar jaar geleden is alleen dat we desondanks tóch winnen van die rot-Duitsers, en na afloop niet zo nederig hoeven af te druipen. Het grote verschil is dat we ons dit keer niet weerloos naar de slachtbank laten leiden door die omhooggevallen Belgen, maar met vereende krachten blijven knokken tot het laatste fluitsignaal. Zoals het lang geleden was dat er nog twee Nederlandse clubs in de Champions League speelden (hieperdepiep!), zo was het ook lang geleden dat ik nog eens met een glimlach op mijn gezicht naar het Nederlands elftal keek. Na jaren van uitzichtloze droogte staat er nu eindelijk weer een Oranje waar toekomst in zit. Een Oranje waarvoor ik wil juichen. Laat die Fransen en die Duitsers maar komen. En daarna in een 0-0-11-opstelling de huiskamer door. Polonaise!Hup Holland hup!