Jochem
Komend weekend debuteert de Engelsman Alan Pardew in de eredivisie. Als tussenpaus moet de ervaren ex-Premier League-manager ADO Den Haag voor degradatie zien te behoeden. Nederlandse media grepen zijn aanstelling vooral aan om smeuïge opsommingen te maken van alle misstappen en andere akkefietjes waar hij zich in zijn carrière veelvuldig schuldig aan maakte. Van een kopstoot die hij ooit uitdeelde aan een speler van de tegenstander tot de provocerende neukbewegingen die hij pal voor de vijandelijke dug-out maakte nadat zijn ploeg gescoord had. Pardew is op z’n zachtst gezegd niet van onbesproken gedrag. Gelukkig niet, zou ik zeggen. Na het ontslag van de markante Sloetski bij Vitesse en de onuitstaanbare Van Bommel bij PSV kan de eredivisie wel weer wat entertainment langs de zijlijn gebruiken.
De smakelijke verhalen over Pardew deden mij ongewild terugdenken aan al die trainers die ik zelf in mijn bescheiden amateurcarrière heb meegemaakt. Stuk voor stuk vreemde snuiters. Ik herinner me een jeugdtrainer op puntige cowboylaarzen die we op een zaterdagmorgen, voorafgaand aan een uitwedstrijd, bij het politiebureau moesten ophalen omdat hij de avond ervoor, toen hij dronken in een bushalte stond te pissen, een iets te grote mond had gehad tegen de agent die hem daarop aansprak. Ik herinner me een boomlange ex-marinier die bij een training de goal aan de kant schoof en ons daarna tien minuten lang van een meter of vijftien zo hard mogelijk in het vangnet liet schieten. “VUUR!” bulderde hij over het trainingsveld, ten teken dat we mochten ‘afdrukken’. Pas toen iemand vroeg waar we in godsnaam mee bezig waren, bleek dat we op ‘schotkracht’ aan het trainen waren. Ik herinner me nog een trainer die elke wedstrijd steevast negentig minuten lang op zijn hurken voor de dug-out doorbracht, onrustig plukkend aan het gras onder hem. Na afloop kon je precies zien waar hij gezeten had. Alsof er een uitgehongerde geit had staan grazen. Ik herinner me een zwijgzame man van rond de vijftig die nog bij zijn ouders woonde en die na de training of wedstrijd altijd net iets te lang naar je pik bleef kijken terwijl je met je schone onderbroek aan het hannesen was...
Maar zeg nou eerlijk, vreemde trainers zijn toch de leukste trainers?
Edwin
Ja, ze zijn van een uitstervend ras, trainers die hun vak soms op een wat onorthodoxe manier uitoefenen. Ik hou wel van die paradijsvogels, zoals Fritz Korbach die eens ontslagen werd bij een club vlak nadat hij de vrouw van de hoofdsponsor ‘eens flink te grazen had genomen’, zoals hij dat zelf plastisch verwoordde. Op de dag van zijn uitvaart moest ik terugdenken aan zijn omschrijving van een crematorium: ‘Stoke City’. Een heerlijke kerel die we voor een radioprogramma nog eens aan de lijn kregen vanuit Indonesië waar hij toen een club coachte. Toen we beleefd informeerden naar het rumoer op de achtergrond bleek dat hij live in de uitzending was terwijl zijn elftal een wedstrijd afwerkte.
Of neem Bert Jacobs, die zelf vooropging in de polonaise en een keer per fiets een nachtclub binnen wilde gaan. Ben overigens wel benieuwd of die Alan Pardew in het Haagse pulletje past. Je hoort het Tom Beugelsdijk zo zeggen na de wedstrijd: “Die Pardoe hep t steeds ovâh un Rus die Kick heet of zoiets, wah mottûh we met die gozâh?”
Van Pardew is het natuurlijk maar een kleine stap naar een ander fenomeen uit het Verenigd Koninkrijk die ik zelf van dichtbij mee heb mogen maken. Als supporter van het ietwat burgerlijke HFC Haarlem werden we natuurlijk flink verwend door Barry Hughes, de entertrainer uit Wales. Vorig jaar zomer is hij ons ontvallen, maar we koesteren de mooie herinneringen aan hem. Weet je nog hoe hij collega George Kessler, de stijve Duitse trainer van AZ, eens te kijk zette met een rolfluitje? De Duitser had hem ooit dwarsgezeten op de trainerscursus, nu was het tijd voor Barry om wraak te nemen. De beelden gingen heel de wereld over, het zat nog jarenlang in de leader van Studio Sport. Barry was de eerste trainer, en waarschijnlijk ook de laatste, die met Ik Wil Op M’n Kop Een Kamerbreed Tapijt een carnavalshit had die het zelfs schopte tot een top 10-notering. Kom daar nu nog maar eens om, met al die kantoorklerken langs de lijn die na afloop hun clichés uitbraken voor de camera’s. Kijk, ze hoeven natuurlijk niet meteen à la Pardew een speler van de tegenstander een kopstoot te geven, maar iets meer leven mag er wel inzitten, toch? Ze verdienen toch niet voor niets hun geld in de entertainmentindustrie? Ruim baan voor de paradijsvogels!