Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Premium

Op pad met de Groningse wijkagent Eva (40): 'Moi Eva!'

Zo'n vijf jaar geleden werd Eva Dijkman dé wijkagent van de Groninger Oosterparkwijk. Inmiddels kent iedere Oosterparker haar en bellen ze liever direct Eva dan de politie. Panorama liep een dagje met haar mee. 

Wijkagente Eva

Of ze Eva ‘even iets persoonlijks’ mag vragen, vraagt een blonde dame in een kakigroen shirtje de wijkagent. Eva is op haar vaste rondje ook even bij de Michi Noeki binnengewaaid, een paviljoentje dat dienstdoet als een soort huiskamer. De dame is daar een van de vrijwillige gastvrouwen.

Natuurlijk mag dat.

Nou, begint ze. “Die ene meneer. Je weet wel. Nou, ik vroeg me even af: is er ook aan de hond gedacht?”

Eva heeft aan een half woord genoeg, ze hoort de straatnaam en weet meteen over welke meneer het gaat. Zeker, stelt Eva haar gerust, de hond is gisteren naar de dierenarts gebracht. “Weet je?” vervolgt de gastvrouw, “Die man... vanuit mijn raam kan ik alles zien. Dan staat hij weer het verkeer te regelen, dan loopt hij weer met allerlei spullen te sjouwen. En laatst liep hij in zijn nakie over straat. Ik maak me zorgen.”

Een volgende keer moet ze bellen, drukt Eva haar op het hart. En, zegt ze: maak foto’s, film het, want met beeldmateriaal staat ze een stuk sterker; hoe meer ze kan aantonen dat het heerschap in kwestie hulp nodig heeft, hoe groter de kans dat die hulp ook komt.

“Echt bellen, hè?” herhaalt Eva nog eens als ze even later de deur uit stapt. “Je hebt mijn nummer.” “Doe ik,” belooft de Oosterparkse.

Eva in gesprek met de eigenaren van viskiosk Moi Eem!

Dit is precies hoe het werkt, vertelt ze als we buiten staan. Hoe zíj werkt. Oosterparkers bellen liever met Eva dan dat ze het algemene politienummer draaien. Of ze sturen haar even een appje. Die drempel ligt nu eenmaal lager. “En zo voelen ze zich ook minder een snitch.”

Je zou het zo moeten zien: 112 bel je als het kalf aan de rand van de put staat, of zelfs al wanhopig rondspartelend aan het verdrinken is. Het algemene nummer komt in beeld als het kalf steeds gevaarlijk dicht in de buurt van de put komt. En wie denkt: ik weet het niet hoor, met dat kalf, het ziet er slecht uit, vermagerd, lijkt wat warrig, en nu je ’t zegt: ik heb het ook al tijden niet meer met andere kalveren gezien, zou het wel goed gaan, díé belt Eva. En dan komt ze kijken, kalmeert het kalf, hoort zijn verhaal aan en leidt het met zachte doch dwingende hand terug naar de stal. Vervolgens zorgt ze dat het kalf passende hulp krijgt én dat de put gedempt wordt. En dan zijn de telefoontjes naar 0900-8844 én die naar 112 niet meer nodig. Dit is wat het oplevert als de mensen in de wijk weten wie je bent en waar ze je kunnen vinden.

Broodtrommel 

Wie een willekeurig dagdeel met Eva meeloopt, merkt het meteen: iedereen kent haar en zij kent iedereen. “Hoi Eva!” klinkt het links en rechts. “Moi Eva!” op zijn Gronings.

Dat is niet vanzelf gegaan, Eva’s bekendheid en zichtbaarheid zijn het gevolg van investeren in contacten en in vertrouwen, en de manier waarop ze dit deed, is even simpel als briljant. Met haar grasgroene broodtrommel onder de arm belde ze bij willekeurige voordeuren aan. “Goeiemiddag, mijn naam is Eva Dijkman, ik ben de nieuwe wijkagent. Mag ik misschien hier mijn broodje opeten?”

Eva heeft ook oog voor de kleine Groningers.

En vervolgens zat ze op een bank, aan een keukentafel, in een tuin, of voor een huis, kennis te maken met de Oosterparkers, terwijl ze haar tanden zette in een boterham met pindakaas. “Het was win-win,” zegt ze. “Ik bedoel: eten moet je toch. Dat zou ik natuurlijk op het bureau kunnen doen, maar dit kon ook.” Al snel gingen mensen ook háár uitnodigen. Die mevrouw, bijvoorbeeld, die zich zorgen maakte om het drugsgebruik van haar zoon. En Eva schoof en hoorde aan.

Sommige Oosterparkers keken verbaasd op om een agent aan de deur te krijgen, in vol ornaat, met een broodtrommel of een zak krentenbollen. “Eén keer kwam het niet uit, die persoon had een afspraak en stond op het punt weg te gaan. Maar ik ben nooit ergens geweigerd.”

Judith van Moi Eem! blijkt fan van de politie.

Tijdens die spontane lunchafspraken stelde ze veel vragen. Hoe bent u in de wijk beland? Hoelang woont u hier al? Bevalt het een beetje? Het bleek de perfecte manier om laagdrempelig met haar wijk in contact te komen – de zwaar onderschatte waarde van smalltalk. “Op zo’n manier krijg je een goed beeld van wat er speelt in een wijk en kun je daar ook op anticiperen.”

Ze zegt: “Vaak willen mensen gewoon hun verhaal kwijt, weten dat ze gehoord worden. Door zichtbaar te zijn kun je veel problemen oplossen, of zelfs voorkomen.”

Viskiosk

Op deze druilerige woensdagochtend heeft Eva een afspraak met de mensen van de dit voorjaar geopende viskiosk Moi eem, Gronings voor iets als: hé, hallo. Eigenaren Wim en Judith willen even iets met haar bespreken. De laatste tijd krijgen ze geregeld een klant in de zaak die voor overlast zorgt. Tot nu toe is het bij verbaal geweld gebleven, zegt Wim, maar hoe groot schat Eva de kans in dat de man fysiek wordt? Hij beschrijft de klant, zijn postuur, kapsel en hond, en ah, zegt Eva meteen. Die kent ze wel.

Oosterparkers bellen liever met Eva dan dat ze het algemene politienummer draaien. Of ze sturen haar even een appje

Tsja, zegt de wijkagent. “Ik denk dat het wel meevalt. Maar ik kan natuurlijk geen garanties geven. Weet je? De volgende keer als hij hier staat, bél me dan gewoon even.”

“Kunnen we hem eigenlijk toegang weigeren?” vraagt Judith, terwijl ze de uitgebloeide exemplaren uit een boeket met lichtroze rozen plukt. Op de witte vaas staan blauwe vissen geschilderd. “Ja hoor, je kunt een ontzegging regelen. Kan gewoon online.”

Wim vertrouwt het maar matig. “Ik zie dat je ijsbeert,” constateert Eva. “Is er nog iets?” Nou, zegt Wim, hij kan de man wel weigeren, maar wat nou als hij verhaal komt halen? “Dat hij dan voor de deur tekeergaat, of buiten de openingstijden de ramen komt inslaan? Ik heb er een slecht gevoel over.”

Gewoon mij bellen, zegt Eva. Echt.

Lachende gezichten in paviljoen Michi-Noeki.

Het frustreert haar, geeft ze toe: de hulpverlening – met alle respect hoor – is om vijf uur klaar, en daarna komen mensen die daar niet thuishoren op het bordje van de politie terecht, zoals de herrieschopper met de hond. “Hij is nou typisch een casus voor de hulpverlening. Maar als die hulp niet snel komt, wordt hij een casus voor het strafrecht. En dat wil je niet.” Stomtoevallig, zegt ze, heeft ze straks een afspraak om even bij de man te gaan kijken. “Ik zal het bij hem aankaarten.”

En dan iets luchtigers. “De zaak loopt goed, hè?” “Ja,” antwoordt Judith, haar gezicht breekt open, ze straalt. “Hoor je veel goeie dingen over ons, ja?” Eva en Judith kennen elkaar uit een vorig leven, van toen Judith nog actief was in het wijkwerk. De Oosterparkwijk gaat ook haar aan het hart. De buurt wordt steeds diverser, zegt ze, sinds in 2005 het stadion van FC Groningen uit de wijk verdween, is er aardig wat nieuwbouw bijgekomen, en ook zijn oude panden opgeknapt. Dat brengt nieuwe bewoners: tweeverdieners bijvoorbeeld, en studenten. “Och, de studenten van verderop, wat zijn die léúk! Soms komen ze hier op slippers en in badjas een familiezak kibbeling halen voor het hele studentenhuis.”

Weggeefwinkel

De Oosterparkwijk kent veel armoede, overlast en problemen achter de voordeur, maar er zijn ook veel mensen die zich bekommeren om elkaar en om de buurt. Mooie initiatieven. Neem restaurant Het Oude Politiebureau, waar mensen met afstand tot de arbeidsmarkt een krokante geitenkaasburger of een Big Bad Burrito serveren. Of de weggeefwinkel.

Kunstproject Binnenstebuiten.

De Oosterparkse Cindy Siegers merkte dat veel wijkgenoten de kringloopwinkel te duur vinden en begon een winkel waar mensen kleding, schoenen, kopjes, schoteltjes, magnetrons, alles eigenlijk, gratis mogen meenemen. Of Olga’s racefietsclub. Wijkbewoner Olga Kemper heeft veel aan de racefiets te danken: ze viel kilo’s af en overwon PTSS. Dit zouden meer mensen moeten kunnen, dacht ze, en begon een racefietsclub. Dankzij bijdragen van de gemeente kwamen er leenfietsen voor wie geen eigen fiets kan betalen. Op straat lopen we Olga tegen het lijf, ze heeft net nieuwe flyers laten maken en duwt Eva er eentje in haar handen. “Ik kom binnenkort een keer meedoen!” belooft die. “Deal!”

Toen corona het lastig maakte bij mensen op bezoek te gaan, verzon Eva een list. Op haar Instagramaccount postte ze altijd al foto’s van haar dagelijkse praktijk, en tijdens corona kwam het account perfect van pas om met de wijkbewoners in contact te blijven. Wie door haar tijdlijn scrolt, ziet haar op een muurtje staan dansen en zwaaien op Hollandse hits. “Ik vergeet u niet in deze coronatijd! Zwaaien vanuit het raam of vanaf het balkon naar elkaar... met wat muziek erbij!” luidt het bijschrift. De actie werkt aanstekelijk: verderop in de straat staan Oosterparkers mee te hupsen en te deinen – keurig op afstand. En Instagram bleek ook een perfecte plek voor oproepen. “Wie wil er vanmiddag om twaalf uur met mij wandelen?”

Ze zegt: “Eigenlijk was er altijd wel iemand. We liepen dan samen door de wijk en maakten ondertussen een praatje. Hetzelfde idee als bij de thuisbezoekjes, maar dan wandelend.”

‘We liepen dan samen door de wijk en maakten ondertussen een praatje. Hetzelfde idee als bij de thuisbezoekjes, maar dan wandelend’

FC Groningen

Nu, vijf jaar na haar aantreden in ‘de Oosterpark’, eet ze zeker nog eens per week haar boterham bij een wijkbewoner. Ze wil zo min mogelijk op het bureau en zoveel mogelijk in de wijk zijn, daarom springt ze na de dagelijkse ochtendbriefing op de fiets, laptop mee zodat ze overal kan werken. In gesprek raken is zilver, in gesprek blíj́ven is goud.

De route naar de kibbelingschreeuwer loopt langs het huis van Henk en Ans. “Lukt nog net,” zegt Eva na een snelle blik op haar horloge, en ze belt aan. Het huis van Henk en Ans is een soort museum gewijd aan FC Groningen. Posters voor het raam. Een thermometer met het FC-logo en de tekst: ‘In dit huis zijn we voor FC Groningen, trots van het noorden, mopperen we tijdens de wedstrijd, Grunnens Laid, Ale ale ale, forza FCG, laat ons weer eens juichen, Vecht voor onze club.’

En dit is alleen nog maar de buitenkant.

Ans doet open. “Hé, wat leuk Eva, kom binnen, kom binnen!” Henk zit op de bank, de flatscreen toetert reclame de woonkamer in. Ze wonen hier al vijftig jaar, vertelt Ans.

Henk en Ans houden er een soort FC Groningenmuseum op na.

Aan de wanden klokken van FC Groningen, nog meer posters, en dan hebben we nog niet eens ‘het hok’ gezien. Door de keuken, waar anderhalve slavink op de avond ligt te wachten, gaat Ans voor naar een ruimte waar de ingelijste gesigneerde shirts twee rijen dik over elkaar aan de muur hangen. Aan het plafond hangen ballen met handtekeningen erop, alsof het discobollen zijn. Spelershome, staat op het bordje boven de ingang, en: alleen toegang voor spelers en staf. Het meest trots is ze op het witte bord dat de weg wijst naar kantine, kleed- en persruimte. “Die komt uit het oude stadion,” glundert ze. Het was wel even slikken zeker, toen het hier wegging? “Nou, zeg dat wel.”

Heeft Eva zin in een kopje koffie? Nou, zegt ze, zin wel, maar haar afspraak wacht, dus na een kort keuvelpraatje over de gezondheid van Henk stapt de wijkagent weer de voordeur uit.

We passeren een vierhoog appartementenblok waarop in een donkerdere baksteen een stadion staat afgebeeld, eronder de data 1933-2005. Binnen in het trappenhuis megagrote portretten van iconische spelers: ‘Helden van de Oosterpark’, het is een ode aan het vroegere thuis van FC Groningen. In 2005 verhuisde de club naar een fonkelnieuw stadion net buiten de stad, maar in de hoofden en harten van veel Oosterparkers hoort de club nog altijd hier thuis.

Baby in ademnood

Eva kwam op het broodtrommelidee door haar collega Wilco Berenschot, die eerst wijkagent was in Rotterdam en nu initiatieven bedenkt om politie en burgers met elkaar te verbinden. Dat kan ik ook, dacht ze, en ze begon. Behalve de lunches, de wandelingen de zwaaiacties en de posts op Instagram zijn er ook haar bijdragen op LinkedIn. Ze deelt wat ze meemaakt in de dagelijkse praktijk. Ze vertelt over die ene melding die haar altijd bijbleef: een baby van een paar minuten oud in acute ademnood. Kom op, dacht ze, terwijl ze wachtte op de ambulance en het piepkleine voetje van het meisje vasthield. Adem, adem, adem! Toen de ambulance het kindje meenam en Eva’s werk eropzat, barstte ze in tranen uit. Niet lang daarvoor was ze zelf moeder geworden. Inmiddels is Lizzy, want zo heet het meisje, 9 jaar, en elk jaar stuurt Eva haar een kaartje op haar verjaardag.

Haar aanwezigheid op sociale media en de manier waarop ze die inzet om de kloof tussen politie en burger te verkleinen en haar werk beter te kunnen doen, leverde haar dit jaar de provinciale Vrouw in de Media-award op. “Eva, ik heb op je gestemd, hoor!” riepen bewoners enthousiast als ze Eva voorbij zagen fietsen. De jury noemde haar ‘een wijkagent die je iedere wijk in Nederland toewenst’.

Voor een spontane hug is altijd ruimte.

“Met die posts wil ik delen wie ik ben en wat ik doe. Waar wij zoal tegenaan lopen op een dag, de mogelijkheden en onmogelijkheden van ons werk. Dat ik afhankelijk ben van andere partijen. Zo kweek je meer begrip. Meer vertrouwen ook.”

Het klinkt simpel en dat is het ook, zou je zeggen. Waarom lopen dan niet alle wijkagenten met broodtrommels rond? Nou, zegt Eva, het moet wél bij je passen, natuurlijk. Veel mensen vinden dit lastig. Ik heb daar geen last van, het maakt mij echt niks uit. Ik loop ook zo in mijn eentje een kroeg in, en even later ben ik druk in gesprek. Dat durft ook niet iedereen. Het moet je ding zijn.”

Zorgen om Frits

De voortuin van Frits*, de man met de hond, staat vol met van alles en nog wat. Na twee keer bellen, klinkt er gestommel en doet de bewoner open. Hij blijft in de deuropening staan, de hond moet er niet vandoor gaan. Hij staat geen seconde stil, praat snel en onverstaanbaar.

Eva begint over de viskiosk. “Je hebt je daar behoorlijk agressief gedragen, Frits.”

“Ik kom daar nóóit meer!” roept Frits bozig.

“Nou,” zegt Eva droogjes. “Dat is dan ook weer opgelost.”

Binnen moet je je een weg banen tussen rondslingerende vuilniszakken, blikjes, nog meer petflesjes. Een matras, een bank, tot op de vierkante centimeter bedekt met spullen. Het ruikt er naar hond en naar ramen die al een tijd niet open zijn geweest.

‘Ik loop ook zo in mijn eentje een kroeg in, en even later ben ik druk in gesprek. Dat durft ook niet iedereen. Het moet je ding zijn’

“Ik maak me zorgen om je, Frits,” verzucht Eva.

“Zorgen? Dat moet je niet doen hoor,” repliceert die. De stemming verandert terstond als er ineens iemand van de woningbouwvereniging voor Frits’ neus staat. “Ik heb jou níét uitgenodigd! Dit is míj́n huis! Ik betaal toch huur, of niet soms? Of niet soms?” schreeuwt hij. “Ja, dat klopt,” geeft de woningbouwman hem kalmpjes gelijk. “Maar je huurt van óns.”

Het helpt niet. “Bek dicht!” roept Frits. “Mijn huis uit!” Woningbouwman en wijkagent wisselen een blik en de man schuifelt door de boordevolle keuken en woonkamer de volgestouwde smalle gang door naar buiten. De hond hobbelt achter hem aan. Eva kijkt bezorgd hoe Frits onhandig de hond optilt en terug naar binnen sjouwt.

Eva maakt zich zorgen om een buurtbewoner.

Voor de deur staat inmiddels een hulpverlener. Hij komt binnen, en na een kwartiertje stappen hij en Eva weer naar buiten. Druk overleg volgt, twee collega-hulpverleners, die buiten stonden te wachten, komen erbij staan. Hoe nu verder? Eva is zichtbaar pissig. “Dit kunnen we toch niet zo laten? Je zíét toch hoe die vent leeft, man!”

Een vrijwillige opname wil Frits niet, en iemand gedwongen opnemen kan alleen als hij een gevaar is voor zichzelf of de samenleving. Daar lijkt hier niet direct sprake van te zijn. Maar, zegt Eva: “Ik krijg van alle kanten klachten over deze man. Ik ben bang dat de samenleving een gevaar voor hém wordt.”

Die angst is niet onterecht. Twee straatbewoners zijn een eindje verderop blijven staan. “Niet om het een of ander,” begint een van hen. “Maar wij zijn he-le-maal klaar met hem.”

In het halfuur dat Eva en de hulpverleners overleggen, stapt de man een paar keer naar buiten. Hij lijkt opgevrolijkt, nog altijd onverstaanbaar, maar nu lacht hij erbij. Hij pakt twee stukken stoeptegel en stapelt ze op elkaar. Uit een petflesje giet hij er met een theatraal gebaar water overheen. Eva en de mannen kijken even wat hij doet en praten verder, druk gebarend. De man loopt naar een vrouw toe die twee yorkshireterriërs uitlaat, beide met jasjes aan. De vrouw trekt snel de hondjes naar zich toe en loopt verder. “Ey man, polisieieieieie!” roept een voorbijfietsende man joviaal vanaf de overkant. Hij draagt een zonnebril en een hoed op zijn lange grijze haren.

Later die middag krijgt Eva telefoon: er is hulp onderweg voor de schreeuwende buurtbewoner. So far so good.

*Frits is een gefingeerde naam

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Misdaad
  • Paul Tolenaar