Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Premium

Extreme ironing: een levensgevaarlijk huishoudklusje

De was strijken: saai, inspiratieloos en vervelend. Toch? Niet in de wereld van extreme ironing. Wat dat is? Je kleding strijken op extreme locaties en in gevaarlijke omstandigheden. Onze verslaggever ging er volle bak voor en loopt er sindsdien weer uitstekend bij. Dit is zijn fascinerende ervaringsverslag. “Neem ons niet kwalijk, we moeten onszelf nog effe in de hens laten steken…”

Extreme ironing

Een van de leukste aspecten van mijn werk is de vrijbrief om belachelijke vragen te mogen stellen. Neem mijn laatste mailtje naar Freezlab, een Amsterdams bedrijf dat cryotherapie aanbiedt: “Goedemiddag, voor een artikel zou ik graag mijn hemd willen strijken bij een temperatuur van -110 graden Celsius. Zou dit mogen in een van jullie vrieskamers?” Het verzoek blijft onbeantwoord, logischerwijs. In mijn tweede bericht stuur ik wat meer informatie mee. “Het betreft een verhaal over extreme ironing, een bloedserieuze sport waarin heldhaftige mannen (en heel soms vrouwen) hun leven wagen om de geestdodende activiteit van kleding strijken weer spannend, uitdagend en aantrekkelijk te maken.” Weer geen reactie. E-mail numero drie dan maar: “Op YouTube en sociale media staan talloze filmpjes, foto’s en verhalen van extreme ironing. Prachtig om te zien! De duizenden fanatiekelingen die deze wonderlijke sport wereldwijd beoefenen strijken hun kleding op bergtoppen, in kano’s, tijdens het skiën, op de bodem van de zee, midden op de snelweg en zelfs tijdens het parachutespringen. Maar: bij een temperatuur van -110 graden is in de 27-jarige geschiedenis van deze bijzondere sport nimmer een sok gestreken. Vandaar dus nogmaals mijn vriendelijke verzoek: zouden onze fotograaf, mijn strijkplank, strijkbout en ik bij Freezlab mogen langskomen voor ons extreem strijkendebuut?” Eindelijk succes, ze werken er graag aan mee. Eén ding: “We hebben geen stroom in de cabine. Maar dat hebben ze onder water ook niet, dus wij gaan er vanuit dat dit niet de belangrijkste issue is?”

Even strijken (en opstijven) bij -110 graden.

Even terugspoelen naar november 2023. Een vriend stuurt een filmpje van vier excentriekelingen die een lokale berg in Nieuw-Zeeland beklimmen, met aan hun rug vastgebonden hun strijkplank en strijkbout. Bovenop de winderige bergtop beginnen deze mannen hun gekreukte overhemden bloedfanatiek glad te strijken. Wat is dit nou voor bullshit, zo luidt mijn eerste reactie. Acht minuten later krijg ik groen licht om een levendige reportage te maken over deze fantastische sport. En ja, extreem strijken is een erkende sport, mét een wereldkampioenschap. Maar daarover later meer. Nu eerst een lastig besluit nemen: schrijf ik een verhaal óver de hilarische ontstaansgeschiedenis hiervan, alle markante figuren die elkaar constant aftroeven met bizarre strijksessies, het knotsgekke WK van 2002 en de hernieuwde populariteit voor extreme ironing sinds de opkomst van sociale media? Of trek ik mijn stoute schoenen aan en waag ik zelf een poging om de meest extreme strijker van Nederland te worden? “Doe maar gewoon het eerste,” zegt mijn vriendin dwingend na mijn uitleg. Ik slaap er een nachtje over, zo besluit ik. Acht minuten later appt een vriend aan wie ik het filmpje doorstuurde terug: “Lachen! Laten wij dit ook doen! Ik ken nog wel een stuntman die ons wellicht in de fik zou willen steken terwijl wij onze onderbroeken strijken.” Het universum heeft gesproken.

Setting één: strijken bij -110 graden. Twee: getatoeëerd worden door Dikke Dennis tijdens het strijken van zijn shirt. Drie: een skatestunt uitvoeren tijdens het strijken

Wieken van een molen

Een week later zit ik samen met diezelfde vriend, Klokhuis-presentator Pascal Tan, in een kroeg in Amsterdam, waar wij de nodige voorbereidingen treffen. In de wereld van extreme ironing betekent dat niets meer dan veel bier drinken en fantaseren over onhandige plekken en belachelijke situaties waarin je kleding zou kunnen strijken. “Wat dacht je ervan om ons te laten vastmaken aan de wieken van een molen?” begin ik. “Mét strijkplank uiteraard.” Pascal is iets te enthousiast. “Goeie! Of deze: in de stilste ruimte ter wereld. Daar las ik laatst iets over. Dat is een kamer waar je binnen enkele minuten sowieso gek wordt. Laat staan wanneer je moet strijken.” Na een pils of 14 (p.p.) lijken de plannen gesmeed. En die zijn veel te ambitieus. Setting één: strijken bij -110 graden in een vrieskamer van een cryotherapeut (“Hoe vet als dat stoomwolkje verandert in ijs?”). Setting twee: getatoeëerd worden door Dikke Dennis tijdens het strijken van zijn shirt (“Die draagt hij toch nooit”). Setting drie: een skatestunt uitvoeren tijdens het strijken (“We zien nog wel hoe precies”). En dan de finaleklapper: onszelf inderdaad in de fik laten steken door een stuntman. Tijdens het strijken. En dat allemaal in één dag. Met dat stukje ‘extreem’ zit het wel snor.

Om niet helemaal als kippen zonder kop hierin te duiken, zoeken Pascal en ik de volgende dag contact met Phil ‘Steam’ Shaw. Dit is de man die deze onmogelijke combinatie ooit bedacht, in 1997. Krijgt u toch even een korte versie van die hilarische ontstaansgeschiedenis. Zo’n 27 jaar geleden kwam deze relatief doorsnee Engelsman na een lange dag werken thuis, waar hij met een vervelende stapel kleding werd geconfronteerd. Shaw moest eigenlijk strijken, maar wilde veel liever doen waar hij al die hele dag over had gefantaseerd: bergen beklimmen, zijn grote passie. “Dus besloot ik die kleren maar in mijn achtertuin te strijken, om dan toch in de buitenlucht te zijn,” vertelt Shaw in een uiterst vermakelijk telefoongesprek. “Mijn kamergenoot zag mij bezig en vroeg wat ik aan het doen was. Extreem strijken,’ antwoordde ik als grap. We raakten aan de praat en hij zei: Wat als mensen echt buiten zouden strijken op gevaarlijke locaties, zoals in de bergen of onder de grond?” Een revolutie was geboren.

Shaw en zijn vrienden namen al snel hun strijkplank daadwerkelijk mee richting de bergen en deelden hun avonturen op hun website. De onderlinge competitie onder hun wereldwijde fans werd steeds extremer, net als de media-aandacht. Het leidde in 2002 allemaal tot het (enige) wereldkampioenschap extreem strijken. De tien deelnemende landen streden in vijf extreme omstandigheden om hun kleding zo gladjes mogelijk te strijken: in een boom, middenin een snelstromende rivier, in of bovenop een kapotte auto, na het beklimmen van een muur en op een zelfbedachte locatie. Met extra punten voor ‘extreme stijl’, ‘snelheid’ en ‘kwaliteit van het strijken’. Uiteraard grepen Steam en zijn kornuiten in München de enige gouden plak die zijn sport ooit zag.

Alles verloopt gladjes in de cryocabine.

22 jaar later is extreme ironing nog steeds een wereldwijd beoefende activiteit, tot verbazing – en lichte teleurstelling – van de uitvinder. Shaw: “Extreme ironing is groter geworden dan ik ooit heb durven dromen. Ik ging er een beetje vanuit dat het een paar jaartjes zou meegaan en daarna stilletjes van de radar zou verdwijnen. Maar door Facebook en TikTok heeft extreme ironing een nieuw leven gekregen. Het is huge. In zekere zin heeft deze grap lange tijd mijn leven gedomineerd. Meer dan mij lief is. Nog altijd word ik wekelijks benaderd voor interviews hierover. Na 27 jaar! Terwijl ik zelf al twaalf jaar geen strijkbout meer heb vastgehouden. Ja, thuis, in mijn woonkamer. Daar strijk ik tegenwoordig mijn kleding. Verder vind ik het wel goed zo. Ik vind het natuurlijk prachtig dat mijn bedenksel zo finaal uit de hand is gelopen, maar voor mij is extreme ironing een afgesloten hoofdstuk.”

Wereldprimeur

Waarom Steam nu dan toch met een Nederlandse journalist weer over strijken zit te praten? “Omdat jij mij al vertelde wat jullie allemaal van plan zijn. Nou, dan verdien je mijn tijd wel. Getatoeëerd worden? In de fik gestoken door een stuntman? Een stunt op inline skates? Dit wordt wellicht een wereldprimeur. Oh, één ding: binnen de sport van extreme ironing is het traditie om een bijnaam aan te nemen. Die moeten jullie wel hebben, voor je artikel.”

Na twee maanden plannen, anticiperen en fantaseren is het eindelijk zover. ‘Iron Ryan’ en ‘Steamy Tan’ betreden met hun stoffige strijkplankjes de receptie van Freezlab, een wellness-oord in Amsterdam-Zuid. Een jaar geleden sloot ik me al eens op in een de vrieskamers van dit bedrijf, voor een sfeerverslag over de wellness-trend die zich laat omschrijven als cryotherapie: jezelf enkele minuten blootstellen aan monsterlijke kou om je daarna als herboren te voelen. Goed voor betere sportprestaties, verhoogde vitaliteit, sneller herstel na het sporten, pijnbestrijding, een sterker immuunsysteem, minder stress, meer gelukshormonen, sneller gewichtsverlies, betere nachtrust, strakkere huid en een energiek gevoel, zo liet ik mij destijds aanmeten door ‘freezmaster’ John Zwamborn, tevens de manager hier. “Voeg daar na vandaag ook maar een strak gestreken kledingkast aan toe,” grap ik bij binnenkomst. We krijgen een warm welkom in de koudste toko van Amsterdam, alleen de jonge receptioniste lijkt nog niet helemaal te begrijpen wat de bedoeling is. “Gaan jullie echt strijken in onze cryo-kamer?” vraagt zij ons verbaasd. “Gebeurt dat hier niet dagelijks dan?” vraag ik met gespeelde verbazing.

Een warm welkom in de koudste toko van Amsterdam.

Deze kou is niet te doen. Het strijken leidt ietsje af van de barre omstandigheden, maar te weinig om er niet he-le-maal kapot aan te gaan

In de kleedkamer transformeren Pascal en ik ons tot twee extreme ijsstrijkers, inclusief gek troontje. “Maken jullie een artikel over cryotherapie?” vraagt een nieuwsgierige klant. Pascal, in een glimmend rood boksbroekje: “Nee meneer, wij zijn extreme ironist. Wij strijken onze kleding in extreme omstandigheden. Dadelijk zullen wij bij -110 graden strijken, daarna zullen wij ons al strijkende laten tatoeëren door Dikke Dennis, ons in de fik laten steken tijdens het strijken en een strijkstunt uitvoeren op skates.” De man loopt snel verder. Tien minuten later staan wij gereed om de gevreesde vrieskist in te duiken. Onze freezmaster is zo sportief geweest onze strijkplank alvast in het ijshok in stelling te brengen. “Twee planken paste niet, helaas,” zegt hij daarbij. “Jullie zullen met z’n tweetjes op één plank moeten strijken.” Ik merk op dat dit wellicht ten koste zal gaan van de strijkkwaliteit, maar: je kunt niet altijd zes gooien. “Klaar?” vraagt de freezmaster. “Go!” Pascal en ik duiken naar binnen en wachten in de ‘tussenruimte’ (-60 graden) op de jackpot, waar we na twintig tellen in mogen. “Jezus, koud!” schreeuwen we gelijktijdig. Paniekerig nemen we plaats achter de strijkplank en beginnen maar wat te schuiven met onze bouten. “Waar ben ik in godsnaam in beland,” zo vraag ik mijzelf hardop af. “Bek houden, strijken” roept Pascal. “Word je lekker warm van!” Dat is niet correct. Deze kou is niet te doen. Het strijken leidt ietsje af van de barre omstandigheden, maar te weinig om er niet he-le-maal kapot aan te gaan. Godzijdank mogen we er na drie minuten waar uit. Ons ‘gestreken’ shirt ziet er niet uit, mijn tepels zijn breekbaar en het stoomwolkje van ons strijkijzer is niet veranderd in ijspegeltjes. Op naar Dikke Dennis.

“Wat een mafkezen man, die extreme strijkers.” Dikke Dennis – tattoo-artist, rocker, acteur, Amsterdams fenomeen – heeft zich een kwartiertje voor onze komst ingelezen in onze nieuwe hobby. “Wat is de bedoeling nou precies? Moet ik jullie tatoeëren terwijl jullie gaan strijken ofzo? En dan ook nog een tatoeage van een strijkboutje?” Meer dan wat dan ook voel ik mij trots dat zelfs een man als Dikke Dennis – die in zijn tig jaar als tatoeëerder in de rockscene de gekste dingen heeft gezien – het even niet meer volgt. Voordat ik het kan uitleggen staat Pascal zonder shirt en in tijgerprintbroekje op de bank, met één been leunend op zijn strijkbout. “Doe hier maar een strijkboutje,” wijst hij aan. Dennis neemt een flinke hijs van zijn sjekkie, trekt zijn shirt uit en begint aan zijn schets. Vijf minuten later prikt er een naald (“Helemaal schoon hoor, je loopt hier niks op van een hoer ofzo”) in de enkel van de extreme strijker. Die blijft in zijn rol, want tussen Pascals pijnlijke grimassen door strijkt hij stoïcijns een Dikke Dennis-shirtje. Dit zijn twee professionals aan het werk: amper drie minuten verder pronkt er op Pascals enkel een keurig getatoeëerd strijkboutje en op de strijkplank van Dikke Dennis een keurig gestreken shirt.

Verdomhoekje

Mijn beurt. Ik drink gretig twee pils tegen de pijn en klim op de bank van Dennis. “Doe mij dan ook maar zijn boutje. Op dezelfde plek. Buitenkantje enkel.” Ik wijs naar de enige plek op mijn lichaam die al getatoeëerd is, met een kleine smiley. “Vlak onder die smiley mag die. Dan maken we hier maar het verdomhoekje van.” De pijn van de naald giert door mijn lijf. Godver, ik wil terug naar de vrieskamer. Oh ja, ik moet strijken. Tussen de pijnscheuten van de Dikke Dennis-naald door veeg ik de strijkbout ongecontroleerd op en neer. “Jezus man, hou je poot is effe stil,” zegt Dennis een paar keer achter elkaar. “Ja hallo, dat hemd strijkt zichzelf niet hè?” reageer ik. Succes: na een minuut of vijf ben ook ik een Dikke Dennis-tatoeage rijker én hij een quasi-gladgestreken shirtje. “Jouw strijkboutje is een tikkie slordiger, want je bewoog te veel met je poot,” concludeert Dennis na het afstoffen van mijn aanwinst. Geeft niks, hier zijn geen verliezers, alleen maar winnaars. “Bedankt voor het kunstwerkje. Maar neem ons niet kwalijk, we moeten onszelf nog effe in de hens laten steken.”

Na de noodzakelijke shirtloze selfie met Dikke Dennis arriveren wij tegen het einde van de middag in Burnside, het lokale skatepark in Deventer. De mannen van dit grotendeels houten kunstwerk zijn zo vriendelijk om ons hier met vuur te laten spelen. “We mogen dan wel Burnside heten, maar neem die naam in hemelsnaam niet te letterlijk,” zegt Niels Naber, ontwerper van het park, een tikkeltje bezorgd. Zijn zorgen zijn volkomen terecht. Terwijl Pascal en ik onze skates aantrekken en bedenken hij wij in godsnaam een truc moeten uitvoeren met daarin een strijkbout en strijkplank verweven, wandelt stuntman Chuck Borden al voor de vierde keer voorbij met in zijn handen twee forse brandblussers. “It’s better to be safe than sorry,” grijnst de Amerikaan richting Niels, die daar de humor niet van inziet. Na een half uurtje aankloten op de rolschaatsen lukt het Pascal om over mijn strijkplank heen te springen en krijg ik het voor elkaar om drie seconden te strijken terwijl ik op mijn skates van een paal afglijd. 25 jaar gezamenlijk skate-ervaring: bedankt. En daarmee zijn Iron Ryan en Steamy Tan aangekomen bij hun grande finale: de grote vuurshow.

In een hoekje van het skatepark heeft onze stuntman alles voorbereid: fire solution (mengeling van benzine, een paar onuitspreekbare chemicaliën en nog meer benzine), natte handdoeken, brandblussers, fireproof overalls, glibberige beschermgel, een grote fakkel en een beschermdoek op de vloer. De zenuwen spelen op. “Hoeveel pijn gaat dit doen?” vraag ik Chuck, realiserend dat ik bij deze kwestie nog veel te weinig heb stilgestaan. Het blijft iets te lang stil. “Zodra je het te lang laat doorbranden, gaat het serieus pijn doen. We hebben het hier wel over vuur.” Ik slik. “Wat is het codewoord?” Chuck: “Zodra het te heet wordt, schreeuw je ‘hot!’ en ga je liggen. Ik sta ernaast met een blusser. Het zal pas lastig worden als jullie het tegelijk heet krijgen. Ik kan er maar eentje blussen natuurlijk. Normaal heb ik een team bij me, maar vandaag doe ik het alleen.” Jezus. Ik wil terug naar de vrieskist. Ik kalmeer mijzelf met de kennis dat deze Chuck Borden, die 15 jaar geleden voor de liefde Las Vegas inruilde voor Overijssel, een expert is die in Hollywood een bescheiden heldenstatus geniet. De geboren Amerikaan werkte al met Arnold Schwarzenegger, Liam Neeson en Val Kilmer, dus twee idioten uit Nederland moet hij ok wel aankunnen.

Bivakmuts

“Hier, trek dit aan,” beveelt Chuck. Laag 1: een vies glibbertruitje, rijkelijk ingesmeerd met een ijskoude en nattige gel. “Dat is fireproof, dat spul ga je nodig hebben.” Laagje 2: een blauwe overall. “Eénlaags. Normaal gebruik ik dikkere, drielaags pakken. In deze jongens heb ik nog nooit een burn uitgevoerd.” Joe. Laagje 3: een doodnormale sweater. “100 procent katoen. Dat fikt lekker.” Op mijn arm smeert Chuck vervolgens een stevige laag van die doodenge fire solution. “Kalm aan,” stamel ik. Hij hoort me waarschijnlijk niet; mijn mond zit al verstopt achter een bivakmuts en nog meer van die vieze gel. Tijdens het smeren vertelt Chuck nog even een leuke anekdote. “Ik heb zelf mijn gezicht weleens verbrand. En ook mijn been. Toen ging de benzine dwars door mijn kleding heen.” Waarom moeten wij dit nu horen? “Toen stond ik meer dan drie minuten in de fik. Een record! De meeste mensen houden het niet langer dan 45 seconden vol.” Op de plekken waar ik nog niet zeiknat was van die gel, ben ik het nu wel door angstzweet. Nadat ook de rug van Pascal is ingesmeerd met benzine, steekt Chuck met zijn fakkel ons een voor een in lichterlaaie. Holy shit, dit is tof! Ik zwaai met mijn fikkende arm over mijn strijkplank. Die vliegt ook in de fik. Naast mij staat een hevig brandende Pascal zenuwachtige hupjes te maken. “Oeh, heet! Jezus! Aaaagh!” Wat een spektakel. Dit zijn toch de momenten waarvoor je extreem strij….. “Aaaah fuck, hot, hot, HÓT!” Een verkoelende schuimsliert in mijn nek. “Well done, great burn!” complementeert Chuck ons zodra we zijn uitgestoomd. “Zeker een halve minuut.” En zo komt mijn extreemste dag in mijn 36-jarige bestaan tot een passend einde. Thuis laat ik de kleding zien die wij aan het begin van de dag nog wilden gladstrijken: een verschrompeld shirt, een verbrande trui en een gehavende onderbroek. Gelukkig hebben we de foto’s nog.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Bizar
  • Paul Tolenaar