Ze zullen zichzelf ongetwijfeld anders betitelen (“Want we doen echt heel veel voor onze cliënten!”), maar zaakwaarnemers zijn natuurlijk het betonrot, het gif, het craquelé, het vuilnis… afijn, de aasgieren van het voetbal. In augustus en januari, vóór de transferdeadlines van 1 september en 1 februari, cirkelen ze boven hun prooi: clubs die om versterkingen staan te springen, in de hoop dat zij de hoofdprijs betalen voor een speler uit hun stal. Want hoe hoger de transfersom, hoe meer er voor henzelf aan de strijkstok blijft hangen. Ook nu ruiken ze weer bloed met de naderende transferdeadline van volgende week, allemaal voor eigen gewin.
Toen zaakwaarnemers nog ‘makelaars’ heetten – alsof je een huis aan de man brengt! – portretteerden we drie van hen: Karel Jansen (de broer van Rob Jansen en nog steeds actief), Ger Lagendijk (in 2010 plotseling overleden) en Ton van Dalen (overleden in 2006). Jansen had net de transfer van Frank en Ronald de Boer van Ajax naar Barcelona afgerond, Lagendijk zorgde onder andere voor de overstap van Ronald Koeman van PSV naar Barcelona en Van Dalen was verantwoordelijk voor de miljoenentransfer van Jaap Stam van PSV naar Manchester United.
Andere tijd natuurlijk en minder grote cowboys dan de snelgeldjagers van nu, maar toch geeft het een aardig inkijkje in de voetbalwereld van begin 1999, precies 25 jaar geleden. Onze verslaggever Thomas Braun ging er meteen met een gestrekt been in: “Meneer Lagendijk, voetbalmakelaars hebben een dubieus imago: op geldbeluste zakenlui die profiteren van de talenten van anderen.” Verrassend genoeg beaamde Lagendijk, die ook onder anderen Ed de Goeij en Tijani Babangida vertegenwoordigde, dit meteen: “Ik had het niet beter kunnen verwoorden.” Volgens Lagendijk schoten makelaars regelmatig onder elkaars duiven, zoals bij een akkefietje rond zijn cliënt Alfred Schreuder die destijds bij NAC speelde: “Rob Jansen vertelde Schreuder dat ik een slecht contract voor Schreuder had geregeld bij NAC. Pertinent onwaar. Nu wordt hij door Jansen gek gemaakt en is ie bij me vertrokken.”
Jansens broer Karel, die samen met Rob samenwerkte, hield zijn broer vooral uit de wind: “Of Rob de rijkste makelaar van Nederland is? Dat praat ik niet over. Dit soort vragen werkt alleen maar stigmatiserend.” Ah, dus wíj hadden het opeens gedaan, niet de gulden-, dollar- en later eurotekens in de ogen van zijn broer.
Grappig wel dat we vroegen naar de hoogte van de telefoonrekening van de makelaars (Lagendijk: “2400 gulden per maand!”) en de ontkenning van bijvoorbeeld Van Dalen dat hij veel verdiende aan ‘zijn’ spelers: “De club betaalt, niet de spelers. Ik heb nog nooit één cent van mijn spelers gevraagd!” Maar ondertussen wel de prijs met tientallen miljoenen opdrijven en daar zelf een dik percentage van pakken. In 1999 lag dat nog helemaal niet zo aan de oppervlakte, tegenwoordig doet niemand daar eigenlijk meer moeilijk over. Het voetbal is immers toch al verrot door de (dubieuze) geldstromen die erin vloeien.