Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Premium

Ongeneeslijk verzamelziek

Postzegels en oude munten zijn uit de tijd, wie deze curiosa nog verzamelt, behoort tot een uitstervend ras. Nee, het is veel hipper om 30.000 wijnetiketten met een vogel erop te hebben. Of 55.000 winkelwagenmuntjes. Vier fanatieke verzamelaars vertellen over hun uit de hand gelopen hobby. Verzamelingen-verzamelaar Geert Drenth: “Als ik moet kiezen tussen mijn vrouw en mijn hobby, dan kies ik toch voor het laatste.”

Verzamelaars

Geert Drenth verzamelt verzamelingen

‘Ik draag nu eenmaal dat virus’

“Ik noem mezelf altijd heel bescheiden de op een na grootste verzamelaar van Nederland,” zegt Geert Drenth (74) uit Sellingen. Wie de grootste is, weet hij niet, maar de Groninger zet zichzelf liever niet op de eerste plaats. Houd u vast: Geert heeft 216 verschillende verzamelingen. “Ze zijn niet allemaal even groot hoor, maar het zijn er wel 216.”

En waar laat ie al zijn spullen? “In 1986 was ik in de gelegenheid om hier in Sellingen een pand over te nemen van de Rabobank en had ik ineens de beschikking over een grote kluis van 7 bij 2 meter, én een grote kelder. Die kelder staat vol met vitrinekasten, 85 stuks, en 18 stalen kasten. Daarin staan hoofdzakelijk spullen die een relatie hebben met speelkaarten. Ik heb talloze asbakjes, borrelbekers, beeldjes, allemaal met klaver, harten, schoppen als motief erop. Dat is mijn grootste verzameling. In de kluis heb ik ook tien kasten met 290 laatjes, daarin heb ik 300 albums met ‘platte zaken’ als ansichtkaarten. Ja, het is wat uit de hand gelopen. Ach, ik verzamel al vanaf mijn 12de.”

Geert Drenth kocht een compleet bankgebouw om zijn ontelbare spulletjes te kunnen stallen.

Op de vraag hoeveel spullen hij heeft met een kaartsymbool, haalt hij zijn schouders laconiek op. “Duizenden. Ik heb ook 360 beeldjes met speelkaarten erop. En heel veel mokken, ik ben de tel kwijt.” Wat heeft de verzamelwoede bij hem naar boven gebracht? “Toen ik 12 was, lag ik met een gebroken been op bed, nadat ik had geprobeerd over een sloot te springen. Ik kreeg van een buurmeisje dat op ziekenbezoek kwam een postzegel en van een jongetje uit de buurt een sigarenbandje. Mijn moeder kocht voor mij een schrift en een potje lijm, zodat ik die postzegel en het sigarenbandje erin kon plakken. Zo is het begonnen. Op mijn 18de begon ik geld te verdienen en werden de schriften vervangen door albums, en van lieverlee is het allemaal meer en meer geworden. Ik ben nu 74, dus ik verzamel al 62 jaar. Ik heb heel veel geruild en veel gekocht op rommelmarkten, braderieën, verzamelbeurzen; ik ben eigenlijk ieder weekend wel op stap. Dat zit er nu eenmaal in en gaat er niet meer uit. Soms koop ik een hele verzameling op. Ik verzamel ook reclamebankbiljetten uit binnen- en buitenland, dus onecht geld. Heel lang geleden kwam hier een verzamelaar langs en die had er honderd. Die heb ik in één keer overgenomen en toen ben ik er verder mee gegaan. Ja, je moet af en toe een aanloopje hebben. Ik heb nu ruim 2000 verschillende. Er wordt mij vaak iets aangeboden, en in het begin nam ik praktisch alles aan. Maar ik word ook een dagje ouder en ik ben daarom het een en ander aan het afstoten. De ansichtkaarten bijvoorbeeld. Ik verzamel er zoveel mogelijk van Ter Apel, waar ik ben geboren, en van Sellingen, waar ik nu woon. Die ga ik nu een beetje beperken. Ik heb er 1700 van Ter Apel, en 700 verschillende van Sellingen. Van sommige is de voorkant precies hetzelfde, maar op de achterkant staat dan dat het is uitgegeven door een andere uitgever, dan is het toch weer een uniek exemplaar.”

‘Vader had ‘t ook’

De hamvraag is: waarom? “Ik draag een verzamelvirus, doe het mijn hele leven al. Mijn vader had het ook wel, hij was alleen niet zo gek als ik. Vroeger, toen ik nog een kind was, gingen klasgenootjes zwemmen, naar de bios of dansen. Ik zat elke dag aan een tafel met mijn postzegeltjes, en dat is steeds erger geworden. Ik ben bijvoorbeeld ook een van de grootste verzamelaars van Europa van winkelwagenmuntjes. Ik ben begonnen met honderd muntjes, nu heb ik 30.000 verschillende. En ook nog 25.000 dubbele.”

Geert de verzamelaar woont al 33 jaar samen met zijn vrouw. Hoe is het voor haar? “Toen ik haar leerde kennen en ze bij me kwam wonen, had ik al behoorlijk veel. Zij heeft het meteen geaccepteerd. In het begin ging ze nog wel mee naar beurzen en markten en hielp ze met zoeken. Maar dat heeft ze losgelaten.” En als zij nu zegt: of die verzamelingen de deur uit of ik ga bij je weg? “Dan had ik toch gekozen voor de verzameling.” Geerts echtgenote kijkt bedenkelijk. Geert: “Gelukkig heeft ze me nooit voor die keuze gesteld.”

Hij is al een tijdje met pensioen, nadat hij 43 jaar ‘in de verzekeringen’ heeft gezeten. “En ik heb heel lang opgetreden als goochelaar ‘Drentini’. Ja, verzekeren, goochelen en verzamelen, dat is hoe mijn leven er altijd heeft uitgezien.” Zijn vrouw kijkt hem aan. Verontschuldigend: “En mijn vrouw. Zij is ook een hobby van me.”

Jos Waber heeft duizenden wielrenattributen

‘De trui van Joop is mijn grootste verovering’

Metselaar Jos Waber (65) uit het Limburgse Banholt is de tel kwijt. In zijn enorme kelder staan in de keurige stellages ontelbaar veel bidons: drinkflesjes die ooit tot bekende en minder bekende wielrenners hebben behoort. “Het zijn er in ieder geval een dikke 4700,” zegt hij zonder blikken of blozen. “Dan heb ik ook ruim 3000 eetzakjes. En meer dan 2000 truien. Ja, ik bezoek aardig wat wielerwedstrijdjes, al is dat de laatste tijd wat minder. Ik heb een bedrijfsongeval gehad en ben een stuk van mijn vinger kwijtgeraakt. Daarom zit ik al een tijdje thuis. De laatste wedstrijd die ik bezocht heb, was de Ronde van Lombardije, oktober vorig jaar. Daar heb ik toen weer een stuk of tien truien weten te bemachtigen. Van wie ik die krijg? Dat hou ik liever voor mezelf, andere verzamelaars lezen mee!”

Jos met z’n grootste trots: de regenboogtrui van Joop.

Waber verzamelt al meer dan dertig jaar wielerattributen. Hij bemachtigt zijn prooi via profrenners, mecaniciens, ploegleiders – van wie hij de namen dus niet wil noemen - of via ruilhandel. In zijn kelder staan de drinkbekers keurig op een rij. Jos en vrouw Marieke hopen dit jaar weer naar de Tour de France te gaan en nog meer petjes (daar heeft hij er ook ruim 1500 van), bidons, eetzakken en shirtjes van de renners te bemachtigen. Hij heeft onder meer de groene Tour-trui van sprintkanon Jean-Paul van Poppel hangen, het zwart-geel-rood van Wout van Aert én het tricot van Joop Zoetemelk, waarin hij in 1985 wereldkampioen werd. “Dat is mijn waardevolste verovering.”

Een jaar eerder, in 1984, reisde hij samen met zijn vrouw voor het eerst naar de Tour. Renners gooiden etenszakjes langs de kant van de weg, Jos raapte ze op. “Jaren later, in 2003, zijn we een camper gaan huren en in 2008 kochten we er een. Ik vond het zo leuk om de Tour te volgen en attributen te verzamelen dat we al dertig jaar lang elk jaar gaan. Wij zoeken uit waar de bevoorrading wordt uitgedeeld en slaan dan onze slag. Ik kom dan ook altijd andere verzamelaars tegen, zo leuk om die mensen dan weer te zien. Ik zit ook in een paar Facebook-groepen voor verzamelaars en dan spreken vooraf af en nemen dan spullen mee die we dubbel hebben. Al is het wel lastig om spullen met mij te ruilen, omdat ik al zo ontzettend veel heb. Ik heb ook veel contact met iemand die bij een Tour-ploeg die zakken aangeeft en dan krijg ik die van hem. Ik ken inmiddels zoveel mensen, ook omdat ik zelf een aantal jaren tijdens de Amstel Gold Race-aangever van bidons ben geweest bij een wielerploeg.”

Shirt van Roglič

Nu heeft hij meer dan 3000 etenszakjes. Geen één is hetzelfde. En ruim 4700 bidons. “Ik bezoek veel wedstrijden,” legt hij uit. “De Ronde van België, Ronde van Luxemburg, Ronde van Frankrijk, Ronde van Italië. Dan kom je wel aan je spullen.” Hij schat dat hij wel duizend wedstrijden heeft bezocht.”

Zijn vrouw, met wie hij 41 jaar getrouwd is, vindt het allemaal al even prachtig: “Ik kom door Jos’ hobby op plekken waar ik anders nooit zou zijn geweest.”

Jos schroomt niet om wielrenners na afloop van een koers om een shirtje te vragen. “Met sommige renners heb ik al contact sinds de tijd dat ze nog junior waren.” Zelf fietst Jos ook; hij kent de toppen van de Pyreneeën en de Alpen maar wat goed. “Als we naar een grote ronde gaan, neem ik altijd mijn fiets mee.” Maar belangrijker is het om tijdens de wielerwedstrijden de attributen te bemachtigen. Soms is het heel eenvoudig om een tasje of petje te scoren, maar de trui waarin Joop Zoetemelk wereldkampioen werd, hoe heeft ie dát geflikt? Een geheimzinnige lach: “Zoetemelk heeft die trui aan zijn verzorger gegeven en die heeft hem weer weggegeven of verkocht aan een man en van die man heb ik die trui. Ik kreeg een tip van een profrenner, hij zei dat ik die man moest bellen. We hebben een afspraak gemaakt en even later had ik die trui, plus de regenboogtrui die Joop kreeg nadat hij kampioen was

Dan laat hij een shirt zien van een huidige topper: Primož Roglič. “Dat is zo’n aardige man. Toen ik in 2018 tijdens de Ronde van Romandië in het hotel bij de lift wachtte, nam hij me mee naar boven, opende zijn koffer en kreeg ik het geel van de leider in het klassement. Je zag die verzorgers kijken: heb je ‘m weer.”

Hoelang blijft hij hiermee doorgaan? Totdat er niets meer in zijn kelder past? “Zolang het lijf mij dit toestaat en mijn vrouw het leuk blijft vinden, ga ik door. Ik hoop nog een keer naar de Ronde van Spanje te gaan met de camper, dat is de enige ronde die ik daar nog nooit bezocht heb. Ik kan niet wachten.”

Mike Hirschler spaart wijnplaatjes met vogels

‘Ik heb hier honderdduizenden etiketten liggen’

Mike Hirschler (72) uit Wilp, bij Deventer, heeft jaren in de landbouwvoorlichting gezeten, later in de IT, toen twintig jaar huisman, werd natuurgids en is dat nu alweer bijna 25 jaar bij het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (IVN) in Deventer. “Wij pretenderen iets meer van de natuur te weten dan vele anderen mensen en wij proberen vele anderen mee naar buiten te nemen om ons samen te verwonderen over hoe de natuur in elkaar zit. Leuk om te doen en ik leer zelf ook elke keer weer wat.”

Mike Hirschler weet weinig van wijn af, maar de etiketten zijn z’n lust en z’n leven.

Het is met deze achtergrond een kleine stap naar de bijzondere verzameling die Mike dagelijks probeert aan te vullen: wijn- en andere dranketiketten met een vogel erop. Hij heeft er nu een kleine 30.000. “Ik spaar geen wijnflessen,” zegt hij maar meteen, “maar etiketten. Ik ben al sinds jaar en dag vogelaar, vogels zijn belangrijk voor mij. Ik heb lang postzegels met vogels gespaard, maar die werden te duur omdat er in allerlei landen postzegels werden uitgeven terwijl ze daar helemaal geen post meer hebben. Ze geven die dingen alleen uit om verzamelaars een poot uit te draaien, dat is een verdienmodel.”

Wat nog wel even de vraag is: hoe kwam hij ertoe om etiketten van wijnflessen te gaan afweken? “Mijn buren kwamen ruim dertig jaar geleden een keer terug van vakantie en hadden drie flessen wijn voor me meegenomen: een rode, een witte en een rosé, met vogels erop. Dat vind jij vast wel leuk als vogelaar, zeiden ze. Nou, reken maar van yes! Ik dacht meteen: die ga ik sparen, dat doet vast niemand.” Dat viel uiteindelijk tegen, want hij bleek niet de enige. “Maar dat had ook een positieve kant: dan kun je ruilen. Ik heb mijn postzegels direct aan de kant geschoven en ben op etiketten overgegaan. En ik ben nu ook al meer dan dertig jaar lid – en sinds begin vorig jaar voorzitter – van de vereniging Vinografia waarin de wijnetikettenverzamelaars in Nederland verenigd zijn. In het buitenland zijn nog meer verenigingen van wijnetikettenverzamelaars.”

Een drankprobleem?

De meeste mensen die wijnetiketten verzamelen doen dat omdat ze kenners zijn op het gebied van wijn; de etiketten zeggen iets over wat er in de fles zit. Zo niet Mike Hirschler. “Dat interesseert mij helemaal niets! Ik weet echt niets van wijn. Vind het wel lekker hoor, en drink het ook zeker, maar ik ga meer voor het thema, vogels dus.”

In zijn huis in Wilp heeft Mike zijn vogeletiketten in ordners opgeborgen. Mist hij nog een specifieke vogel op een specifiek etiket? “Oh, zo veel, want je weet echt niet wat er ‘op de markt’ is. Ik krijg ze van veel mensen opgestuurd. Vrienden en bekenden weten dat ik dit doe en als ze dan ergens in een uithoek op deze wereld op reis zijn, dan maken ze een foto van de voorkant en de achterkant van het etiket en zeggen dan: Deze heb je vast nog niet? En dat klopt dan ook vaak. Met behulp van de adresgegevens op het etiket probeer ik dan te schrijven of mailen naar de wijnboeren om etiketten te krijgen. Dat lukt een enkele keer. En er zijn veel mensen op de wereld die ik online heb ontmoet en daar schrijf ik mee, in de hoop dat ze me een etiketje sturen.” En zijn vrouw doet vrolijk mee? “Nee, die heeft er niet veel mee. Ze verzamelt zelf ook niks. Zij heeft alles digitaal, zelfs haar bureaula is leeg. Da’s een heel ander type. Maar als zij een keer ergens een wijntje met een mooi vogeletiket ziet, neemt zij die wel voor mij mee.”

Mike blijft zijn verzameling uitbreiden. Op de vraag of er geen mensen zijn die hem knettergek vinden: “Man, wat ik doe is nog niks in vergelijking met sommige ‘collega’s’ die, ongelogen, 1 miljoen etiketten hebben. Kijk, ik heb hier ook een paar honderdduizend etiketten liggen om met anderen te kunnen ruilen. Je moet ook weten: in onze vereniging wordt niet met geld betaald. Ruilen is het. Voor suikerzakjes en postzegels moet er betaald worden, gek word je daarvan. Binnen onze club wordt er niet betaald, anders lig je eruit. Het is dus maar net wat je er onderling voor over hebt: één tegen één, of tien tegen één, kan allemaal. Bovendien zijn er op dranketiketten minstens net zoveel thema’s als op postzegels. Je moet dus een flinke voorraad van van alles en nog wat hebben om mensen wat te kunnen bieden.”

Wie als wijnetikettenverzamelaar veel flessen krijgt, moet er - na het afweken - ook veel weggooien. Denken de buren bij de glasbak niet dat Mike een drankprobleem heeft? “Niemand kent mij bij de glasbak. Vroeger haalden we nog wel eens flessen uit de glasbakken, maar nu kan het niet meer. Dat deden we ook nog weleens in België en Frankrijk, als we daar waren. Sommige mensen zouden zich natuurlijk daar dood voor schamen. Mij interesseert dat niks, niemand kent me daar. Het is een volstrekt ongevaarlijke hobby, dus wat maakt het uit?”

Stan Jansen gaat blind voor Normaal

‘Ik zong al op mijn 2de over de tieten van Vrouw Haverkamp’

Stan Jansen (25) woont volgens eigen zeggen in de plaats met de meest aftandse naam van Nederland: Goor. Hij is blind maar dat weerhoudt hem er niet van om nogal fanatiek platen van Achterhoeks trots Normaal te verzamelen. “Die fascinatie begon al toen ik nog heel jong was,” laat hij weten. “Mijn ouders hadden een cd van Normaal, ik was een jaar of 2. Als ik nu vakantiefilmpjes van die tijd terugkijk, dan hoor ik mij in de auto Vrouw Haverkamp, wat heb je grote tieten zingen. Zó grappig. Terwijl mijn ouders helemaal geen fans waren eigenlijk, ik weet niet waarom ze die steeds opzetten. Waarschijnlijk omdat ik het zo mooi vond, toen al.”

Stan Jansen is volkomen Normaal.

Stan had als peuter geen idee hoe de band heette en welke nummers ze nog meer maakten. “Eigenlijk kende ik Normaal helemaal niet, alleen dan die ene cd. Ik weet nog dat ik in groep 1 zat, ik was 5, en toen was er een populair bandje, dat heette Chipz en die hadden hitjes als Chipz in black en Cowboy. Iedere kleuter zong dat en ik vond het verschrikkelijk. En toen hoorde ik ineens Ik bun moar een eenvoudige boerenlul van Normaal en ik dacht: wow, wat is dat dan? Dat was tien keer lekkerder dan die hele kut-Chipz en veel later begon ik platen van Normaal te verzamelen. Eerst kwam ik erachter dat mijn vader wat grammofoonplaten van Normaal had en toen wilde ik ook een pick-up hebben. Ineens vond ik vinyl interessant. En al snel kwam ik erachter dat er veel meer platen van Normaal waren dan het aantal dat mijn vader had. Ik ben me daarin gaan verdiepen. Ik kwam op Marktplaats een partij tegen van 26 singels. Ik mocht ze voor 25 euro overnemen, nog geen euro per singel. Ik hoorde later van platenhandelaren uit mijn buurt dat ik daar echt een goede deal mee had gemaakt. Als ik zou willen, kan ik voor een van die singles al 50 euro vragen – er zitten namelijk ook echte collector items tussen. Hoezen met net even een andere afbeelding of kleurtje dan de originele. Ik heb ook een originele Duitse single van Normaal, daar is echt bijna niet aan te komen. En ik heb een vierkante plaat. Daar zijn er maar 38 van gemaakt. Er schijnt ook een uitvoering van een plaat te zijn in de vorm van een rugbybal; ik heb die nog nooit gezien en zelfs mijn platenhandelaar in Didam, waar ik vaak heenga en die alles van Normaal heeft, kent deze versie niet. Ik zou er veel voor overhebben om die nog eens te bemachtigen.”

‘Normaal heeft cultstatus’

Is Stan Jansen nu zo dol op de band of is het de hele boerencultuur van het høken die hem aan het verzamelen heeft gebracht? “Beide,” zegt hij. “Sowieso ben ik niet zo van de gelikte muziek, het mag schuren. En Normaal heeft natuurlijk een cultstatus, dat maakt ze extra leuk. Ik zou mezelf ook geen echte fan noemen, wel een echte verzamelaar van hun werk. Ik heb nu 56 singles, alle 12 inch-uitvoeringen, 62 elpees, dus ik ga wel over de honderd platen. Nee cd’s heb ik niet, daar geef ik niets om. Oh, en picture discs heb ik ook. Dus ik heb best veel, al ben ik nog lang niet compleet. Ik mis nog wel een paar pareltjes. Maar die zijn best duur om aan te schaffen.”

Stan Jansen, die wekelijks zijn eigen internetradioprogramma Blind in de middag heeft, kan dus niet zien. “Nee, ik heb twee kapotte ogen,” zegt hij met de nodige zelfspot. “Het is genetisch, ik zie al niks sinds mijn geboorte.” Hij kan zijn verzameling dus niet zien. Hoe slaagt hij dan toch in zijn zoektocht in de platenzaken? “Ja, soms vraag ik iemand mee

of ik vraag gewoon van alles in zo’n zaak. Ik kom vaak in Enschede, waar ik studeer, in een platenzaak en dan vraag ik: heb je nog iets aparts van Normaal? En dan vraag ik of ze het even opzetten. Overigens, die specifieke uitgaven zijn niet eens in zo’n platenbak te vinden, áls iemand die al heeft. Als er iets speciaals binnenkomt, word ik gebeld en houden ze die voor mij achter. Ze kennen me inmiddels.”

Wat studeert hij eigenlijk? “Ik volg een studie om zanger te worden, plat gezegd. Ik weet niet of het wat wordt; stiekem hoop ik ook op de landelijke radio aan de slag te komen. Ik heb mijn ambities, dat is toch normaal?”

Heel Normaal.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Lifestyle
  • Paul Tolenaar e.a.