Twee maanden geleden was onze verslaggever Jarry Popelier, in het dagelijks leven vooral Feyenoord-supporter, in Theater Zuidplein ‘op’ Rotterdam-Zuid voor een heuse Feyenoord-theatervoorstelling. Daarin blikten onder anderen John de Wolf en Ulrich van Gobbel terug op het kampioensjaar 1992-1993. De Wolf opende de voorstelling meteen met een heerlijke anekdote, over de legendarische Feyenoord-spits Mike Obiku. “Mike had één probleem,” zei hij tegen een zaal vol Feyenoorders. “Die was ontzettend geil op zichzelf. En niet een beetje, een beetje veel.”
De Wolf vertelde hoe iedereen binnen de Feyenoord-selectie van toen al een mobiele telefoon had, behalve Obiku: “Kon ie niet hebben natuurlijk, dus daar was hij best jaloers op. Op een gegeven moment reden we weg met z’n allen, allemaal met dat mobieltje in de hand terwijl Mike voor het stoplicht stond te wachten. Hij wilde ook interessant doen, dus hij had gewoon zijn telefoon van thuis meegenomen. Had hij zo’n grote hoorn in zijn handen waar hij gewoon tegen liep te praten, we zagen zo het snoer hangen!”
Een goed verhaal moet je natuurlijk nooit doodchecken, zei een voormalig hoofdredacteur ooit (“want stel je voor dat het niet waar is!”), maar toen we een groot interview met Obiku in ons archief vonden, afgenomen door verslaggevers Jan Dijkgraaf en Fred de Brouwer aan het begin van seizoen 1995-1996, dachten we alleen maar: een beetje vol van jezelf zijn moet best kunnen. Zeker als je zo ontwapenend was als Mike Obiku.
Cultheld Mike Obiku bestelde zijn eigen foto’s na bij de fotograaf: ‘Als ik naar mezelf kijk, kom ik tot rust’
Dat bewees de volgende anekdote uit het interview wel over hem. Obiku, die vooral bankzitter van Feyenoord was, maar ook vaak scoorde als pinchhitter, trok na elk doelpunt zijn shirt uit (iets waar je tegenwoordig meteen een gele kaart voor krijgt) waarmee hij vervolgens als een propeller boven zijn hoofd begon te zwaaien en daarna halfnaakt in de hekken vloog. Maar dat was allemaal minder spontaan dan dat wij altijd dachten. Want Obiku, zo schreven we destijds, rende altijd eerst naar de klaarstaande fotografen voordat hij begon te juichen. Onder het mom van: het gejuich uit duizenden kelen en de omhelzingen van zijn ploeggenoten zijn prachtig, als het ook maar goed in beeld komt. Nóg grappiger: als zo’n foto hem beviel, plaatste hij meteen twee nabestellingen bij de betreffende fotograaf. Eentje voor aan zijn eigen muur in Rotterdam, de andere om naar zijn familie in Nigeria te sturen. Mike toen: “Die foto’s zorgen ervoor dat ik tegenslagen kan verwerken. (...) Als ik naar mezelf kijk, kom ik tot rust.”
Tegenwoordig is elke voetballer zijn eigen merk met ontelbare socialemediakanalen waar meteen na een wedstrijd al foto’s en filmpjes te zien zijn van een doelpunt, maar in 1995 zag de voetbalwereld er nog heel anders uit. Mike Obiku die foto’s nabestelt bij een fotograaf, hoeveel voetballers zie je dat nu nog doen? De huidige spits van Feyenoord, Santiago Giménez, waarschijnlijk niet.