Het Tour de France-circus dat zaterdag vanuit het Spaanse Bilbao vertrekt, is allang niet meer het circus zoals dat dertig jaar geleden was. Toen heetten de truidragers in Parijs nog Miguel Indurain (geel), Laurent Jalabert (groen) en Tony Rominger (bolletjes) en waren dopingartsen in het wielrennen net zo belangrijk als lucht in de banden. Maar dat was, als we Maarten Ducrot mogen citeren die dit jaar als wielercommentator stopte, het oude wielrennen: in het nieuwe wielrennen is alleen maar plaats voor blakende jongens als Mathieu, Wout en Tadej die de staalkabels in hun benen en hun rode koontjes alleen maar te danken hebben aan de liefde voor hun sport en het enthousiasme waarmee ze het teer uit de weg rijden.
Ook in de volgwagens was alles anders dan nu. Tegenwoordig is elke ploegleiderswagen behangen met camera’s, om de tactische aanwijzingen en vooral de euforie bij winst vast te leggen, maar dertig jaar geleden was dat nog een gesloten bolwerk waar geen pottenkijkers gewenst waren. Alsof er staatsgeheimen werden gedeeld die het daglicht niet konden verdragen. Extra bijzonder was het dat niemand minder dan Cees Priem, ploegleider van TVM/Bisonkit in de Tour van 1993, ons een exclusief inkijkje gaf in zijn volgwagen. “Elk jaar is er wel wat in de Tour,” zei hij tegen onze verslaggevers Hugo Borst en Leo Verheul. “Mijn assistent kreeg een keer een maagbloeding achter het stuur. Hoe hij de wagen aan de kant heeft kunnen krijgen weet hij nog steeds niet. Dat was letterlijk bloedlink. Gelukkig ben ik altijd gespaard gebleven.”
Ook wilde er nog weleens een vuistslag worden uitgedeeld op de fiets, destijds veel vaker dan nu. Priem moest regelmatig ingrijpen: “De belangen zijn groot en de spanning kan zo hoog oplopen dat renners elkaar in de haren vliegen.
Vooral bij massasprints willen de coureurs nogal eens gaan bakkeleien, dat is geen reclame voor onze sport.”
‘Mijn assistent kreeg een keer een maagbloeding achter het stuur: bloedlink, letterlijk’
Priem, die vijf jaar later tijdens de beruchte Tour (du Dopage) van 1998 wegens vermeend dopinggebruik van zijn ploeg door de Franse politie werd opgepakt en onrechtmatig werd vastgehouden, kon zich af en toe ook niet inhouden in de auto: “Als ik renners bij mij roep, kan ik knap ongezellig uit de hoek komen. Zeker als ik het gevoel heb dat zij mijn opdrachten niet goed uitvoeren. Soms vertikken ze het gewoon. Kijk, mijn opdrachten doen pijn. Als ik zeg dat Pietje moet demarreren, dan heb je kans dat Pietje denkt: bekijk het maar Priem, ik heb rubberen benen. Maar zo zijn we niet getrouwd. Als ik zeg: demarreren! dan zal ie goddomme demarreren, anders kan ie op de trein!” Dat zou je tegenwoordig eens moeten flikken bij iemand als Mathieu van der Poel. Die haalt waarschijnlijk zijn oortjes eruit, smijt ze de volgwagen in en rijdt vervolgens op z’n dooie akkertje als eerste over de streep. Ook dat is het ‘nieuwe’ wielrennen.