Eerst de Schaal, daarna de fontein, ertussenin het bier
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: het kampioenschap van Feyenoord.
Edwin Struis
Diehard fan van Feyenoord ben ik nooit geweest, al hoort hun Europacup I-finale tegen Celtic in 1970 wel tot mijn vroegste (voetbal)herinneringen. M’n klasgenoten hadden het er later nóg over, dat mijn moeder me begin van de middag van school haalde, omdat ik dan een paar uur kon slapen zodat ik ’s avonds langer op mocht blijven voor de wedstrijd.
In de jaren erna vergaapte ik me in het Haarlem-stadion aan sterren als Willem van Hanegem, Rinus Israel, Wim Jansen en Ove Kindvall. Machtig mooi vond je dat, al die cracks in actie tegen jouw plaatselijke helden, waarvan de meeste spelers er nog een bijbaantje op nahielden. Toevallig was Haarlem ook de tegenstander in Feyenoords kampioenswedstrijd van 1971. Reeds gedegradeerd, maar ze gaven de formatie van Ernst Happel prima partij, heel wat beter dan Go Ahead Eagles afgelopen zondag. Destijds vierden de Rotterdammers landstitel nummer 10, nu dus nummer 16. Zes kampioenschappen dus in 52 jaar tijd, niet een bijster hoog gemiddelde, maar ik had niet de indruk dat er zondag iemand mee zat.
En terecht. Op deze Schaal valt helemaal niets af te dingen. Ze vinden in Amsterdam al snel elke kampioen die niet uit de hoofdstad komt, er eentje van de armoe, maar daar kan in dit geval geen sprake van zijn. Integendeel, liefhebbers van armoedig voetbal kwamen met name in Amsterdam en Eindhoven goed aan hun trekken, in Rotterdam knepen de fans bijna continu in elkaars armen: zien we dit wel goed? Zoveel grote namen weg afgelopen zomer, zoveel ‘nobody’s’ ervoor in de plaats, logisch dat er eerst naar clubs als AZ en FC Twente gekeken werd als grote concurrenten. En nu gewoon kampioen. En dikverdiend ook. De beste coach, de beste spelers, de beste supporters ook.
Waarvan ik er graag twee wil uitpikken. Allereerst de man voor wie Feyenoord het middel was tegen al zijn kwalen. Zonder zijn liefde voor rood-wit had Jan Boskamp er afgelopen jaar allang de brui aan gegeven. De zelfmoord van zijn kleinzoon in combinatie met zijn eigen dramatische fysieke gesteldheid kon Boskamp maar op één manier pareren: met het bezoeken van De Kuip. “Die club zit in m’n hart, in m’n dna,” zei hij laatst toen ik ’m aan de telefoon had voor een interview. Dus deze landstitel is ’m meer dan gegund.
Supporter nummer 2 ben jij uiteraard. Hoe heb jij dit allemaal beleefd afgelopen zondag? De fontein op het Hofplein nog onveilig gemaakt?
Micha Jacobs
Voordat ik me afgelopen zondag in de feestvreugde dompelde, moest ik eerst nog mijn vliegtuig zien te halen in Dubrovnik, de Kroatische parel aan de Adriatische kust. Een andere Feyenoorder had zijn shirt al op het vliegveld aangetrokken, we feliciteerden elkaar al op afstand. Zonder woorden, maar met gelukzalige blikken zoals ik die drie en een half uur later ook in de binnenstad van Rotterdam zag. Want natuurlijk was ik erbij: ik ben geen seizoenkaarthouder en ik was ook te laat met een kaartje kopen voor een van de grote publieksevenementen in de stad, maar dat weerhield mij er niet van om na aankomst op Schiphol meteen mijn tas in een kluisje te stoppen en naar de eerstvolgende trein naar Rotterdam te sprinten.
Daar begon het feest al. Nietsvermoedende toeristen die bepakt en bezakt in alle rust richting Antwerpen en Brussel wilden reizen, kwamen in een rood-witte zee terecht. Er werd al wat gedronken, gezongen en herinneringen opgehaald aan die wedstrijd tegen Excelsior van zes jaar geleden, toen Feyenoord ook kampioen kon worden, maar het pas een week later werd. Met dat scenario hield nu niemand rekening, wat op zich al niet des Feyenoords is. Afgetekend kampioen worden, met volle overtuiging en zonder enige twijfel, dat was al weer even geleden.
Met mijn zwager, die de trein vanuit Zwolle had genomen, slenterde ik vanuit het station richting de Nieuwe Binnenweg en de Witte de Withstraat: op zo goed als elke plek plakten duizenden Feyenoorders hun neus tegen het scherm, zo ook wij. We kochten voor 15 euro een kaartje bij een café dat twee buitenschermen onder een parasol had, en drie buitentaps zodat je binnen een minuut je bier had. We werden omringd door Feyenoorders uit het hele land, van Overijssel tot Brabant, en zelfs een Duitser die het hardst van allemaal Feyenoord-klassiekers zong.
Na het eerste doelpunt van Feyenoord begaf het kleinste beeldscherm het al, omdat geen tv bestand is tegen een tsunami van bier dat door de lucht vliegt. Het maakte de vreugde er niet minder om. We schreeuwden onze kelen schor, we smeerden ze met gelukspils en wachtten 70 minuten (na 20 minuten was het al gespeeld) totdat we in een meanderende mensenmassa richting het Hofplein konden lopen. Het gras rondom de fontein was toen al veranderd in donkergrijs slijk. Mijn schoenen waste ik niet in de fontein, die staan in al hun viezigheid nog na te genieten in de gang.
- ANP