Juda wilde alleen maar voetballen
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: Juda de Vries.
Edwin Struis
Heb jij op 4 mei, tijdens de twee minuten stilte voor de slachtoffers van de oorlog, nog iemand in gedachten of ontbreekt er een direct lijntje naar een naast familielid? Zo ja, dan heb ik wel een tip voor je: Juda de Vries, de Joodse keeper van HFC Haarlem. Hij was in de jaren twintig van de vorige eeuw een zeer geliefde sluitpost bij de Roodbroeken, ook vanwege zijn gedurfde stijl. Hij verliet bij het minste of geringste z’n doellijn om zich in het strijdgewoel te mengen, een voor die tijd zelden vertoond spektakel. ‘De Leeuw van Juda’, noemden ze hem.
Eeuwige roem verwierf hij in een kampioensduel met Zeeburgia toen hij in de slotminuut bij een stand van 1-1 zich met leeuwenmoed voor de voeten wierp van de doorgebroken spits en zo een zekere treffer, en een streep door het kampioenschap, voorkwam. Vanaf dat moment kon hij niet meer stuk. Zijn huwelijk met Jansje Callo werd aangekondigd op de voorpagina van Haarlem’s Dagblad en op de dag zelf, 19 mei 1938, stond de Grote Markt zwart van de mensen.
Maar algauw veranderde de sfeer in de stad. Na de inval van de Duitsers in 1940 werd er een ras-NSB’er als burgemeester geïnstalleerd en deze Simon Plekker liet de bordjes ‘Voor Joden verboden’ al in het voorjaar van 1941 ophangen, een half jaar voordat ze elders in het land verschenen. Nadat de anti-Joodse maatregelen steeds draconischer werden, zat er voor Juda niets anders op dan onder te duiken. Zoontje Albert werd ondergebracht bij een boerenfamilie in Vijfhuizen, zelf vond hij een schuilplaats midden in het centrum schuin tegenover de schouwburg op het Wilsonsplein.
Maar nu werkte zijn bekendheid tegen hem, binnen de kortste keren werd hij verraden en opgepakt door Nederlandse agenten die zo hun ‘kopgeld’ van 25 gulden per Jood opstreken. Juda kwam terecht in kamp-Westerbork, onbewust van de dreiging die hem boven het hoofd hing. In een brief naar huis vroeg Juda aan zijn vrouw om zijn voetbalplunje na te sturen. ‘Want je weet dat ik graag voetbal en misschien hoef ik dan minder hard te werken,’ schrijft hij.
Zelfs toen hij op 18 mei 1943 weer op transport werd gezet, dacht Juda nog dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen. Maar drie dagen later kwam hij aan in Sobibor, waar hij meteen na aankomst werd vergast, 42 jaren jong. Dus denk op 4 mei ook even aan Juda de Vries.
Micha Jacobs
Als het weer en mijn agenda het toelaten, loop ik weleens langs het Nationaal Holocaust Namenmonument in Amsterdam, heen en terug ongeveer 10.000 stappen van mijn huis. Daar zijn de namen van 102.000 Nederlandse Joden, Roma en Sinti vereeuwigd die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord en geen graf hebben. Ik weet niet of Juda de Vries een graf heeft, maar anders is de kans groot dat zijn naam hier ook tussen staat.
Het is elke keer weer een absurd en vervreemdend beeld, meer dan honderdduizend namen op net zoveel bakstenen, al dan niet vergezeld door een roos of een andere bloem. Muur na muur, naam na naam. Hoewel mijn naam wellicht anders doet vermoeden, heb ik, voor zover ik weet, geen Joods bloed of Joodse voorouders, maar toch blijf ik altijd hangen bij de naam Jacobs die tientallen keren wordt vermeld. Iemand die dezelfde naam droeg als mijn vader staat er ook op, wat altijd weer even slikken is, ook al gaat het niet over hem. Ik blijf gek genoeg ook altijd iets langer hangen bij de namen Barend, Van Gelder en Van Praag, prominente namen in de sport en op deze muren. En dan denk ik toch ook aan Frits en Barbara, Jack en Michael. Vreemd hoe dat werkt: je kent niemand, maar toch heb je een bepaalde associatie bij een naam. Zoals ik de volgende keer dat ik er langsloop en de naam Juda de Vries zie waarschijnlijk ook aan een keeper denk die zelfs in Westerbork niks liever wilde dan voetballen, niet wetende dat zijn einde nabij was.
Ik betrap mij ook altijd op de gedachte dat een wandeling in dit monument eigenlijk verplichte kost zou moeten zijn voor iedereen die Hamas- en anti-Joodse leuzen uit zijn bek krijgt als hij naar een voetbalstadion gaat. Er schort sowieso iets aan je opvoeding als je antisemitische gedachten hebt, maar om het vervolgens ook nog eens door een microfoon te blèren, zoals achterlijke dj’s nog weleens willen doen als Ajax op bezoek komt, dan ben je best wel ver heen. Kan natuurlijk ook niet anders als je alleen hersencel verschrompelde takkenherrie draait, maar dat geheel terzijde. Pak zulke malloten op en laat ze als taakstraf alle namen oppoetsen in het Nationaal Holocaust Namenmonument. Het is dat Auschwitz en Sobibor zo ver weg zijn, anders hadden ze ook daar verplicht een krans mogen leggen bij die verbrandingsovens.