Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Henk Strootman

Vermoord maar niet vergeten

Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: slachtoffers.

Henk Strootman

In het misdaadepos Heat uit 1995 van regisseur Michael Mann zit een scène waarin detective Vincent Hanna (gespeeld door Al Pacino) vertelt over een droom, waarin hij met alle moordslachtoffers uit zijn carrière aan een lange tafel zit. Al die doden hadden hem zwijgend en met holle ogen aangestaard. Hanna was zwetend wakker geworden

Ik moet weleens aan die scène denken wanneer ik mijmer over mijn korte loopbaan als politieman en lange carrière als misdaadverslaggever. Hoeveel doden heb ik zelf gezien? En over hoeveel moorden heb ik al geschreven? Mensen uit mijn omgeving denken weleens dat al die slachtoffers voor mij slechts objecten zijn, of onderwerpen. En dat ik al die heftige indrukken ’s avonds als een jas van me af kan gooien. Niets is minder waar. Uit mijn politietijd herinner ik me al die slachtoffers nog als de dag van gisteren. Zoals die verdronken jonge vrouw die ik met een dreg uit een binnenwater viste en die tot ieders ontzetting een paar maanden zwanger bleek te zijn. De babykamer was al klaar. Of de man die op een donkere winterochtend door een onoplettende tuinderszoon van zijn fiets werd gereden en in een slootje verdronk. Toen we het slechte nieuws bij de echtgenote gingen vertellen viel mijn oog op het bekruimelde ontbijtbordje van het slachtoffer. Een krachtig symbool voor de betrekkelijkheid van het leven. En ook gaan mijn gedachten nog weleens terug naar het jongetje dat aan de aandacht van zijn oom en tante ontsnapte en later levenloos in een vijver werd teruggevonden.

Uit mijn politietijd herinner ik me al die slachtoffers nog als de dag van gisteren. Zoals die verdronken jonge vrouw die ik met een dreg uit een binnenwater viste en die tot ieders ontzetting zwanger bleek te zijn

Ik heb me later weleens afgevraagd wat al die ingrijpende indrukken doen met de geest van een 19-jarige agent. Erg gezond kan het niet zijn en het is vast niet zonder reden dat zoveel agenten PTSS oplopen op anderszins geestelijk uit de bocht vliegen.

Hoewel de directe confrontatie met een dodelijk slachtoffer me als journalist bespaard blijft, is het werk op een andere manier ook ingrijpend. De mensen over wie ik schrijf komen voor mij pas tot leven wanneer ze overleden zijn. Andrea Luten, Christel Ambrosius, Sandra Kalk, Nadine Beemsterboer, Milly Boele, Anne Faber, Fokko Werkman, Karin Maarleveld; zomaar wat namen van mensen die voor mij volslagen onbekend waren en over wie ik nooit iets zou hebben gehoord als ze niet door het noodlot waren getroffen. Maar door over ze te schrijven ben ik ze gaan kennen. Ik zie hun gezichten, weet op welke school ze zaten of wat hun favoriete vakantieland was. Nabestaanden komen met fotoalbums of laten op hun telefoon de laatste kiekjes zien. Lachende gezichten, een diploma-uitreiking, trouwfoto’s. Hun leven was kort, soms héél kort, hun dood zonder uitzondering zinloos. En dan het leed bij de nabestaanden. Dat rauwe verdriet, het ongeloof, de wanhoop, het gemis. Vaak denk ik als ik bij zo’n achterblijver de deur uitga: wat moet dit worden, hoe pakken deze mensen de draad van het leven weer op? Ik heb meer dan eens inwendig gevloekt bij het optekenen van het zoveelste drama. Dan troost je jezelf maar met de gedachte dat publiciteit wellicht een steentje bijdraagt aan de oplossing van zo’n moord. Met sommige nabestaanden heb ik contact gehouden. En helaas krijgt lang niet iedereen zijn leven weer op de rails. “Het gaat,” krijg je dan te horen, “maar de glans is eraf.”

Dromen over lange tafels en holle ogen die me zwijgend aanstaren zijn me gelukkig bespaard gebleven. Maar zo nu en dan komen ze in gedachten allemaal wel even voorbij. Robin, Germa, Joyce, Nicky, Viola, Pim, Jesse, Herman, Henk, Remco; ze zijn een deel van mijn leven geworden.

Misdaad
  • iStock