Als je het interview leest dat wij precies 35 jaar geleden met René van der Gijp hadden, dan lijkt het alsof de tijd stil staat. Dat hij de dingen die hij toen tegen ons zei ook vanavond aan tafel bij Vandaag Inside zou kunnen vertellen, inclusief bulderende lach die de studiovloer doet schudden. Toen wij hem spraken was Gijp 26 en helemaal klaar met PSV –en PSV met hem, want hij begon wat corpulent te worden, vonden ze in de Eindhovense bestuurskamer – dus hij wachtte op groen licht vanuit Italië om te tekenen bij Pisa (wat hij overigens nooit deed, wel bij het Zwitserse Neuchâtel Xamax).
“Misschien wel lachen, Pisa,” zei hij, “want dat lachen is hier wel voorbij. Als je tegenwoordig in Nederland lacht, bellen ze direct de politie. Bij mij in de buurt ook. Ze staan onmiddellijk voor de deur met loeiende sirenes. Zo is het tegenwoordig in het voetbal ook. Wie hoog speelt, hoort niet spontaan te zijn. Je komt maar heel maar weinig jongens tegen met wie je kunt lachen. Ik heb gewoon dat stempel opgedrukt gekregen, maar ik lach nu eenmaal veel en ik heb een hoop lol. Mag het misschien?”
‘Ik lach nu eenmaal veel en ik heb een hoop lol, mag het misschien?’
Toen hij bij Feyenoord speelde, wisten bestuurders al niet wat ze met hem aan moesten. “Al die jongens kwamen met de fiets naar de training. Ik dus niet. Ik woonde in Dordrecht en arriveerde altijd bij het stadion in Rotterdam met de taxi. Liet ik mij tot recht voor de bestuurskamer rijden en stapte ik uit in mijn leren jas, een bolhoed op en een paraplu in mijn hand. Hoe vind je die? Die bestuursleden maar met grote ogen kijken, die zagen hun goeie reisgeld op een manier besteed die ze niet voor ogen hadden.” Hij bulderde het uit van het lachen bij het vertellen van de anekdote, omdat hij natuurlijk niet écht vanuit Dordrecht met de taxi kwam. Gijp: “Ik ging gewoon van Dordt naar station Lombardijen, dat 600 meter van het trainingsveld lag. Dan nam ik voor 3 gulden 50 een taxi. Voor dat bedrag had ik een lól!”
Lol hebben, dat was en is nog steeds het belangrijkst voor Gijp, dat zei hij toen al: “Maar naast lachen en dollen lijkt vooral miljonair worden me een heel aangename gedachte.” Dat had hij al kunnen zijn als hij begin jaren 80 had getekend bij het Spaanse Mallorca, waar hij een netto jaarsalaris van 450.000 gulden kon opstrijken, een meer dan riant salaris in de tijd. Maar dat deed hij dus niet: “Het stadion stond me niet aan. Ik was daar en Julio Iglesias trad voor de wedstrijd op. Nou, dan wil ik er natuurlijk al niet spelen.” Daar had hij achteraf spijt van, want toen hij bij het Belgische Lokeren tekende en hij ging wonen in een huis naast een jeansfabriek waar om zes uur ’s ochtends de machines begonnen te draaien en de brommers vlak onder zijn raam scheurden, wist hij dat hij een verkeerde keuze had gemaakt. Alsof hij daar lang mee zat: Gijp zat nergens mee. Toen niet, en nu nog steeds niet.