In een ogenschijnlijke slow motion stapt Kofi* (27) de zaal binnen. Alles aan hem oogt traag. Niet alleen zijn postuur – hij is lijvig, om niet te zeggen dik – maar zijn hele manier van doen. Alsof iemand op de afstandsbediening per ongeluk een knopje heeft geraakt waardoor alles nu veel langzamer gaat dan op ware snelheid. Zelfs zijn stem klinkt vertraagd. Vervormd, zoals ze dat op televisie doen bij mensen die niet mogen worden herkend.
Kofi werd in nog geen maand tijd drie keer aangehouden voor de diefstal van verschillende scooters. Een van de scooters stal hij zelfs twee keer. Nadat hij het stuurslot had geforceerd met een schroevendraaier en erop wegreed, kreeg hij naar eigen zeggen spijt en zette hij de scooter weer terug op de plek waar hij hem had gevonden. Een paar uur later later jatte hij hem alsnog. De verwarde indruk die hij op de agenten maakte werd tijdens het verhoor nog eens onderstreept doordat hij, naast de scooterdiefstallen, nóg een misdrijf wilde bekennen: roken.
“Roken schaadt ook anderen,” verklaart Kofimet zijn robotachtige bromstem, wanneer de rechter hem aan het verhoor van destijds herinnert.
“Het ging toen niet zo goed met u, hè,” stelt de rechter vast.
“Niet zo goed, nee,” bevestigt Kofi. Hij is al jarenlang zwaar psychotisch. Injecties op gezette tijden voorkomen dat zijn zieke geest met hem aan de haal gaat. Ten tijde van de scooterdiefstallen weigerde hij die injecties in de hoop dat cannabis net zo goed werkte. Dat deed het niet. Kort na zijn laatste aanhouding werd hij opgenomen in een gesloten GGZinstelling. Dat is nu zo’n tien maanden geleden.
“Hoe gaat het nu met u?” vraagt de rechter.
“Heel goed,” zegt Kofi.
“Wat doet u zoal?”
“Ik zit op Franse les.”
“Op Franse les?”
“Ik wil in Parijs gaan wonen.”
“Oké...” reageert de rechter op een toon die ouders aanslaan wanneer hun kind vertelt dat hij of zij voortaan alleen nog maar zelfgemaakte kleren wil dragen. “Oké... en eh, wanneer?”
“Over twee weken,” zegt Kofi stellig.
“Oké...” zegt de rechter op dezelfde toon. “En dat kan allemaal, met uw behandeling en uw medicijnen en zo?”
“Dat kan,” zegt Kofi.
“Maar u heeft daar geen woning?” veronderstelt de rechter.
“Maar mijn vrouw wel,” zegt Kofi terwijl hij over zijn schouder wenkt naar de vrouw die achter hem zit.
“Uw vrouw?” vraagt de rechter met hoog opgetrokken wenkbrauwen. “En u kent elkaar van...?”
“Van de gesloten afdeling,” zegt Kofi. “Het klikte direct.”
Nu is het vooral de rechter die een verwarde indruk maakt. De zaak van Kofi verloopt duidelijk anders dan ze vooraf had ingeschat. Langdurig toezicht zou volgens de reclassering wenselijk zijn, maar dat is onuitvoerbaar nu Kofi op het punt staat om te emigreren. Alleen een taakstraf van zestig uur – uitgevoerd in slow motion – staat zijn Parijse toekomstplannen nog in de weg.
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacy-redenen gefingeerd.
- Jochem Davidse
- Petra Urban