Als ik op een vrijdagochtend ergens in juni aankom bij raamexploitant Agapi zit Devanando Kroeke op de stoep voor het kantoor een sigaret te roken. De eerste dames worden pas in de middag verwacht, dus controleren we op ons gemak de kamers. Is er goed schoongemaakt, is er nog genoeg ontsmettingsmiddel aanwezig? Vervolgens handelt hij wat administratie af en wandelen we rond 11.00 uur een paar deuren verder. Van de goedlachse bardame van Excalibur krijgen we koffie. ‘Vaste prik. Iedereen kent elkaar hier, je bent de hele dag praatjes aan het maken,’ legt Kroeke uit. Uren zitten we in een waterig zonnetje en bekijken het publiek dat voorbij schuifelt. Het is het terrein van de schuchtere mannetjes, weggedoken in ruime kleding, schaamte in hun stap. En van de Engelse brulkikkers, de gezinnetjes, de uitgedoste groepen vrijgezellen. Zelfs op rustige momenten leeft de buurt. Kroeke: ‘Er is altijd wat te doen, maar er gebeurt zelden iets extreems buiten. De bizarre zaken vinden allemaal binnen plaats. Ja, gisteren liep er een kameel over de gracht. Maar dat is vrij uitzonderlijk.’
Prostitutietoerisme
Een paar dagen later sta ik in de Casa Rosso met algemeen directeur Cor van Dijk. Op het podium is een vrouw op een draaiend plateau een man driftig aan het pijpen. Samen drinken we wat als een van de beveiligers naast ons komt staan. Hij begroet Van Dijk enthousiast en ze raken aan de praat over motorvakanties. Na enkele minuten breekt de man abrupt het gesprek af: ‘Oh, sorry, ik moet op, spreek je snel weer!’ waarna hij de trap afrent en begeleid door muziek het podium oploopt en begint te strippen. Zijn uniform wordt door zeven hysterische Britse toeristes van het lijf geplukt.
Van Dijk: ‘Inmiddels gaat het weer beter, maar we hebben aan het randje van de afgrond gestaan. We kregen een zwaar Bibob-onderzoek om de oren. Dat had voornamelijk te maken met onze financier Charles Geerts. We zitten in een branche die unbankable is, dus leningen moeten we op de private markt doen. Daarnaast riep de gemeente dat criminelen de baas zouden zijn en dat wij ook niet deugden. Dat sijpelt door naar het buitenland en we leven hier van de toeristen. Het kost veel tijd om dat soort negatieve berichtgeving weer om te buigen. Wij hebben nog geluk gehad, maar er zijn ook zaken die onomkeerbaar zijn, zoals de sluiting van ramen. Het totale aantal is met 30 procent gedaald. Vooral bij het Oudekerksplein en het naastgelegen Sint Annenkwartier is veel weg. Deze locaties waren juist het meest geschikt voor raamprostitutie – onopvallend, anoniem een raam binnen glippen. Laat de laatste ramen in de kleine steegjes nou open, want andere functies zijn er niet mogelijk. Bijna al het prostitutietoerisme heeft zich inmiddels op de Oudezijds Achterburgwal en de zijstegen daarvan geconcentreerd. Zo maak je er hier een Kalverstraat van.’
Kroeke beaamt: ‘Het is op weekenddagen soms zo vol op de grachten dat er enorme verstoppingen ontstaan. Vooral bij de bruggen. De dames hebben allemaal een noodknop in hun kamer voor het geval er iets gebeurt. Gelukkig is het zelden nodig om de knop in te drukken, maar mocht het gebeuren dan hoop ik dat ik op tijd door de menigte heen kan komen.’
Een soort van zielig
Yvette Luhrs is voorzitter van Proud, de belangenvereniging voor sekswerkers, en is duidelijk: ‘Wij hebben niets goeds op te merken over Project 1012. Als ik met collega’s praat die al langere tijd achter het raam werken of zich bezighouden met sekswerk-activisme hoor ik veel negatieve zaken. Het gebied is uitgekleed en veranderd in een entertainmentpark. De nadruk is komen te liggen op de toeristen. En een toerist komt voor de drugs of voor de sfeer op straat, maar niet om seksuele diensten af te nemen. Daardoor is de sfeer ongemanierder geworden. Toeristen die foto’s maken, tegen ramen spugen of zich met grote groepen heel langzaam voor een raam verplaatsen, waardoor de mensen die wél voor seksuele diensten komen ontmoedigd worden. Het belangrijkste is dat het een minder aantrekkelijk gebied is geworden om te werken. Naast het sluiten van werkplekken is verder het grootste probleem dat sekswerkers nog steeds als een soort van zielig worden beschouwd. Dat zit zo diep, bij de gemeente, bij hulpverleners, bij de politie. We worden zelf niet betrokken bij wet- en regelgeving en zolang dat niet gebeurt hebben we continu schade.’
Een van de eerste mensen die openlijk met een kritische blik naar het project keek was Laurens Buijs. Dat begon met het onderzoek Macht op de Wallen, onderdeel van het vak politicologie dat hij gaf aan de Universiteit van Amsterdam. Buijs: ‘Het project was net met veel bombarie gepresenteerd. Een interessante tijd, met een heel ander politiek klimaat. Er heerste nog een echte PvdA-hegemonie, met Lodewijk Asscher die werd gezien als aanstormend talent en potentieel groot politicus. Ik had een groep goede studenten tot mijn beschikking om dat plan te onderzoeken, en dan met name hoe het kon dat het met zo’n grote meerderheid aangenomen werd in de raad en hoe er over gesproken werd in de pers. Er was eigenlijk maar één verhaal, één perspectief, en dat was dat van de gemeente. Er ontstond een beetje een Bushiaanse sfeer – je steunt onze plannen of je bent een heimelijke supporter van vrouwenhandel. Vervolgens ging ik me in het project verdiepen en zag ik helemaal geen plannen die er daadwerkelijk op gericht waren om criminaliteit aan te pakken. Er werden allerhande beweringen gedaan over criminele netwerken, mensenhandel, kortom: zware misdaden en grove overtredingen van de mensenrechten, maar tegelijk had dat hele project geen opsporingstak. Er was geen link richting het OM en er werden geen onderzoeken gestart. Dat vond ik vreemd. Toen werd ook dat woord criminogeen geïntroduceerd, wat inhield dat zelfs als iets niet crimineel was, er wel een sfeer van criminaliteit omheen kon hangen. De insteek was om de criminogene infrastructuur op te breken en anders opnieuw op te bouwen. Hoe dieper ik er indook, hoe beter ik de bordeelhouders en sekswerkers leerde kennen. Zo kreeg ik een goed beeld van hoe het is om sekswerker te zijn op de Wallen. Er zitten schrijnende verhalen tussen, maar niet de extremen die de gemeente voorspiegelde. Toen ik met criminologen ging praten, bleek dat zulke extremen wel bestonden, maar niet in de legale prostitutie, die vind je juist in het deel dat we niet kunnen zien. Daar zitten internationale netwerken.’
Ruig, rauw, schimmig
Het is een zondag als ik weer met Van Dijk afspreek bij Casa Rosso en ik ook ondernemer en muzikant Marcel Kaatee ontmoet. Kaatee: ‘We hebben de gemeente gevraagd: “Kom met namen en rugnummers. Wie zijn de beweerde onderwereldfiguren die het op de Wallen voor het zeggen hebben? Welke panden zijn in criminele handen?” Allemaal officieel. We zijn met drie man, Jan Otten, Jan Broers en ik, naar buiten getreden. Bij een raadsvergadering heb ik al deze vragen gesteld. We hebben gepleit voor een onafhankelijk onderzoek. Dan zaten die gasten van de PvdA je gewoon uit te lachen tijdens je verhaal. Er werd door stadsdeelvoorzitter Iping geantwoord dat het al afdoende was onderzocht. Niet gemotiveerd. Niks. Daar kun je het dan mee doen.’
Ondertussen laat een vrouw in een zes meter hoge paal een oefening zien waar menig turner jaloers op zou zijn. Zonder veiligheidslijnen hangt ze aan een arm of een been. Als ze zich expres een paar meter naar beneden laat vallen, klinkt collectieve schrik uit de zaal. ‘Werkt altijd,’ zegt Van Dijk lachend. Dan vervolgt hij serieus: ‘In mijn ogen is het strafrecht ingezet om planologische veranderingen door te kunnen drukken. Daar heeft de buurt een enorme knauw van gehad.’
Buijs: ‘Ik geloof best in een sterk overheidsapparaat, maar de delen waarmee ik te maken heb gehad rondom Project 1012, dat was schrikken. Er hing een carrièresfeertje en het was een log, bureaucratisch geheel met veel mensen die dachten: waar zit de prestige? Waar zit het geld en de status? Dat is dus bij de ruimtelijke projecten. Als jij betrokken bent bij de herindeling van het Centraal Station, of de Wallen, dan mag je praten met de bazen van grote bedrijven, met multinationals, met pensioenfondsen uit het buitenland die hier geld kwijt willen. Zit je daar als ambtenaar een beetje Monopoly te spelen: “Daar een torentje, daar een hotel.” Op dat moment is de binding weg met de mensen die er wonen en met de geschiedenis die een stad heeft. Je kunt het volgens mij samenvatten als een verstoorde relatie tussen politiek en bestuur. Bij Project 1012 heb ik het idee dat het eerst is bedacht door de ambtenaren als mooi ruimtelijk project, en toen zijn Asscher en de top van B&W erbij getrokken. Vervolgens is er een verhaal bedacht om het te verkopen. Dat is mijn persoonlijke indruk. Natuurlijk snap ik dat je als stad op een gegeven moment zegt: “We willen meer balans, het gebied moet ook aantrekkelijk zijn voor gezinnen en mensen met meer geld.”
Maar vergeet niet dat de raamprostitutie in de jaren 60 al opkwam. Dat werd bekend omdat het edgy was – ruig, rauw, schimmig. In de periode daarna, de jaren 70 en 80, was het een zooitje ongeregeld, tevens de charme van het gebied. Het was het terrein van outsiders, niet aangeharkt, anarchistisch. Dat aanpassen is lastig. Er waren bijvoorbeeld veel coffeeshops. Dat je er een paar dichtdoet snap ik, maar doe ze dan elders in de stad weer open. Dat gebeurde niet, waardoor er nu meer illegale handel op straat is. Ze wilden het zogenaamde hoogwaardige alternatief. Mode, dining, exposities, maar voor die zaken gaan mensen naar Parijs of Milaan. Het is niet slim te proberen om een gebied dat wereldwijd bekend staat om seks, drugs en rock-’n-roll te veranderen in een hipstergebied. Casino’s, souvenirwinkeltjes en friettenten verdwijnen, maar er lopen niet opeens alleen rijke mensen rond. Je moet dus met weinig investeringen veel inkomsten genereren, want mensen besteden 5 euro tijdens een middag slenteren daar. Een van de manieren is ijs verkopen, en als je de wafels binnen bakt, heb je geen vergunning nodig, dus alle investeerders zijn daarin gedoken. Heb je opeens overal ijs- en wafelwinkels. Dat is een monstertje dat de gemeente zelf gecreëerd heeft. Iedere geograaf zal je vertellen dat er een bizarre mix is ontstaan. Smartshops, Red Light Radio, hippe koffiebarretjes, modeboetiekjes, wafeltentjes. Er is weinig coherentie en sociale cohesie is juist zo belangrijk voor een buurt, mensen die elkaar kennen en voor elkaar zorgen. Dat was er wel. Een uniek weefwerk van ondernemers, sekswerkers, families met een enorme geschiedenis, dat was door de decennia heen zo gegroeid. De gemeente is vanuit dat Monopolyspel als een bulldozer over de Wallen gegaan met geen enkel oog voor dit soort netwerken. Die worden makkelijk kapotgemaakt, maar groeien moeilijk weer aan.’
Brood op de plank
Dat er nog wel netwerken actief zijn, blijkt gelukkig iedere keer weer als ik over de Wallen wandel. Met Van Dijk kom ik om de paar meter een bekende van hem tegen. Van Dijk: ‘Op een bepaalde manier heeft het ons als ondernemers samengebracht. Je kunt wel verzuurd achterom blijven kijken, maar er moet brood op de plank. Dus zijn we ons eigen pad gaan bewandelen, met als hoofdvraag: hoe kunnen we het imago van de buurt naar buiten weer positief krijgen? Sinds 2012 is er een ondernemersvereniging ontstaan en zijn we langzaam in gesprek geraakt met de gemeente. Stapje voor stapje komen we dichter bij elkaar. Er zit verbetering in, het PvdA-bolwerk is aan het afbrokkelen, er komt een andere kijk op het verhaal.’
Terwijl Van Dijk vertelt, wandelen we over de grachten. We krijgen een klap op de schouder van de boomlange beveiliger Wijnand, bij Excalibur doen we een shotje met een Hells Angel en voor de Casa Rosso maken we een kort praatje met Chris Dolman, voormalig internationaal topvechtsporter en oud-beveiliger van Zwarte Joop en thans hoofd beveiliging bij de Otten Groep. Op de Zeedijk schieten we restaurant Casablanca in en kletsen met de eigenaresse over vakantieplannen in Spanje. Na een biertje gebaart Van Dijk dat we verder gaan en toevallig lopen we samen naar buiten met Henny Tinga, die decennia voor het Leger des Heils op de Wallen werkte. ‘Met haar broer Henk organiseren we jazzoptredens bij het Leger des Heils,’ vertelt hij onderweg naar de Bananenbar. Daar binnen is het eerste beeld dat van een man die met zijn hoofd achterover op een tafel ligt. Op zijn voorhoofd heeft hij een grote dildo waar een naakte vrouw zich in een traag ritme overheen laat glijden. Van Dijk vertelt verder: ‘Wat we merken is dat ondernemers in de buurt en in de aangrenzende delen wel willen. Door zoiets te organiseren als Red Light Jazz, met overal live optredens, leer je elkaar beter kennen. Zo lukt het om met een groot gebied opeens samen te werken. Je zou vervolgens gezamenlijk een visie voor de komende jaren op papier kunnen zetten, als instrument om beleidsmakers te beïnvloeden.’
Die avond ga ik ook langs bij Agapi, waar Devanando Kroeke en een collega zitten te kletsen. Een vrouw met een Oost-Europees accent komt binnen en neemt direct het kantoor over door meegebrachte muffins neer te zetten en de rotzooi van de mannen op te ruimen. Een tweede, derde en vierde vrouw komen binnen en gemoedelijk kletst iedereen over van alles en nog wat. Aan de muur hangt een groepsfoto, gemaakt tijdens een dagje uit van de mannen met een groot deel van de vrouwen. Als je niet anders zou weten zou het van ieder willekeurig kantoor in Nederland kunnen zijn. Als Kroeke aankomt met eten kijkt een van de meisjes jaloers naar zijn maaltijd. Even later zitten ze samen in een hoekje van het kantoor smakelijk alles naar binnen te werken. Kroeke: ‘Er heerst al genoeg negativiteit rond het beroep van sekswerker, en vaak zijn ze hier alleen, dus wij proberen er voor ze te zijn, ze op te vangen en te helpen.’
Een mes in je flikker
Een van de mensen die al sinds de jaren 60 op de Wallen rondloopt, is Jan Otten, eigenaar van onder andere Casa Rosso en de Bananenbar. Ik tref hem op een donderdagmiddag in oktober, in het kassahokje van zijn imperium. Otten: ‘Ach, dat hele project, daar is al genoeg over gezegd en geschreven. Je moet het zo stellen: hoe is het hier nu vergeleken met tien jaar geleden? In mijn ogen is de algehele sfeer er duidelijk op achteruit gegaan. Mensen gaan minder vriendelijk met elkaar om. Voorheen was er meer contact, dan hing iedereen uit het raam en was er altijd visite. Nu klagen buurtbewoners iedere dag over overlast. De Stoofsteeg was dertig jaar geleden ook al druk, dan zat Zwarte Lola daar. Ja, met groepen is het drukker, maar dat heeft de gemeente dan weer zelf gedaan. Het is allemaal harder geworden. Vroeger knokte je met de vuist, dat had iets Pietje Bell-achtigs, nu komen ze aan met pistolen of steken een mes in je flikker. De mensen van toen zouden hier nu niet meer kunnen leven. Daar hebben wij niet veel mee te maken trouwens, als er al vrouwenhandel is dan weet ik niet waar.’
Persoonlijk was Otten in bijna vijftig jaar op de Wallen tweemaal het doelwit van een gewelddadige overval. De eerste vond plaats in de tijd van de gulden, de tweede was in juli van dit jaar. Jan: ‘We kwamen aanrijden bij mijn woonhuis en terwijl we voor de deur stonden, werd er op het raampje van mijn beveiliger Wijnand getikt. Stond daar een gozer met een pistool. Vervolgens werd er op mijn raampje getikt, nog een gozer met een pistool. “We moeten je tas,” zeiden ze. Daar zat een paar duizend euro en een iPad in, dus ik wilde ze die wel geven, beter een levende laffe dan een dode held. Maar Wijnand zei: “Ik grijp hem, en jij rent naar binnen.” Hij begon te vechten en terwijl ik naar binnen rende, riep ik tegen mijn vrouw dat ze de politie moest bellen. Dat was toen ik een schot hoorde.
“Godverdomme,” zei ik, “bel meteen een ambulance, want iemand heeft een kogel te pakken.” Bleek Wijnand in zijn been geschoten. Binnen het uur waren ze gepakt, met een week waren ze vrij. Maar dat heeft volgens mij niet met de buurt te maken, dat is het rendement van je succes. Als je geld hebt, ben je een doelwit, wat voor werk je ook doet. Maar het laat je niet los, als ik buiten ergens wandel en ik hoor een tak breken, dan sta ik toch even stil.’
Na ons gesprek raak ik aan de praat met een vrouw die de vogels staat te voeren. Uit een grote zak schept ze korrels die ze de gracht in zwiept, waar een groepje sierlijke zwanen dankbaar begint te eten. Ze heet Gina en blijkt al vijf jaar actief als sekswerker op de Wallen. Gina: ‘Ik kom oorspronkelijk uit Arnhem en heb altijd gezegd dat ik een paar jaar zou blijven, maar ik heb nog geen behoefte om weg te gaan. Hiervoor deed ik escortwerk. Dat verdiende veel minder en bovendien voelde ik me daar nog wel eens onveilig. Als je ergens aankomt, weet je nooit wie en wat je aan zal treffen. Als er hier iets zou gebeuren, staat iedereen meteen klaar om te helpen. Ik voel me hier eerlijk gezegd veiliger dan in welk ander deel van de stad.’
Echt grote veranderingen heeft ze in de vijf jaar niet opgemerkt. ‘Er zijn minder kamers om te werken, maar qua klandizie is het altijd hetzelfde geweest. Er zijn drukke en rustige dagen, net als bij iedere baan.’ Tevreden kijkt ze naar de etende zwanen. ‘Jan haalt altijd het voer, ik mag het vaak geven. Iemand als Jan is een zegen voor de buurt. Hij zorgt voor iedereen, zelfs voor de dieren, wie doet dat nou nog?’