"Uitgangspunt lijkt te zijn geweest dat alles dat de getuigen (zussen) Holleeder naar voren hebben gebracht volledig en juist was en alles dat Holleeder daartegenover heeft gesteld dús leugenachtig, onjuist of niet relevant", schrijven de raadslieden. Ze zeggen dat het "verdrietig is dat zo te moeten constateren, maar dat is hoe het is".
Janssen en Malewicz zeggen de indruk te hebben dat de rechtbank de "kennelijk sterke overtuiging" had dat Holleeder "linksom of rechtsom voor alles moest worden veroordeeld".
In algemene zin stellen de raadslieden dat de rechter zich steeds meer opstelt als gewone burger in plaats van als magistraat die boven de zaken staat. Ze wijzen op de "veronderstelling" dat "een rechter meer is dan een burger, beter is dan een burger, beter is dan zichzelf". In de praktijk zeggen ze echter rechters te zien die "keer op keer alleen maar hard straffen, voorbeelden stellen, leed toevoegen, uithalen, spierballen willen laten zien".