Robert van der Kroft woont in hartje Rotterdam, in een rumoerige, maar bruisende straat vol hippe winkels en restaurants. In zijn appartement met tuin en fraai uitzicht over de door Duitse bommen gespaarde wijk, merk je niets van het drukke straatleven. Zijn huis wordt nog verbouwd, legt hij uit, al ziet zijn studioruimte er al tiptop uit.
Hoe mooi het allemaal gaat worden, laat hij zien in het appartement boven het zijne. Daar woont zijn vriendin Tamara Prins-van ’t Hof, de zangeres van zijn band, met haar bijna volwassen zoon. Zij en de striptekenaar latten, maar van afstand is eigenlijk geen sprake, hooguit in jaren, ze schelen er 22. Voor Van der Kroft is leeftijd geen kwestie waar hij zich erg druk om maakt. “Volgens mijn paspoort ben ik 72, maar dat gelooft niemand, ikzelf ook niet.”
Momenteel staat hij in de schouwburgen met zijn theatercollege De Lijn van Robert van der Kroft. De productie markeert het einde van een tijdperk, een periode waarin de strips van Van der Kroft, waaronder naast Sjors & Sjimmie, Claire en Droppie Water, meer dan zes miljoen keer over de toonbank gingen.
Heldere lijn
“Het theatercollege geeft een bijzonder kijkje achter de schermen,” vertelt hij. “Ik doe voor het eerst een boekje open over mijn werkwijze en neem het publiek mee in mijn wereld. Daar hoop ik anderen mee te inspireren. Voor de pauze vertel ik over strips in het algemeen, wat het zijn, hoe ze gemaakt worden en hoe ze zijn ontstaan, van de hiërogliefen tot de manga en de graphic novel van nu. Het tweede deel gaat meer over mijn eigen leven, mijn jeugd, waar ik vandaan kom en dus ook over Sjors & Sjimmie.”
De titel van het theatercollege refereert aan de herkenbare lijn in Van der Krofts werk. “Ik heb een heldere tekenstijl die qua beweging een beetje tussen Robbedoes en Kuifje in zit. Mijn lijn is minder strak dan die van Kuifje, die tot de zogeheten Klare Lijn hoort.”
Leeftijd is voor de striptekenaar niet iets waar hij zich erg mee bezighoudt. ‘Volgens mijn paspoort ben ik 72, maar dat gelooft niemand, ikzelf ook niet’
Zijn heldere tekenlijn verdwijnt niet na zijn theatertour. Hij blijft Droppie Water tekenen en zal af en toe ook nog een pagina Sjors & Sjimmie maken voor StripGlossy, het enige tijdschrift waarin het duo nog te vinden is. Het is geen geheim dat het niet heel florissant gaat in de tijdschriftenwereld en zeker niet in het stripgenre. StripGlossy verschijnt dan ook onregelmatig en hooguit vier keer per jaar. “Een pagina per kwartaal kan er nog wel bij,” vindt de tekenaar die de afgelopen jaren ook commercieel werk maakte en illustreerde. Met dat ‘erbij’ doelt hij overigens niet op dat werk, maar op die andere jongensdroom die altijd naast het tekenen is blijven bestaan: muziek.
Na vijftig jaar achter de tekentafel wil hij eindelijk weleens serieus de bühne op met zijn in Rotterdam al wereldberoemde band DIT. De band speelt covers die ze zodanig ‘uitkleden’ of transformeren dat ze bijna niet meer te herkennen zijn. Ze goochelen met maatsoorten en stijlen en citeren er lustig op los. Het eerste album, DUS (‘DIT, DUS’), verschijnt eind van het jaar (Van der Kroft maakte bij elk nummer een tekeningetje) en dan kan het muzikantenbestaan van start.
“Tekenen en muziek waren altijd twee grote liefdes in mijn leven, ze hebben elkaar vaak een beetje verdrongen, terwijl ik allebei even leuk vond. Toen ik fulltime strips tekende, was er nooit genoeg tijd om aan de muziek te besteden. Ik had altijd deadlines. Wat ik zo fijn vind aan de muziek, is de directe respons. Als ik een Sjors & Sjimmie-pagina maak, doe ik daar drie dagen over. Dan gaat die pagina naar de redactie, vervolgens naar de drukker en zes weken later krijg je pas reacties van lezers. Daarbij zit je altijd in je eentje te tekenen, ik heb zo’n beetje mijn leven lang thuisgewerkt. Het samenwerken met andere muzikanten vind ik erg fijn en ik wil nu heel graag al mijn tijd in de muziek gaan steken. Ik ben nu 72 en kan nog zo’n tien jaar op wereldtournee, dan ben ik 82 en is de kans dat ik het nog kan klein.” Onze opmerking dat Mick Jagger op zijn 81ste nog volop rondspringt, ontlokt hem een lach. En: “Ja, wie weet?”
Gratis drank
Jong van geest is Van der Kroft in elk geval, hij kruipt ook nog graag in de rol van deejay, zoals hij dat al tientallen jaren doet. Het begon uit tactische overwegingen. “In veel clubs traden in de jaren tachtig beroemde bands op. Je kon dan vroeg in de avond voor de deur gaan staan in de hoop dat je een plek had, of je kon zorgen dat je al binnen was, als deejay. Je krijgt gratis drank en nog geld toe. Maar het was ook vaak gedoe, hoor, slepen met vinyl en toch weer net niet bij je hebben wat op dat moment gewenst is. Inmiddels heb ik digitaal 35.000 nummers bij me. De laatste twee jaar draai ik afwisselend samen met mijn vriendin of met een vriend, hij is donker en dan noemen we ons George & Jimmie.”
Tekenen wilde hij als kleine jongen al. Zijn vader was reclametekenaar en had later een eigen zaak. “Hij werkte vaak thuis, ook in de avond en dan keek ik naar wat hij deed. Er waren altijd papier, goede pennen en potloden voorhanden. Ik hield me als kind vooral bezig met natekenen, ik krabbelde nooit zomaar wat.”
De eerste strip die hij kreeg, was een Sjors & Sjimmie-album. Zijn moeder las hem eruit voor en later kleurde hij de plaatjes in die destijds nog in zwart wit werden getekend. Toen hij opgroeide, begon hij strips te verzamelen en werd hij groot fan van Hergés Kuifje en Franquins Robbedoes. “Franquin is voor mij de ultieme striptekenaar.”
Pas op de middelbare school begon hij zelf strips te tekenen. “Ik zat bij de schoolkrant en mocht de achterpagina vullen. Dat werd mijn eerste eigen strip waarin de hoofdfiguur een soort voorstudie was van mijn latere Droppie Water.”
Doordat hij zich liever bezighield met andere dingen bleef hij tot twee keer toe zitten, maar dat ziet hij als de opmaat naar zijn succesvolle loopbaan. “Ik ging maar nét niet over, dus het volgende jaar had ik dan alle tijd voor andere dingen. Ik ben muziek gaan maken, strips gaan tekenen en feesten gaan organiseren, dingen waar ik me mijn verdere leven mee heb beziggehouden. Ik heb met mijn diploma nooit iets gedaan, ik heb het meest gehad aan het blijven zitten.”
Hoe het begon in Panorama
Panorama – uitgave van de toenmalige Uitgeverij Spaarnestad in Haarlem – ligt voor het eerst in de winkel in 1913. Vanaf 1930 verschijnt de strip Sjors van de Rebellenclub bij Panorama in een speciale, gratis kinderbijlage. Buster Brown, de figuur waarop Sjors geïnspireerd is, ontstaat in het Amerika van 1902 en wordt getekend door Richard Felton Outcault. Het jongetje met zijn blonde pagekapsel en matrozenpak duikt in 1921 op in Winnie Winkle, een verhalenreks van de Amerikaan Martin Branner.
De beminnelijke hoofdpersoon Winnie probeert tevergeefs haar neefje Perry in het gareel te houden, maar altijd weer stelt hij haar teleur met zijn kwajongensstreken. Het zijn de afleveringen waarin Perry een belangrijke rol speelt die Panorama laat vertalen en opneemt in de bijlage die tot 1954 zal blijven bestaan. Striptekenaar Frans Piet vernederlandst op verzoek van het tijdschrift de verhalen waarin Perry een hoofdrol vervult. In 1939 komt het eerste album van Sjors van de Rebellenclub uit. De van oorsprong Amerikaanse strips worden tijdens de Tweede Wereldoorlog verboden door de Duitse bezetter, maar na de bevrijding keert Sjors in volle glorie terug en deze keer is de strip geheel van Nederlandse makelij.
Eind jaren veertig laat Frans Piet Sjors vriendschap sluiten met Jimmie, die later pas een S voor zijn naam krijgt. De tekenaar vindt het donkere jongetje in de strip Oki en Doki bij de negers. De eerste ontmoeting tussen Sjors en Jimmie wordt in 1949 gepubliceerd in Panorama onder de titel: Sjors, Voorzitter van de Rebellenclub krijgt een vriend. Een onsterfelijk duo is geboren. Met inspiratie en ideeën van zijn vrouw, Mary van Loenen, maakt Frans Piet tussen 1938 en 1970 zo’n dertig stripalbums, waarvan meer dan tien miljoen exemplaren verkocht werden.
Donald Duck
De muziek was al jong vanzelfsprekend in het gezin Van der Kroft. Zijn ouders hielden van muziek, zijn broer Erik speelde piano en werd professioneel pianist. Robert werd verliefd op de gitaar. “Toen ik een jaar of twaalf, dertien was, waren de Beatles heel beroemd, ik luisterde altijd naar Engelse piratenzenders als Radio Caroline en vond de muziek die daar gedraaid werd fantastisch; dat wilde ik ook. Ik heb toen op de Muziekschool eerst een tijd pianoles gehad en kreeg op mijn 14de mijn eerste gitaar. Gitaarles heb ik nooit gehad, ik heb mezelf leren spelen. Eind jaren zeventig kwam de punk op en daar hoefde je maar drie akkoorden voor in huis te hebben, nou die had ik wel. Ik heb toen in een paar punkbandjes gespeeld.” Lachend: “Later heb ik er nog wel een paar akkoorden bijgeleerd, hoor.”
Hoewel de muziek trok, ging hij toch naar de Willem de Kooning Kunstacademie. Daar werd al snel duidelijk dat hij er met zijn striptalent niet veel te zoeken had. “Je kunt al strips tekenen, wij kunnen je dat niet leren, we zullen het je hooguit afleren, want hier moet je kunst maken, was de boodschap,” herinnert Van der Kroft zich nog goed. “Ik ben een van die docenten eeuwig dankbaar omdat hij me aanraadde naar een uitgeverij te stappen en daar mijn werk aan te bieden.”
Hij was 22 toen hij met een map vol tekeningen bij de toenmalige uitgeverij Oberon binnenstapte. “Een geval van op het juiste moment op de juiste plek zijn. De eerste deur waar ik aanklopte, was van Sjors, daar hadden ze toen niemand nodig, maar bij Donald Duck, een deur verder, waren ze juist op zoek naar nieuwe tekenaars. Ik heb mijn werk achtergelaten en werd nog dezelfde avond gebeld dat ik de volgende dag kon beginnen. Een eigen stijl had ik toen nog niet en ik heb heel veel geleerd van het tekenen van Donald Duck, Kwik, Kwek en Kwak, de Grote Boze Wolf, Wolfje, Knabbel & Babbel…”
In zijn Donald Duck-tijd leerde Van der Kroft illustrator en schrijver Wilbert Plijnaar kennen, de man met wie hij samen met Jan van Die de WIROJA’s zou vormen, een acroniem dat verwijst naar de samenwerking tussen de drie mannen. “Met Wilbert zeurde ik bij de Pep-redactie om een eigen stripje en na een halfjaar kregen we die. Daar heb ik van alles kunnen uitproberen en ben ik op zoek gegaan naar een eigen tekenstijl.”
Racistisch
Bij gebrek aan Google zocht de tekenaar destijds inspiratie in de vuistdikke Wehkampgids. “Als je een stofzuiger moest tekenen of een hoofdtelefoon had je daar niet, zoals nu, voorbeelden te over van op internet. Je moest het doen met de tekeningen van collega’s, maar als je een olifant natekende van Franquin, was die uit duizenden te herkennen. Dat was dus geen optie. Vandaar dat die gids een uitkomst was als je toch even wilde checken hoe een haardroger er ook weer uitzag.”
Een jaar voordat Pep en Sjors in 1975 samensmolten tot Eppo, werd Van der Kroft gevraagd om Sjors & Sjimmie over te nemen van Jan Steenman, die de avonturen drie jaar lang had getekend. Voor hem was de strip twee jaar gemaakt door Jan Kruis die op zijn beurt Frans Piët opvolgde. De laatste maakte de avonturen van het duo dertig jaar lang en tekende Sjimmie op karikaturale wijze, met dikke lippen, grote kijkers met veel oogwit, ringen door de oren en krom sprekend. Hij deed het niet om te kwetsen, wie had hij in die tijd kunnen kwetsen? Er waren in Nederland in die dagen nauwelijks niet-witte inwoners. Dat was anders in de tijd van Jan Kruis, die het uiterlijk van Sjimmie veranderde in dat van een normale Surinaamse jongen. Ook Sjors onderging de nodige metamorfoses, maar pas in handen van Robert van der Kroft werden de vrienden echt jongens van hun tijd.
“Van racistische tekeningen was al geen sprake meer toen ik het overnam,” zegt Van der Kroft. “In de jaren tachtig werden we zelfs door de anti-discriminatieraad naar voren gehaald als voorbeeld van hoe goed er in strips met verschil in huidskleur en etniciteit werd omgegaan. Maar je hoort nog wel eens dat mensen zeggen: Sjors & Sjimmie, kan dat nog? Maar dan hebben ze de heel oude afleveringen en albums voor ogen.”
Van der Kroft tekent zelfs exact dezelfde koppies voor Sjors & Sjimmie, pas bij het inkleuren en het tekenen van de haardos, zijn ze geen eeneiige tweeling meer.
Met Jan van Die en Wilbert Plijnaar kwamen de avonturen van het razend populaire duo tot stand. “Jan en Wilbert zijn geweldige scenaristen. We gingen vaak gewoon op een terras zitten en lieten ons inspireren door wat er om ons heen gebeurde, jongens die aan het skaten waren of graffiti spoten. Altijd was er eerst het verhaal, dat was het belangrijkst. Met geweldige tekeningen en een waardeloos verhaal heb je niets. Ik kan echt wel zeggen dat we geniale strips hebben gemaakt. Toen ik er in de jaren zeventig mee begon, dacht ik dat ik het net als mijn twee voorgangers een paar jaar zou gaan doen. Het werden er vijftig. Het was gewoon heel erg leuk om te doen, ik ben het ook nooit een moment zat geweest.”
Racisme op de tekentafel
Frans Piet heeft altijd gezegd alles wat ook maar neigde naar discriminatie te hebben vermeden bij het tekenen van Sjors & Sjimmie. Toch worden zijn tekeningen van Sjimmie als racistisch bestempeld. Het waren uiteraard andere tijden. In Nederland waren nauwelijks mensen van kleur en in de periode waarin Sjors en Sjimmie vrienden werden, was er in Amerika zelfs nog strikte rassenscheiding.
‘Toen ik met Sjors & Sjimmie begon, werden we naar voren gehaald als voorbeeld van hoe goed er in strips met verschil in huidkleur en etniciteit werd omgegaan’
Piet schilderde Sjimmie naar eigen zeggen bewust niet af als een knecht of mindere naast Sjors. Hij nam echter wel zonder meer de karikaturale uiterlijke kenmerken van het zwarte jongetje uit het oorspronkelijke album over: de dikke lippen, het enorme oogwit, de oorringen en het kromme spreken. Sjimmie was de verpersoonlijking van de wildeman die in een rieten rokje en met een botje door zijn neus rond een kookpot danst met een witte man erin. Jan Kruis maakte van Sjimmie in de jaren zestig al een veel gewoner donker jongetje, al waren donkere jongetjes nog helemaal niet zo ‘gewoon’ in het Nederland van die tijd.
Filmmaker Henk van der Linden, die zeven Sjors & Sjimmie-films maakte, schminkte zelfs - bij gebrek aan een gekleurd jongetje of meisje om de rol van Sjimmie te spelen - zijn eigen dochter zwart. Bij Robert van der Kroft veranderde Sjimmie pas in een jongen van zijn tijd en speelt kleur en afkomst geen enkele rol meer. Sjimmie is een vrolijke skater die in de verhalen zelfs vaak cooler en net iets slimmer is dan zijn vriend Sjors, die weliswaar van zijn sproeten en tuttige pakje afkwam, maar niet van zijn bravoure en streken.
Geen plan B
Al kwamen de figuren in oorsprong niet uit de koker van Van der Kroft zelf, hij is de strip na een halve eeuw wel gaan beschouwen als zijn eigen creatie. “Het voelt zeker als mijn artistieke kind, misschien ooit een pleegkind, maar wel degelijk van mij.”
Wat wel aan zijn brein ontsproot, was Droppie Water dat sinds 1981 een educatieve rol vervult in leermateriaal voor basisscholieren en te vinden is in voorlichtingscampagnes over water en milieu bij onder meer Waterschappen. Van der Kroft heeft daar nog steeds veel werk aan en maakte ook een aantal albums rond het figuurtje. Een andere schepping van zijn hand is Claire, een strip die hij tussen 1999 en 2017 maakte voor het Vlaamse damesblad Flair. Een grote uitdaging voor de WIROJA’s om in het hoofd van een vrouw te kruipen. Met dank aan hun toenmalige levenspartners lukte het de drie mannen om de strip tot een enorm succes te maken.
‘De partners in mijn leven vonden het soms vervelend dat ik ruzie uit de weg ging. Maar in mij zit simpelweg geen woede of frustratie’
“Achteraf gezien waren de eerste tien afleveringen misschien wel een demonstratie van wat mannen dénken dat vrouwen willen en doen. Maar we hadden goede relaties met onze vriendinnen en hebben blijkbaar braaf naar hun kritiek geluisterd.”
De avonturen van Claire werden zo goed opgepakt dat er zelfs sprake was van een tv-serie en een verfilming. “De tune zou Claire van Gilbert O’Sullivan zijn. Maar toen stopte in die periode net het tijdschrift en was het allemaal van de baan.”
En nu ligt het zo goed als allemaal achter hem, maar daarover voelt hij geen weemoed. Het is geen tijd voor pensioen, Van der Kroft mag de kwajongensstreken nu zelf gaan uithalen op de gitaar. Als het niet lukt met zijn band is er geen Plan B, maar dat is ook niet nodig. Van der Kroft hoeft het voor het geld niet te doen, al tekent hij daar wel bij aan dat hij ‘niet superrijk’ is.
“Toen ik ooit droomde van een bestaan als striptekenaar, wist ik niet eens dat daar geld mee te verdienen was. Rijk worden was in elk geval nooit mijn drijfveer, ik wilde gewoon doen wat ik leuk vond en anderen plezier bezorgen. Dat is nog steeds zo, ik wil het mensen graag naar de zin maken, of dat nou met mijn tekeningen is of met de muziek.”
Een hippie
Zijn carrière heeft hem in elk geval genoeg opgeleverd om niet benauwd te hoeven leven.
“Op zeker moment had ik twee succesvolle strips en verdiende ik behoorlijk goed. Mooi dat ik daardoor op een fijne plek in Rotterdam kon gaan wonen. Het grote geld komt doorgaans als je werk ook buiten het eigen taalgebied wordt verkocht en mijn strips zijn nooit in het buitenland doorgebroken daarvoor zijn ze kennelijk toch te Hollands.”
Hij focust zich op de muziek die de komende tijd dus centraal zal staan in zijn leven. Het leven waar hij tot nu toe schijnbaar als een zondagskind doorheen lijkt te gaan. Zonder al te veel drama, pijn en frustratie. Goed, er waren relaties die stukliepen en dierbaren die – soms veel te jong – stierven, er was een vervelende blessure die hem een tijdlang plaagde, maar fysieke of geestelijke pijn hebben hem nooit verlamd of van zijn pad gebracht. Hij is moeilijk uit balans te brengen en van ruziemaken is hij al helemaal niet.
“Niemand krijgt mij boos,” zegt hij lachend. “Dat was op school al zo. Als iemand ruzie wilde maken, ging ik iets anders doen. De partners in mijn leven vonden dat soms vervelend, maar ik kan kwesties heel goed uitpraten. In mij zit simpelweg geen woede en frustratie, ik ben anti-autoritair, een hippie. Het eindigt bij mij net als in Sjors & Sjimmie altijd met een kwinkslag. Dit, dus.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Clemens Rikken