Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Bezakt en gepakt

Uit Panorama nr. 27, 1999: ‘Mogen we even uw ontlasting zien?’

WVT

Schiphol, je hoort er nog maar weinig van, hè. Weet je nog, vorig jaar en dat jaar ervoor? Rijen van drie uur voor de security en een halve dag voor vertrek met het zweet in de bilnaad aansluiten terwijl je 24 schietgebedjes doet?

In 1999 deden mensen om heel andere redenen schietgebedjes op Schiphol. Mensen met een buik vol bolletjes bijvoorbeeld. Bij hoge uitzondering mochten onze verslaggever Gerard Trentelman en fotograaf Paul Tolenaar een dagje meelopen met het Schipholteam dat speciaal was opgericht om deze bolletjesslikkers en andere drugskoeriers op te sporen. We waren amper binnen of het team had al ‘een vel-over-been-jongetje’ uit Frans-Guyana op de korrel, of zoals de rechercheurs van het team zelf zeiden, ‘een mooi type’. Dat betekende zoveel als: zwaar verdacht. Natuurlijk ontkende de jongen toen een rechercheur naar zijn buik wees, maar na een urinetest was het al snel duidelijk. De rechercheur: “Ja, zwanger!”

Hulpofficier van justitie Hans, die de jongen aan een verhoor onderwierp, werd er moedeloos van: “Supergevaarlijk wat ze in deze jongen hebben gepompt. Coke met alleen wat tape en daaromheen een boterhamzakje. Géén condoom of ander rubber. Knapt er één bolletje in de maag van deze mulas (Spaans voor muilezels, red.), dan zijn ze in drie minuten dood. Daarvan maken ze hooguit één minuutje bewust mee. Daarna krijgen ze epileptische aanvallen, raken in coma en overlijden. Een glaszuivere overdosis dus.”

Een jaar daarvoor, in 1998, pakte het team 818 drugskoeriers op, voornamelijk mannen uit Zuid-Amerika, de Antillen of een ander deel van het Caribisch gebied. Het kleinste zenuwtrekje, druppeltje zweet of kloppende halsslagader kon al genoeg zijn om tegen de lamp te lopen. De koeriers werden ook steeds inventiever, wist rechercheur Angelique te vertellen: “Er is al een heel scala van trucs en methoden gebruikt: drugs flinterdun verpakt in overhemden, in condooms in shampooflessen, in schoudervullingen, in luiers of ingenaaid in kinderkleding. In of onder pruiken, in prothesen of in het frame van rolstoelen. Geïmpregneerd in spijkerbroeken, verwerkt in toeristenkitsch of kunst en weggemoffeld in moten haaien- of ander vlees en in fruit. Opgelost in sterke drank, verborgen in vacuümverpakte noten, batterijen, bowlingballen en zelfs in een saxofoon.”

‘Drugs waren geïmpregneerd in spijkerbroeken, verwerkt in toeristenkitsch en zelfs weggemoffeld in moten haaienvlees’

De smoesjes van de slikkers waren zowaar nog inventiever. Een tegen de lamp gelopen vrouw zwoer op het graf van iedereen die haar lief was dat de gigantische hoeveelheid bolletjes ’s nachts, in haar slaap, door haar strot was geduwd. Een jongen beweerde dat hij de bolletjes had gevangen tijdens het vissen (maar hoe die in zijn buik waren gekomen wist hij ook niet). En de ‘saxofonist’ werd gepakt, omdat de geluiden die hij met het instrument produceerde nog het meest leken op een papegaai met de hik. Waar zijn ze nu, vraag je je toch af. Waarschijnlijk worden ze tegenwoordig sneller gepakt dan dat ze de krant halen.