Voetbalgod Zinédine Zidane is er opgegroeid. Maar ook voetbaltalent Nono, die carrière maakte als gangsterbaas. Een bezoek aan de banlieue waar het trapveldje de rest van je leven bepaalt.
Het fort heeft tien ingangen. Voor elke poort staan bewakers. En wie voorbij deze gasten wil, moet het juiste antwoord weten op een simpele vraag: ‘Wil je iets kopen?’ Het fort, dat is de Cité de la Castellane, een woonwijk in het noorden van Marseille, ter grootte van drie voetbalvelden, beruchter dan welk ander district in Frankrijk dan ook. De bewakers zijn jongens: tieners met kappen over hun hoofd, mobiele telefoons in de hand en paranoia in de ogen. En het enige aanvaardbare antwoord op de vraag of je iets wil kopen is: ‘Ja.’ Wie het juiste antwoord geeft, wordt toegelaten en verwelkomd door vriendelijke jongemannen met schalen vol marihuana. Bij aankoop krijg je vaak nog een aansteker cadeau. Stukje klantenbinding. Degene die niet het juiste antwoord kan geven, bijvoorbeeld omdat-ie journalist is, moet buiten blijven. Met een beetje geluk krijgt hij een vriendelijk ‘Rot op!’ te horen. Als hij pech heeft, regent het grote brokken ijs door de voorruit van zijn auto. Binnen kom je in elk geval niet. Tenzij je een gouden tip krijgt van iemand: kom vroeg in de ochtend, dan is de markt nog niet geopend. Het is half negen als we van de autosnelweg afdraaien en richting de woonblokken van La Castellane rollen. Rechthoekige, zandkleurige blokken van zeven of acht verdiepingen hoog, gerangschikt als een buitenring waarvan het midden alleen toegankelijk is via een geïsoleerde plek. We rijden langzaam langs de getraliede ramen totdat we de smalle doorgang vinden. Er staat een groene plastic stoel voor, de nog onbezette post van een bewaker. Onze Citroën wurmt zicht door het smalle hek. Precisiewerk. We zijn binnen, La Castellane. Drugsbolwerk, misdaadhoofdstad, het eerste huis van Zinédine Zidane.
/ YAZID & NONO
Het Franse nationale voetbalelftal – waar Oranje 31 augustus de belangrijkste WKkwalificatiewedstrijd tegen speelt – bestaat voor een groot deel uit spelers die uit de banlieues komen: voorsteden waar de werkloosheid hoger is dan de flats en de perspectieven voor de toekomst somberder dan het grijze uitzicht vanuit het raam. Middenveldjuweel Paul Pogba, aanvalshoop Anthony Martial (beiden Manchester United) en Bayern München-talent Kingsley Coman – ze komen uit de banlieues van Parijs. Superspits Karim Benzema (Real Madrid), die in 2015 nog collega-international Valbuena afperste met een seksvideo, groeide op rond de woontorens buiten Lyon. De banlieue is de broedplaats van het Franse voetbal, maar geldt tevens als broeinest van geweld, criminaliteit en terreur.
Daarover gaat dit verhaal. Hoe dun is de lijn tussen die twee uitersten? Het is het verhaal van drie mannen die opgegroeid zijn in de beruchtste wijk van Frankrijk: La Castellane. Hun wegen kruisten elkaar, maar verliepen totaal anders. De ene is Zinédine Zidane, in de wijk beter bekend als ‘Yazid’. Hij behoeft geen verdere uitleg. De ander is Nordine Achouri, bijnaam ‘Nono’, een veroordeelde drugsbaas. En de derde: Mehdi Nagui, bijnaam ‘Moskito’: een jongeman die de drugs- én de voetbalwereld van binnenuit kent.
La Castellane lijkt uitgestorven als we – de fotograaf, de verslaggever, een vertaler en Youssef Ben Moussa, een maatschappelijk werker die bekend is in het gebied – uit de auto stappen. De houten luiken voor de meeste ramen zijn gesloten. De Tetris-achtige indeling van het tiental woontorens dateert uit de jaren zestig. Bouwstijl: brutalisme. Er wonen hier zo’n 7.000 mensen, maar er is niemand te zien. Pas als we Place Tartane betreden, het centrale plein van de betonnen kolos, horen we voor het eerst stemmen. Een paar kinderen wachten met voetbalkleren en sporttassen duidelijk totdat ze naar een wedstrijd gereden worden. Waarop de drie mannen wachten die voor het winkelcentrum aan de rand van het plein staan, is moeilijk te zeggen. De metalen luiken voor de winkels zijn nog omlaag, in veel gevallen al jaren. Ze wachten niet op ons.
Maatschappelijk werker Youssef spreekt ze aan. Hij hoopt op interessante informatie, maar krijgt een paar mistroostige blikken. ‘Salam aleikum, we zijn hier voor een reportage over Zinédine Zidane…’
‘Iedereen weet toch al alles over Zidane. ‘ antwoord er eentje. ‘Ik heb niks te vertellen’ zegt een ander. Dan keren ze Youssef de rug toe en richten hun blik weer op het Place Tartane. Een betonnen oppervlak waarop Zinédine Zidane heeft leren voetballen.
/ ‘WIJ ZIJN NIET JE FANS!’
Tegenover de winkelopslag, huisnummer 7, eerste verdieping, woonde Zinédine Zidane, die hier dus Yazid genoemd werd, met zijn ouders, zijn drie broers en zijn zus. Zijn ouders waren Algerije uit gevlucht, net als zovelen in deze banlieue. La Castellane gold reeds in de jaren zeventig en tachtig als hardste wijk van Marseille. Maar toen waren er nog geen drugsbendes, geen kalasjnikovs, geen 13-jarigen die als wachtposten gerekruteerd werden. Zidanes vader Smaïl werkte als winkelmedewerker, later als bewaker, meestal zes dagen per week. En de kleine Yazid – smalle bouw, slim, rustig, maar geen engeltje – voetbalde, meestal zeven dagen per week.
‘Alles wat ik over voetbal geleerd heb, komt van mijn tijd op straat,’ zei Zidane ooit. En mensen die hem van toen kennen, vertellen over hem zoals je vaak hoort als een kind uit de buurt een voetbalster wordt: dat-ie toen al uitmuntend was, in zijn eentje wedstrijden besliste, elke schijnbeweging beheerste en zo voort. Deze mensen vertellen echter ook twee verrássende verhalen: dat Zinédines oudere broer Nordine nog getalenteerder was, maar geen discipline had. En dat hij nog een broer had, Farid, die zich over Zinédine ontfermde om hem op het rechte pad te houden toen die als 16-jarig talent gescout werd door profclub AS Cannes, na amper twee seizoenen bij een club in de buurt gespeeld te hebben. Later zou Farid er ook persoonlijk op toezien dat Zinédine zich op voetbal concentreerde toen hij een ster werd bij Bordeaux. Een keer, zo gaat het verhaal, is Zinédine met een sportwagen van zijn eerste Juventus-salaris La Castellane binnengereden om luxe cadeaus aan zijn hele familie te schenken. ‘Wat moet dat?’ zou Farid gevraagd hebben. ‘Wij zijn je familie, niet je fans!’ Het ooit zo bescheiden uiterlijk van de voetballer Zinédine Zidane: veel mensen die hem goed kennen, herleiden dat naar diens broer Farid. Zidane had meer dan alleen talent. Hij had de juiste instelling om daar iets goeds van te maken. En mensen die ervoor zorgden dat hij deze instelling hield.
/ BIVAKMUTSEN
We hangen zo’n vijf minuten op Place Tartane rond en dan dringt Youssef aan dat we verder moeten. Hij lijkt gespannen. We passeren het gesloten sociale centrum, een betonnen flat. Een paar meter verder staat een witte Renault Clio met verbrijzelde voorruit. Op een muur heeft iemand een pistool gesprayd en daaronder ‘Dadinio’ geschreven. Een man zit voor een kleine winkel waar met koeienletters ‘Taxi Phone’ boven staat. Als hij ons ziet, grijpt hij zijn mobiele telefoon om iemand te bellen. ‘Nu weten ze dat wij er zijn,’ zegt Youssef. Al voordat we aankwamen, heeft hij ons verteld over een Franse cameraploeg, die een paar weken ervoor op Place Tartane een interview wilde doen met vertrokken Zidanes. Plotseling verscheen een aantal jonge mannen in bivakmutsen en eiste te weten te komen wat er gaande was.
Youssef heeft geen zin om zoiets mee te maken vandaag. Wij ook niet. Dus zitten we tien minuten later weer in onze auto en verlaten we La Castellane. Tieners in hoodies zitten op plastic stoelen of staan op de balkons en hun hoofden draaien voor ons als we de nederzetting verlaten. Als we langs de blokken rijden, hebben sommige bewakers al hun posten genomen.
/ DE MONSTERFABRIEK
Terwijl Zinédine Zidane in 1998 de Franse nationale ploeg naar de wereldtitel leidde op eigen bodem, droomde een andere jongeman er op een dag ook van stervoetballer te worden. Nordine Achouri, beter bekend als ‘Nono’. Ook hij komt uit La Castellane, ook hij speelde als kind op Place Tartane, ook hij was een groot talent. Maar voor hem was er geen plek in de schijnwerpers der natie – hij werd een van de meest sinistere figuren van de onderwereld.
Wie nieuwsgierig is naar de geschiedenis van Nono, kan het beste afspreken met Philippe Pujol. De 40-jarige journalist zit in het centrum van Marseille op het terras van een café met uitzicht op de zee. Hij draagt een leren jas met een roodgloeiende telefoon in de binnenzak. Gisteravond rond half elf, na ons bezoek aan La Castellane, zijn er drie mannen neergeschoten in Bassens, een voorstad op vier kilometer ten zuiden van La Castellane. Vermoedelijk een afrekening in het drugscircuit. En nu wil de helft van de wereld van Pujol weten wat hij van deze zaak vindt. Tien jaar lang heeft hij als verslaggever gewerkt in Quartier Nord, de noordelijkste banlieue van Marseille. Pujol deed onderzoek en schreef er een boek over, getiteld La Fabrique du Monstre, oftewel De Monsterfabriek. Pujol ontving er de belangrijkste journalistieke prijs van Frankrijk voor, omdat het inzicht geeft in een wereld die alle Fransen kennen uit de horrorverhalen in het nieuws, maar die niemand vrijwillig zou betreden. In 2012 zag de burgemeester van de Quartier Nord, Samia Ghali, zich genoodzaakt om het leger in te zetten om de escalerende drugsoorlog onder controle te krijgen. Meer dan een dozijn mannen kwam in de maanden ervoor om het leven bij schietpartijen tussen rivaliserende bendes. Het leger kwam niet. En het moorden ging door, tot op de dag van vandaag. In 2016 vielen er maar
33 doden in de drugsoorlog die woedt in Marseille. Een record. De jeugdwerkloosheid in het noorden van Marseille ligt boven de 50 procent, een op de twee inwoners leeft onder de armoedegrens. Illegale winkels bieden de jongeren een perspectief dat zij anders niet zouden hebben. En zo vinden velen van hen werkgelegenheid in de – zoals ze zeggen in Marseille – ‘supermarkten voor drugs’. Groothandelaren en gelegenheidsgebruikers, fabrieksarbeiders en dokters, junkies en feestgangers: allemaal doen ze hun ‘boodschappen’ hier. Cannabis in het bijzonder, maar ook cocaïne. Wie de filiaalmanager in de drugssupermarkt La Castellane was? ‘Nono’
/ 1,3 MILJOEN EURO
De criminele carrière van Nono begon, vertelt Pujol, met een belediging. Als 17-jarige mocht Nono een jaar in de jeugdopleiding van een profclub gaan spelen. Alles leek mogelijk, een voetbalcarrière lag in het verschiet, maar hij kreeg de coach tegen zich. Kort daarna werd Nono gearresteerd als passagier in een gestolen auto. Zoals bijna elke jongere in Marseille had hij een paar notities in zijn politie-bestand. De rechter stuurde hem voor een paar maanden de gevangenis in. Het had een waarschuwing moeten zijn. Tevergeefs. Nono verliet de gevangenis als een ander mens. Een gevaarlijke man. Voetbal kon hem gestolen worden. Hij had nu een ander doel. De rechter die Nono in 2015 veroordeelde tot acht jaar gevangenis, achtte het bewezen dat hij de baas was van een geavanceerd drugsnetwerk dat bestond uit scouts, dealers, veiligheidsdiensten en zogenaamde ‘vroedvrouwen’, die tegen betaling wapens, geld en drugs in huis bewaarden. Toen de politie in 2013 hardhandig optrad tegen het netwerk in La Castellane, vonden de officieren meer dan 1,3 miljoen euro in contanten. De dagelijkse omzet van de bende werd later geschat op 50.000 tot 80.000 euro. Nono zelf bezat een renpaard, een sportwagen en een aantal luxe horloges. Hij had dure vakanties, vergokte in het casino van Monaco tienduizenden euro’s. Hij leidde een losbandig leven. Een leven als een profvoetballer. Nu zit hij in de gevangenis.
Als die coach destijds in hem geloofd had, had hij niet op het verkeerde moment in de verkeerde auto gezeten en wie weet wat er dan geworden zou zijn van Nono. Misschien was hij alsnog afgegleden. Misschien kon hij vandaag, met zijn 34 jaar, terugblikken op een succesvolle voetbalcarrière. Behalve talent, de juiste houding en de juiste omgeving, is er nog een factor van buitengewoon groot belang. Een factor die vaak onderschat wordt: een portie geluk. Wat er mogelijk is als een jongen dit geluk wél heeft, toont het verhaal van Mehdi Nagui.
/ TREFZEKER
Net als Zinédine Zidane en Nordine Achouri groeide ook Mehdi op in La Castellane. Twintig jaar en hij kent de wereld van drugssupermarkten net zo goed als het profvoetbal. Beide van binnenuit. En als hij erin slaagt een duurzaam leven te vinden in een van de twee, laat hij de andere wereld zo vallen. Het Stade Saint-Louis Rive Verte, een voetbalveld in het noorden van Marseille. Ongeveer 30 toeschouwers zitten op de kleine stenen tribune. In de verte glinstert de Middellandse Zee.
Mehdi, spits ― hij wordt Moskito genoemd vanwege zijn trefzekerheid ― staat op het plein hieronder en draagt het shirt van GS Consolat, op dit moment een van de meest opwindende voetbalclubs in Europa. Sinds midden jaren 80 heeft de vereniging zich ontwikkeld van wijkteam zonder geld voor tenues tot derde divisionist met kans op promotie. Na Olympique Marseille is GS Consolat nu de tweede grootste club in de stad en is het een boegbeeld van het Quartier Nord geworden. De vereniging geeft mensen in de wijken een reden om trots te zijn, zorgt voor positieve krantenberichten in plaats van negatieve. En het geeft talentvolle voetballers een kans. Ongeveer 80 procent van de spelers in het eerste elftal van GS Consolat komt uit het noorden van Marseille. Misschien wel de grootste belofte onder hen is Mehdi.
Op Place Tartane, waar voetbaldiamant Zidane zijn grove talent sleep, speelt ook Mehdi dagelijks. Hij bedriegt, hij dribbelt, en de jongens in de wijk zijn verbaasd. Totdat ze uiteindelijk vragen gaan stellen over andere dingen: sneakers, trainingspakken, Pradapetjes. Binnenkort zal de eerste van hen werken voor drugsbendes. Als zogenaamde Choufs. Het woord komt uit het Marokkaans, en iedereen in Quartier Nord weet wie hiermee bedoeld worden: de jonge bewakers bij de ingangen van het dorp. Het duurt niet lang voordat Mehdi een van hen is. Hij krijgt 150 euro per dag, soms meer. Op zijn veertiende verlaat hij school, hij speelt immers bij een voetbalclub. Maar na een gebroken enkel is dat avontuur voorbij.
/ GESCOUT
Als Mehdi 17 is, heeft hij twee jaar niet gevoetbald. Het ziet er niet goed uit voor hem. Op dat moment komt er geluk in het spel: bij de begrafenis van zijn grootmoeder ontmoet Mehdi een verre neef die hij nog nooit gezien heeft. Die heeft een autowerkplaats en een vriend in het bestuur van een zesde divisionist. Snel daarna werkt Mehdi in de garage en speelt hij in de zesde divisie. Het duurt niet lang voordat GS Consolat hem opmerkt. Sinds januari 2016 staat hij nu bij de derde divisionist onder contract. ‘Hij heeft grote kwaliteiten, maar tactisch moet hij nog veel leren,’ zegt zijn trainer op de tribune van het kleine stadion in Consolat op de vraag waarom Mehdi vandaag met het tweede elftal meespeelt. Het eerste doelpunt schiet hij zelf binnen, bij het tweede wordt hij onderuit gemaaid en krijgt Consolat een strafschop, de derde goal bereidt hij voor. Het schijnt dat er een scout van eerstedivisionist Anciennes op de tribune zit voor Mehdi. ‘Het is natuurlijk mijn doel om het tot aan de top te schoppen,’ zegt Mehdi na de wedstrijd. ‘Maar eerst moet ik een stap naar de rest maken.’
Met zijn moeder en twee jongere broertjes woont hij inmiddels in het centrum van Marseille. Hij zegt dat alles zo vreemd voor hem was, omdat hij er nog nooit geweest was. Mehdi leeft in een nieuwe wereld. Ineens is hij profvoetballer, traint elke dag. De 600 euro die hij daarvoor maandelijks krijgt, verdiende hij als Chouf in vier dagen. Maar zijn nieuwe leven biedt hem iets wat hij in zijn oude leven niet kende: een toekomst. ‘La Castellane is als een gevangenis,’ zegt hij. ‘Als je jongeren van daar een kans geeft om eruit te breken, dan doen ze er alles voor.’ Mehdi heeft talent en hij heeft geluk. En het klinkt verdomd veel alsof hij ook de wil heeft.