In de slachtofferverklaring die de officier van justitie namens de dochter voorlas, stelt de dochter dat A. handelde op de "duidelijk uitgesproken wens" van haar moeder. "Het recht om aan deze martelende ziekte te ontkomen mag niemand worden ontnomen. Ze heeft mijn moeder uit de geestelijke gevangenis gehaald waar ze zich heftig tegen verzette."
Het Openbaar Ministerie stelt dat A. onvoldoende heeft vastgesteld of de patiënte wel echt dood wilde.
De vrouw gaf soms wel twintig keer per dag aan dat ze dood wilde, maar haar brein was volgens A. te sterk verwoest door de alzheimer om een rationele beslissing te kunnen nemen. "Ze kende geen verleden en geen toekomst meer."