Zeventig… je ziet er nog goed uit.
“Dank je.”
Voor we verdergaan: je hebt nog steeds een 020-nummer. Er zullen niet veel Amsterdammers zijn die dat ook hebben.
“Ja, ik heb ook een mobiele telefoon, maar dat nummer durf ik eigenlijk nooit aan mensen te geven, omdat ik hem niet gebruik. En dan gaan ze mijn 06-nummer bellen, maar hij ligt bij mij ergens in een hoek een beetje te verstoffen en ik heb er altijd ruzie mee. Laatst nog met Fidan Ekiz. Ik heb een appje van haar geprobeerd te openen, maar liep zo te klooien dat ik haar per ongeluk belde, om half drie ’s nachts. Toen heb ik hem maar weer in de hoek gegooid.”
Vinden mensen het niet vervelend dat je zo lastig te bereiken bent?
“Nou, eigenlijk vind ik dat ik heel makkelijk te bereiken ben. Ik heb een antwoordapparaat en ik bel iedereen binnen twee uur terug.
En soms, als ik druk aan het schrijven ben, wachten ze maar even.”
Jouw twaalfde boek is net verschenen. De kunst van het loslaten. Vertel.
“Laten we eerst even een biertje bestellen, vind je niet? Ja, in dit boek zitten een heleboel verhalen, maar mensen moeten niet denken dat het een zelfhulpboek is.
Zo klinkt het namelijk. Op de voorkant zie je een pop aan een parachute hangen, die hangt normaal in mijn woonkamer. Het is een originele pop uit de film The Longest Day. Heb ik ooit in Normandië van zo’n man gekocht die rekwisieten voor de film regelt. Hij had er nog een stuk of tien over en ik vond hem zó mooi...
Het brengt wat relativiteit aan de titel De kunst van het loslaten, want ja, als zo’n parachutist de parachute loslaat, valt ie te pletter. Dus als de lezers de omslag zien, hebben ze gelijk iets om over na te denken.”
‘Ja, ik heb een mobiele telefoon, maar het nummer durf ik nooit aan mensen te geven, omdat ik hem niet gebruik. Hij ligt ergens in een hoek te verstoffen’
Dat loslaten heeft met je ontlasting te maken. Je kon nooit poepen, zo staat er in hoofdstuk 1.
“Ja, ik had vaak last van verstopping. Vooral tijdens logeerpartijtjes ging het mis. Een psycholoog verklaarde later dat de diepere oorzaak in mijn jeugd lag. Als telg van een groot gezin waren mijn kleren afdankertjes van mijn oudere boers en ik moest altijd mijn snoep met ze delen. Volgens de psycholoog wil ik daarom iets wat van mij is, bij me houden.
Je kunt moeilijk loslaten, zei hij. Mijn moeder gaf mij, als ik uit logeren ging, de kabouterkalender van Rien Poortvliet mee, in de hoop dat ik me dan meer op mijn gemak zou voelen, omdat die kalender bij ons thuis op de wc hing. Ik moest dan vragen of ze die daar ook wilden ophangen. Met als enig resultaat dat er alleen kabouterkeutels uitkwamen bij die vreemde mensen.”
Het is een bundel verhalen met hilarische anekdotes over de film- en tv-wereld en je privékwesties. Die had je nog op de plank liggen?
“Nee, daar ben ik het afgelopen jaar mee aan de slag gegaan. Dingen die ik al een tijdje in mijn hoofd had zitten waarvan ik dacht: god, daar moet nog eens een verhaal over gemaakt worden. Je zult wel gemerkt hebben dat het lekker wegleest, maar een boek schrijven dat makkelijk wegleest, daar gaat best een hoop tijd in zitten.”
Easy reading is hard writing.
“Nou, dat kun je wel zeggen. Ik ben er wel een jaar mee bezig geweest. De kunst is iets zo op papier te krijgen dat het klopt met wat in je hoofd zit.”
Het eerste hoofdstuk heet BN’ers in het bos. Je ging voor het goede doel naar het regenwoud van Brazilië met wat tv-coryfeeën en je laat weinig heel van veejay Fabiënne de Vries, die in het echt nogal tegenvalt, en van Harm Edens, die ‘grijnst als een geit’.
Nooit thuis gevoeld in de wereld van John en Joop?
“Ja, dat klopt wel een beetje. Dat realiseerde ik me nog niet zo toen ik er middenin zat, want ik heb geregeld in programma’s van Joop van den Ende en John de Mol Producties gezeten, maar ik kijk er op een of andere manier met een afstandelijk blik naar. Net als naar Waku Waku. Ja, daar zat ik ook in. Kreeg je 1000 gulden per uitzending, dat vergoedde een hoop, aan smartengeld. Ik heb me altijd verbaasd over de flauwekul van sommige programma’s en hoe snel mensen zich ook aanpassen aan die flauwekul. Misschien geldt dat ook voor mij, maar ik ben wel altijd kritisch geweest, bleef altijd observeren. Nu moet je niet denken dat ik dat deed om er twintig jaar later een boek over te kunnen schrijven, hoor. Ik heb het afgelopen jaar gewoon goed nagedacht boven een leeg vel papier en dan denk je: och jezus, dat is óók nog gebeurd.”
Zoals?
“Nou ja, die drukke overhemden van Rob Fruithof (presentator Waku Waku, red.) komen dan ineens op in je hoofd. Dan ga je dat even goed nakijken en klopt de herinnering ook: hij was altijd in de weer met die drukke overhemden, een beetje om z’n wat kleurloze presentatie te verbloemen. En dan kwam hij op met de woorden: Een hartelijk Waku Waku! Jezus man, hoe verzin je zoiets, denk ik dan.”
Je reinste zelfkastijding, alles kijken waar je je gruwelijk aan ergert.
“Ja, ik erger me graag aan bepaalde programma’s. Vroeger zat ik uren aan de lijn met René van der Gijp om te lullen over bepaalde mediafenomenen en tegenwoordig doe ik dat met Michiel Romeyn (Jiskefet, red.), die ook op een bepaalde manier tegen dingen aankijkt. Waar we het dan over hebben?
Nou, laatst stond er een interview met Frank Lammers in Het Parool. Er stond een foto afgebeeld waarbij hij aan de bar zit met een biertje, net als wij hier, maar hij had een druppel aan z’n neus hangen. Zo’n schuimdruppel. En dan kan ik daar dus eindeloos op door fantaseren. Dan denk ik: oké, hij heeft dus bedacht voor de fotograaf dat het dus leuk is om een druppel aan zijn neus te hangen. En dan zie ik de fotograaf bezig, terwijl die druppel van zijn neus valt voordat die man heeft afgedrukt. En dan zegt Lammers: Ja jongens, stop maar weer, eerst moet die druppel nog een keer aangebracht worden.
Wat wil die man hier nou mee bewijzen, met zo’n druppel? Dat ie van de pot gerukt is, of zo? Hij komt uit Mierlo, dat vind ik al dubieus, maar daar kan ie ook niks aan doen, vandaar zijn bijnaam ‘De penis van Mierlo’ (vrij naar: de Venus van Milo, red.). Frank Lammers is een Brabander die zich aanpast aan Amsterdam, maar er wel graag tegenaan schopt. Hij schijnt elke week met Sjaak Swart te voetballen, een soort gezelschapspelletje bij de Jaap Eden-ijsbaan, en dat doet ie dan, om te provoceren, in PSV-shirt. Zodat ie toch een beetje stout is. Je kunt ook niet ontkomen aan dit mediafenomeen.
Altijd als ik zit te eten, komt die verschrikkelijke Jumbo-commercial voorbij waarbij hij, zittend op de toiletpot, roept: Schàhàt, met die samengeknepen stem, is er nog wc-papier beneden? Dan kan ik mijn eten dus weggooien. Maar het intrigeert me wel.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Paul Tolenaar