Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Bij de politierechter: 'Amsterdam, waar ligt dat dan?'

Freek heeft in zijn jonge leven al zo vaak voor een rechter gezeten dat niemand hem nog iets hoeft uit te leggen. Al kan hij bij het verzinnen van een alibi nog wel wat hulp gebruiken.

Bij de politierechter: 'Amsterdam, waar ligt dat dan?'

Het imposante strafblad van Freek* doet een criminele carrière vermoeden die minstens enkele decennia omspant. In werkelijkheid is de blonde, in een keurige pullover gehulde jongen pas 21 jaar oud. Vanwege zijn overlastgevende handel en wandel staat hij al enige tijd ingeschreven bij een instelling voor begeleid wonen, maar daar hebben ze hem al even niet meer gezien. Sinds een paar weken verblijft hij in de PI Zaanstad, in afwachting van de zoveelste rechtszaak. Een andere dan die van vandaag.

“Hoe gaat het met u?” vraagt de rechter terwijl ze door het digitale dossier scrolt.

“Supergoed,” zegt Freek.

Het is duidelijk niet het antwoord dat de rechter had verwacht. Verbaasd kijkt ze hem aan.

“Supergoed?”

Freek knikt.

“Dat is niet direct het beeld dat ik van u krijg wanneer ik uw dossier lees,” stelt de rechter. “U zit vast op verdenking van een ernstig feit, u zit hier vandaag voor een andere zaak, u liep tijdens uw aanhouding in de proeftijd van twee eerdere veroordelingen... Uw moeder is onlangs overleden... Uw relatie is beëindigd, op last van de ouders van uw vriendin, begrijp ik...”

“Dat was allemaal vorig jaar,” zegt Freek. “Nu gaat het supergoed.”

Behalve Freek werd vandaag ook zijn medeverdachte Steven verwacht, maar die is om onbekende redenen niet verschenen. Samen zouden ze volgens de officier van justitie een aantal grondkabels van een afgesloten bouwterrein hebben gejat, al ontkent Freek alle betrokkenheid daarbij.

“Het is heel lullig, maar ik heb hier echt niets mee te maken,” zegt hij. “Dat kon je ook gewoon zien. Op het moment dat we werden aangehouden door de politie zat Steven helemaal onder de modder. Ik niet. Ik was helemaal schoon en netjes. Ik ben nooit op dat bouwterrein geweest.”

Een man die op een avond langs het onverlichte bouwterrein in Aalsmeer fietst, merkt op dat het hek openstaat. In het donker ziet hij twee personen materiaal in een busje laden. Zodra de twee merken dat ze gespot zijn, lijken ze te schrikken. Ze haasten zich hun busje in en gaan er als een speer vandoor. De oplettende fietser belt de politie en weet daarbij te melden dat het een blauwe Ford Transit betreft.

Een kwartier later wordt dat busje aangehouden. Achter het stuur zit Steven, naast hem zit Freek en achterin ligt een verzameling grondkabels en een betonschaar die goed gebruikt zou kunnen zijn bij het doorknippen van het hek waarmee het bouwterrein was afgesloten.

“Als u niet op dat bouwterrein bent geweest, hoe kwam u dan in dat busje?”

De vraag van de rechter ligt behoorlijk voor de hand, maar desondanks lijkt Freek hem niet te hebben zien aankomen. Met horten en stoten vertelt hij een weinig overtuigend verhaal over een verhuizing naar Amsterdam waarbij hij Steven geholpen zou hebben en waarbij hij hem enige tijd uit het oog zou hebben verloren toen hij buiten een peuk stond te roken en aan het bellen was. Volgens Freek moet Steven in die tijd kans hebben gezien de diefstal te plegen. Daarna zou hij weer door hem zijn opgepikt.

“Waar in Amsterdam was dat precies?” wil de rechter weten.

“Ik zou het echt niet weten,” zegt Freek.

“Dus uw medeverdachte is van het bouwterrein in Aalsmeer naar Amsterdam gereden, heeft u daar opgepikt, en is daarna naar Hoofddorp gereden waar u samen bent aangehouden. En dat allemaal binnen een kwartier.”

Freek knikt.

“Mijn cliënt is niet heel erg bekend in Amsterdam,” schiet zijn advocaat hem te hulp. “Misschien dénkt hij die avond in Amsterdam te zijn geweest, maar vond de verhuizing daadwerkelijk plaats in Aalsmeer.”

“U bedoelt dat hij Aalsmeer voor Amsterdam heeft aangezien?” vraagt de rechter vol ongeloof. “Het was donker,” probeert de advocaat nog. De rechter gelooft niets van het verhaal en ook Freeks houding op zitting bevalt haar zichtbaar slecht. “U hebt in het verleden kans kans op kans gehad, maar er helemaal niets mee gedaan,” zegt ze. “De twee maanden cel die de officier eist vind ik dan ook veel te laag.”

In plaats daarvan legt ze de jonge Freek vier maanden cel op, plus nog eens acht weken voor de twee voorwaardelijke straffen die nog boven zijn hoofd hingen. Zijn medeverdachte moet tien weken gaan zitten.

*Alle namen in deze rubriek zijn om privacyredenen gefingeerd.

Misdaad
  • Petra Urban