Zeg broer, de wetenschap staat voor niets! Kijk maar naar computers. Wie had al die vooruitgang een halve eeuw geleden kunnen voorzien? Dan kunnen we toch ook wel wat minder bezorgd zijn over de zeespiegelstijging? Die gaat pas over een paar eeuwen een echt probleem worden en tegen die tijd is er toch wel een ontwikkeling die een revolutionaire, superbeschermende nieuwe dijk mogelijk maakt?
“Ik hoor die vergelijking vaak. De computer die in 1969 de Apollo naar de maan bracht, had immers minder rekenkracht dan een hedendaags zakrekenmachientje. En een vele miljoenen kostende supercomputer die dertig jaar geleden nog de ruimte van een klaslokaal innam, zit nu in een mobieltje dat je voor een paar honderd euro bij Aldi koopt. Alle hardware is vele, vele malen kleiner en ook nog eens onnoemlijk veel sneller. En dat voor een fractie van de kosten.”
Dat zeg ik: de wetenschap komt vast wel met een oplossing.
“Het spijt me, maar ik moet je enthousiasme temperen. Ook de wetenschap loopt tegen grenzen aan. Kijk, wat we decennialang met computers hebben gedaan, dat heet ‘miniaturisering’. We maken alles steeds kleiner. Want hoe kleiner iets is, des te efficiënter we er gebruik van kunnen maken en des te minder energie het kost. En, het belangrijkste, hoe goedkoper het wordt. Miniaturisering is de toekomst, maar… zeker niet de oplossing voor ons steeds groter wordende dijkprobleem. Ik zal proberen uit te leggen waarom. Een computerchip is in feite niets meer dan een verzameling van miljoenen en miljoenen schakelaartjes, die elkaar allemaal beïnvloeden.
Keer op keer slagen we erin die schakelaartjes kleiner en kleiner te maken. Zo’n zestig jaar geleden ontstond het inzicht dat we daar heel lang mee kunnen doorgaan. In theorie net zolang tot we op atomair niveau zijn beland. De voorspelling indertijd was dat, qua miniaturisering, enorme vooruitgang voor het oprapen lag. “There is plenty of room at the bottom,” noemden wetenschappers dat. Die voorspelling is op spectaculaire wijze uitgekomen. Iedere volgende generatie computers was veel en veel sneller dan de eerdere generaties. En die ontwikkeling ging maar door. We kunnen elektronica dus echt héél snel maken. En héél klein. Neem nu een beeldbuis. Dat ding was twintig jaar geleden nog een halve meter diep - en heeft nu een dikte van nog maar enkele millimeters. Straks rol je een beeldbuis gewoon op. En dat is maar een van de vele voorbeelden van miniaturisering.”
Nou dan! De wetenschap is niet te stoppen. Wat is dan het probleem met die dijken?
“Waar miniaturisering heel veel kansen biedt op grote stappen voorwaarts, daar geldt dat niet voor het tegenovergestelde: opschaling. Waar we iets wel bijna eindeloos kleiner kunnen maken, daar kunnen we niet iets bijna eindeloos gróter maken: There is little room at the top. Waar je een computerchip makkelijker vijftig of honderd keer kleiner kunt maken, daar kun je bijvoorbeeld een windmolen niet zomaar vijftig of honderd keer groter maken. Oké, je kunt zo’n gevaarte twee keer, of heel misschien drie zo groot maken, maar op een bepaald moment houdt het toch echt op. Dat geldt ook voor onze waterwerken. Die kun je niet eindeloos groter maken. Een dijk moet een bepaalde hoogte hebben en dus ook een bepaalde basis om stabiel te zijn en niet af te kalven. Als het water – zoals voorspeld – eeuw na eeuw zo’n twee meter stijgt, dan moeten we de dijken iedere eeuw twee meter ophogen én ook nog eens elke eeuw zo’n tien meter breder maken, want die dingen zijn vrij vlak. Hebben we daar de ruimte voor? En het geld?”
Waarom niet? Waar een wil is, is een weg.
“Mooi spreekwoord, maar ik zie die weg dus niet. De aanleg van dijken is een technologie die de afgelopen eeuwen niet wezenlijk veranderd is - en ook niet gaat veranderen. Het opwerpen van dijken en duinen is gewoon een kwestie van volume verzetten: giga veel tonnen aarde, klei en grond. Het enige verschil is dat we dat tot een eeuw geleden nog met de hand deden. Nu gebruiken we bulldozers en graafmachines. Maar in essentie is het dezelfde techniek; het verplaatsen van grond.”
Maar windmolens worden toch ook groter en groter? Waarom kan dat dan niet met dijken? Die maken we dan allemaal van beton of zo.
“Bij windmolens is inderdaad sprake geweest van succesvolle opschaling: we hebben de generator die in de dynamo van een fiets zit, groter en groter gemaakt. Uiteindelijk kwamen we uit bij windmolens met wieken die de spanwijdte hebben van een Boeing 747. Maar daarmee hebben we de grenzen van opschaling wel zo’n beetje bereikt. Wil je het nóg groter, dan doemen vele vragen op. Bijvoorbeeld: welke materialen kunnen alle krachten aan wanneer we windmolens maken van kilometers hoog? Zulke materialen bestaan niet. We botsen hier echt tegen een grens op. Niet alleen bij windmolens, maar ook bij dijken.”
Dat zeg jij. Maar er ook zijn ingenieurs die stellen dat we de gehele Noordzee kunnen omdijken.
“Ik heb daar met grote verbazing over gelezen. Maar het idee is logisch: niet elk land versterkt zijn eigen kust afzonderlijk, maar je bouwt gezamenlijk een veel kortere dijk in zee. Eentje die de Noordzee tot een binnenmeer maakt, met gecontroleerde waterhoogte. Een soort van Afsluitdijk dus, maar dan veel groter én hoger. In de diepe zee voor de kust van Noorwegen wordt het een kolos van meer dan driehonderd meter hoog, echt iets enorms. En alle rivieren - de Rijn, de Maas, noem ze allemaal maar op - komen dan uit in een reusachtig meer. Dan moet je dus ook immens grote pompen bouwen die al dat rivierwater de oceaan in pompen. Ik bedoel: hoeveel water is dát? En dan heb ik het nog niet over de enorme sluizen voor de scheepvaart naar en van havens zoals die van Rotterdam, Antwerpen en Hamburg.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- ANP, NASA