Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Scheidsrechter, journalist, jurylid en gastheer Jacques d’Ancona: 'Ik zit vrij ingewikkeld in elkaar'

Scheidsrechter, journalist, jurylid en gastheer Jacques d’Ancona: 'Ik zit vrij ingewikkeld in elkaar'

Jacques d’Ancona maakt op zijn 84ste nog altijd lange nachten. Niet omdat hij tot drie uur in de kroeg hangt, maar omdat hij in het holst van de nacht zijn recensies schrijft en speeches voorbereidt. ’s Ochtends volgen de administratie en de sportschool. “Er niet meer toe doen of mijn geestesvermogen zien wegkwijnen zijn voor mij redenen om het heft in eigen hand te nemen.”

Je oogt nog ontzettend energiek en fit.

“En dat terwijl er jaren geleden nog werd gedacht dat ik er nu allang niet meer zou zijn. Beau van Erven Dorens riep eens, uit de grond van zijn hart, in RTL Boulevard: Die Jacques d’Ancona, kan ie niet weg? Waarop Peter R. de Vries antwoordde: Jacques? Die is toch al dood? Sprak ik hem er even later tijdens het Televizier Gala op aan: Nou, hier ben ik dan. Het was geen grap. Peter dacht echt dat ik was overleden. We hebben er samen hartelijk om gelachen. Ik word overigens wel een beetje triest van het woord ‘nog’ in jouw vraag.”

Waarom?

“Ik heb een deurpas en inlogcode van het Dagblad van het Noorden. Daar zit ik gemiddeld drie keer per week tussen half twaalf en drie uur ’s nachts mijn stukken te tikken omdat ik er thuis de discipline niet voor kan opbrengen. Vervolgens slaap ik tot een uurtje of half tien, sta op, neem vijf kranten door, stel facturen op of ga naar de sportschool. Kortom, het leven stopt niet wanneer je zestig bent. Er zijn mensen die op die leeftijd zeggen: eindelijk, ik hoef niet meer. Nou, ik moet daar niet aan denken.”

Je bent gefixeerd op het leven nu?

“Jazeker. De boodschappen doen en eens per week lekker een minuutje of twintig fietsen, al valt me dat soms zwaar. Ik heb te weinig conditie en ben best lui. Sporten is zwaar, net als het leven. Ik zou weleens willen dat ik minder aan mijn kop had, maar ik ben ook blij dat ik zoveel aan m’n kop heb. Tegelijkertijd ben ik realistisch en is veel voor mijn afscheid al geregeld. De locatie staat vast, de muziek is uitgezocht en met de adressenlijst ben ik nu bezig. Mijn man Hans Langhout helpt me daarbij. Hij is onlangs de uitvaartzorg ingegaan; blijkt daar aanleg voor te hebben. Hij huilt niet mee met families, maar focust zich op de wensen van nabestaanden. Wel of geen cake, de kleur van de bloemen, dat soort zaken.”

Je eerste vriend Dick werd dood aangetroffen in huis, je tweede vriend Henny overleed aan aids en Hans kwam met de schrik vrij na een auto-ongeluk in 2013. Doet je dat anders naar het leven kijken?

“Hans is dertig jaar jonger, dus in principe overleeft hij mij. Maar inderdaad, ook hij kan op een dag in de vangrail belanden. Ik moet er niet aan denken een derde partner te verliezen. Dat zou mij eindeloos verdriet bezorgen. Op mijn leeftijd heb ik me aangesloten bij de NVVE (Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, red.), de club waar ook Paul van Vliet en mijn vaders achternicht Hedy d’Ancona toe behoren. Ik heb geen pil in huis, maar vind wel dat ik het recht moet hebben om zelf te beslissen waar en wanneer ik eventueel het leven beëindig. Dat is iets anders dan euthanasie, waarvoor uitzichtloos en ondraaglijk lijden vereist zijn.”

Wanneer zou je het leven willen beëindigen?

“Er niet meer toe doen of mijn geestesvermogen zien wegkwijnen zijn voor mij redenen om het heft in eigen hand te nemen. Ik zou het verdomde jammer vinden als ik niet meer in staat zou zijn stukken te schrijven, speeches te houden of openingen te doen. Dat zou mij een stuk achterop brengen en de vraag kunnen opleveren hoe ik daar in de praktijk iets aan kan doen. Ik pak in mijn leven graag verantwoordelijkheid. Al hoop ik wel dat dit moment nog heel ver weg is. Mijn vader was van 1902 en werd 70, mijn moeder van 1907 en werd 65. Ik ben van 1937 en heb op m’n 84ste het gevoel dat ik nog wel een tijdje mee kan.”

De jaren die nog volgen, zullen zich grotendeels afspelen in het theater?

“Uiteraard! Daar hoor ik. Op mijn dertiende werd ik voor het eerst door mijn ouders meegenomen naar de Stadsschouwburg Groningen. We zagen de voorstelling Van de brug af gezien met in de hoofdrol Ko van Dijk. De liefde voor theater, toneel, kindervoorstellingen en films met ‘de Dikke en de Dunne’ – Laurel en Hardy dus –zat er al vroeg in. Het opende een horizon en liet me inzien dat het leven meer te bieden had dan school, speelgoed en mijn voetbalclub Be Quick 1887.”

Was theater een manier om je te onttrekken aan de naweeën van de oorlog?

“Het was geen manier om ervan af te komen. Ik was 7 toen daaraan een einde kwam en langzaam kwam het normale leven weer terug. Tijdens de bevrijding van Groningen haalde mijn moeder een goed verstopt oranje vlaggendoek van zolder en liepen alle kinderen rond met een sjerp. Nog belangrijker: vader was weer terug. Ik zie hem nog aan komen lopen op de hoek van de Oostersingel en het Damsterdiep. De aktetas over de linkerborst, want daar zat de Jodenster. Hoed op en lange jas aan. Een heer in Holland, klein van stuk en uiterst verantwoordelijk in zijn zorg voor vrouw en kinderen. Lange tijd had hij ondergedoken gezeten bij de familie Boersma in Stadskanaal, terwijl wij als kinderen dachten dat hij in Kamp Westerbork zat. Alleen onze moeder, die daar regelmatig op de fiets voedselpakketten afleverde, wist dat dit niet het geval was.”

De nieuwe Panorama ligt nu in de winkel en is hier te bestellen.

Wat voor vader kreeg je terug?

“Een man die een psychische inzinking kreeg, maar daar ook vrij snel weer overheen was. Terugblikken op de oorlog wilde hij niet. Er werd vooruitgekeken. De zaak moest opnieuw worden opgebouwd met dumpgoederen die hij verzamelde. Later kwam er een auto en werden vakanties ook weer mogelijk. Het eerste jaar naar Ameland, het tweede jaar naar Zeeland en daarna eindelijk eens een keer naar het buitenland. Ik heb daar als kind niet onder geleden. Mijn vijf jaar oudere zus Ina en ik werden heus niet opgevoed in een sprookje, maar met zoethout en appels. We waren snel en met weinig tevreden, in tegenstelling tot jongeren van nu, die met pakweg 1000 euro aan zakgeld op vakantie gaan. We vinden dat allemaal doodnormaal.”

Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.

Sport
  • Clemens Rikken