Wat is voor u het grootste verschil tussen vragen beantwoorden van een journalist ten opzichte van een rechter?
“De mediawereld en het strafpleiterbestaan zijn twee totaal verschillende werelden. Dat wil ik ook graag zo houden. Het grootste verschil zit ’m in het feit dat het in de rechtszaal niet om mij draait. Ik trek mijn toga aan en mijn persoon doet er niet meer toe. In de media gaat het juist heel erg over mijzelf en krijg ik soms de gekste vragen. Iemand moest mij echt uitleggen dat dit veelal met de interesse van de doelgroep die iets leest of ziet te maken heeft. Daarin moest ik wel even schakelen. Maar goed, dat moet je bij cliënten ook. Er bestaat niet één type verdachte of zaak.”
Hoe reageert uw omgeving daarop?
“Ik krijg regelmatig te horen dat ik er heel vrouwelijk uitzie, maar denk als een vent. Daar bedoelen ze dan kennelijk mee dat ik doelgericht ben. Gaat bij mij de telefoon, dan wil ik direct weten: hoe, wie, wat en waar. Cut the crap; wat gaan we doen? Kunnen we het beoogde doel bereiken en heb ik er zin in? Ik ben vrij direct. Zo ben ik altijd geweest. Keuzes durven maken zie ik als krachtig en praktisch. Ik kan niet op zes plekken tegelijk zijn. Liggen er zes verzoeken, dan vallen er vijf af. Zo simpel is het. Mijn werk gaat daarin altijd voor. Dat is mijn hele leven lang al zo. Is dat leuk? Nee. Ben ik dan altijd een lieve vriendin of leuk familielid? Misschien niet.”
Hoe gaat u daar dan mee om?
“Ik ben al zo ver dat ik vrienden en familie niet vaak iets toezeg. Dan kan er ook niemand boos worden. Sommige vrienden of bekenden vinden ook dat vervelend – hetgeen ik begrijp – dus tegen hen zeg ik al bij voorbaat dat ik niet kom. Dat is niet gezellig, maar wel duidelijk. Helaas ben ik er een heel dierbare vriendin door verloren. Ik heb er op dit moment eigenlijk maar drie die alles met mij hebben meegemaakt en volledig begrijpen hoe mijn leef- en werkschema in elkaar zitten. Een van hen zei een paar weken geleden echter wel dat het nu echt te lang geleden is dat ze me gezien heeft. Ja, op televisie, maar daar nam ze geen genoegen mee. Dat begreep ik en daar heb ik ook mijn excuses voor aangeboden.”
U bent moeder van één zoon. Een tweede of derde zou niet in de agenda hebben gepast?
“Dat zou moeilijk zijn. Ons werk is hectisch en vrij onregelmatig. Toen hij nog jonger was, haalde ik hem regelmatig op van de opvang, waarbij ik nooit zal vergeten dat een nieuwe invalkracht eens tegen me zei: Zo, dus u bent de nieuwe nanny? Nou, vandaag ben ik zijn moeder, gisteren ook en het jaar daarvoor volgens mij ook, haha. Stond ze me helemaal verschrikt aan te kijken. Ze dacht: deze vrouw hoort overal bij, maar niet bij hem. Ons kind noemt zichzelf een ‘tusseninsel’. Mijn man is blond, ik ben zoals ik ben met een kwart Chinees bloed in me, en hij zit daar tussenin. Hij is nu 12 jaar en begrijpt heel goed hoe druk zijn vader en moeder zijn.”
En een moeder die sinds kort wat meer in de belangstelling staat.
“Daar merkt hij meer van dan de strafzaken die mijn man en ik behandelen. Onderwerpen die in het achtuurjournaal voorbij komen, ziet hij op school ook in het Jeugdjournaal, maar alle ins en outs kent hij natuurlijk niet. Door zelf wat regelmatiger op televisie te verschijnen, hebben mensen ook een mening over me op social media. Daar krijgt hij dan wel regelmatig iets van mee. Veel meer dan mijn zaken die in kranten, tijdschriften of op televisie voorbijkomen. Thuis hebben we het daar dan met hem over.”
Is het een zegen dat u en uw man hetzelfde werk doen?
“We begrijpen elkaar en ons vak door en door. Ik zou echt ook niet weten wie anders met mij zou kunnen leven. Dat heeft niet zozeer met mijn karakter te maken, maar als je strafpleiter bent, dan behelst dat je hele leven. Het is echt 24/7. Het is net zoiets als gaan met een huisarts en zeggen dat je avond- en weekenddiensten vervelend vindt. Als dat zo is, dan moet je daar geen relatie mee aangaan. Dat soort kwesties hoeven wij dus niet met elkaar te bespreken. Als ik weg moet voor een strafzaak, dan zeg ik letterlijk ik ben weg en dan weet hij dat het noodzakelijk en urgent is. Andersom precies hetzelfde. Stel dat ik iemand zou hebben die steeds gaat appen waar ik ben, hoe laat ik terugkom en wat ik aan het doen ben, dat zou ik dat heel vermoeiend vinden. Daar wil ik echt mijn energie niet aan besteden.”
Werkt u om te leven of leeft u om te werken?
“Ik heb werken nodig. Ik ga daar vrij goed op. In mijn tienerkamer, vol posters van Whitney Houston, George Michael en Michael Jackson, wist ik al dat ik strafpleiter wilde worden. En ook wat je nodig had om daar te komen. Er zat echter een hele rits andere banen voor. Op mijn 15de stond ik in een schoenenwinkel voor kinderen, waarna ik voedingsassistent werd op de chirurgie en longafdeling van een ziekenhuis. Terminale kankerpatiënten en mensen die ledematen moesten laten amputeren lagen daar. Heel heftig. Later heb ik gewerkt met mensen met een lichamelijke beperking die wel zelfstandig woonden, maar voor dagelijkse bezigheden hulp nodig hadden. Dat kon variëren van het opwarmen van een maaltijd tot het aansteken van een jointje. Dat laatste werd gevraagd door een man die de hele dag godsgruwelijke pijnen had en deze daarmee wat kon verlichten. Het lukte hem alleen niet om ’m zelf aan te steken. Stond ik daar, net 18, maar met een berg principes, te verkondigen dat ik het pertinent weigerde. Ik denk dat daar uiteindelijk de gedachte is ontstaan dat je als mens niet te snel moet oordelen.”
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Ivo van der Bent