Misdaadcolumn: 'Kleine wasjes, grote wasjes...'
Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: 'Witwassen in de P.C. Hooftstraat'
Het was een nogal opvallend politiebericht: “Bij een gezamenlijke actie van het Openbaar Ministerie, de gemeente Amsterdam, de politie, de Belastingdienst en de FIOD zijn zaterdag 18 september op en rondom de P.C. Hooftstraat diverse controles uitgevoerd. Meerdere luxe goederen, waaronder een Rolex-horloge en kostbare winterjassen, tassen, schoenen en zonnebrillen, zijn daarbij in beslag genomen. De integrale actie vond plaats in het kader van het voorkomen en bestrijden van ondermijnende criminaliteit.”
In gewoon Nederlands komt het erop neer dat het, laten we zeggen, nogal gemêleerde winkelpubliek van de P.C. Hooftstraat onlangs flink met de billen bloot moest. Iedereen, van bontjas tot bontkraagje, mocht aan de opsporingsambtenaren uitleggen waar die dikke auto’s, peperdure klokkies en tassen vol merkkleding van waren betaald. Zoals er ook vragen werden gesteld over de dikke pakken geld die vlot over de toonbank gingen. Mogen die mensen dat niet lekker zelf weten? hoor ik iemand al vragen. In principe wel, maar wanneer uit de systemen blijkt dat de bestuurder van die gloednieuwe Range Rover op papier leeft van een uitkering gaan er genoeg alarmbellen om verder onderzoek te rechtvaardigen. Dat is bij de wet geregeld en heeft, ik zegt het er maar even bij, niets met etnisch profileren te maken. Wit, zwart of geel, iedere pronkduif die een onverklaarbare weelde etaleert gaat door de machine, om maar even in witwastermen te blijven. Want dat geld, zo kun je op je klompen aanvoelen, is regelrecht afkomstig uit de drugshandel.
Al die gastjes die zich in de Rotterdamse haven in containers laten insluiten om drugs uit te halen krijgen cash uitbetaald. En veel. Dat geld gaat snel op. Aan uitgaan, kleding en peperdure – vaak gehuurde – auto’s.
Intussen is de overheid wel zo sportief om niet alleen het winkelpubliek van bijvoorbeeld de P.C. Hooftstraat tegen het licht te houden. De winkeliers maken namelijk evengoed deel uit van het witwassysteem. Ze profiteren er zelfs van. Geld stinkt niet, zelfs niet als er bloed aan kleeft. “Het is niet aan ons om de klanten op hun uiterlijk te beoordelen,” is een veelgehoord excuus van verkopers in luxezaken, “iedereen wordt bij ons als gelijke geholpen.” Ja hoor. Loop maar eens in afgetrapte schoenen, een versleten spijkerbroek en de sleutelbos van een Dacia zo’n winkel binnen. De kans dat je geholpen wordt is minimaal. Ja, naar de uitgang misschien.
Iemand uit mijn kennissenkring is een paar maanden geleden getuige geweest van zo’n tenenkrommend witwastafereel.
Het speelde zich af in de Rotterdamse vestiging van een modezaak die z’n flagstore heeft aan de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. Mijn niet onbemiddelde kennis komt daar al jaren en de meeste verkopers kennen hem. Juist toen hij zich een nieuw jasje wilde laten aanmeten, kwamen er vier jongemannen binnen. Drie waren redelijk netjes gekleed, de vierde was in trainingspak met een zweetlucht die deed vermoeden dat hij er net een nachtje als uithaler in de Rotterdamse haven op had zitten. De mannen waren duidelijk niet van plan om op hun beurt te wachten en gooiden meteen een stapel shirts op de toonbank, alsof ze daarmee een voorkeursbehandeling wilden veiligstellen. En die kregen ze. Er werd voor duizenden euro’s ingeslagen en contant afgerekend. De overige klanten, onder wie mijn kennis, moesten lijdzaam wachten tot deze storm was geluwd. En de verkoper? Die trok een gezicht alsof hij net een paar sokken had afgerekend.
Het zal best moeilijk zijn voor restauranthouders, winkeliers en autoverhuurbedrijven om het kaf van het koren te scheiden. Iedereen wil geld verdienen, daarvoor ben je ondernemer. Maar het beperken van contante betalingen, zeker als het om grote bedragen gaat, kan al een aardig begin zijn in de strijd tegen witwassen.