De Friese Hooischuurmoord. Nieuweschoot, 18 mei 1891
Terwijl Londen nog in de ban verkeert van Jack the Ripper, waart er in het Friese gehucht Nieuweschoot ook een mysterieuze moordenaar rond. Op pinkstermaandag is het dorp uitgelopen voor de traditionele Skoattermerke in het naburige Oudeschoot. Ook veehouder Hendrik Huisman (42) en knecht Jasper Brouwer zijn door de stromende regen naar deze veemarkt. Huisman gaat voor een nieuwe melkkoe, zijn knecht voor de biertent. Jeltje Huisman-De Vries (40) blijft alleen achter op de hoeve. Ze belooft haar echtgenoot zijn favoriete pap klaar te maken. Knecht Jasper komt ’s middags als eerste thuis. Jeltje is nergens te bekennen. Ze zal wel bij de buren zijn... Wanneer Huisman anderhalf uur later, met melkkoe, arriveert ruikt hij gelijk onraad én aangebrande pap... De keukenkasten staan wagenwijd open. Het is duidelijk dat er sieraden en briefgeld zijn gestolen. Huisman gaat met zijn broer Ytse, buurman Pieter en zijn aangeschoten knecht op onderzoek uit.
Bloedvlekken aan de schutting beloven weinig goeds... Uiteindelijk vinden ze het ontzielde lichaam van Jeltje achter in de hooischuur. Haar hersenpan is ingeslagen. Uiteraard worden Huisman en zijn posse aan de tand gevoeld, maar de politie lijkt overtuigd van hun onschuld. Algauw wordt een klaploper uit Sintjohannesga in de kraag gevat. Zoals gebruikelijk in die tijd wordt hij op het moordtoneel ondervraagd, naast het lijk en omringd door rouwende familieleden. ‘De echtgenoot van de vermoorde was bij het verhoor tegenwoordig terwijl hare bejaarde moeder in de kamer bitter zat te schreien,’ schrijft een verslaggever die ook van de partij is. Na het verhoor moet Jeltjes vrij lijvige lichaam voor autopsie naar Heerenveen. ‘Bij het in de kist leggen bood de verdachte de behulpzame hand.’ Alles wijst erop dat de arme man echt niks met de moord te maken heeft. Maar wie dan wel?
De dominee vermoedt dat de dader een ‘genodigde der begrafenis’ is, maar daar blijft het bij: vermoedens. De Ripper van Nieuweschoot is nooit opgepakt...
IJzingwekkende kindermoord. Rotterdam, 18 november 1895
Na schooltijd worden Louis Hoogsteden (10) en een vriendje aangesproken door een onbekende man in slonzige kleding. Deze sloddervos belooft vijf muntjes als de jongens hem de weg wijzen naar de Nieuwe Binnenweg (die praktisch om de hoek ligt). Louis loopt in de val... Hij wordt die avond voor het laatst gezien in de Rotterdamse binnenstad met een man die aan het signalement voldoet: dertiger, niet groot van gestalte, staartje en een sik. Tien lange dagen leeft de familie in onzekerheid. Tot het vreselijke bericht dat ‘het lijkje van den jongen, van alle kleederen ontdaan’ is gevonden vlak bij de plek van de ontvoering. Hij is gewurgd. De vindplaats ligt nu tussen een druk metrostation en een Lidl, maar in 1895 is het nog een braakliggend polderterrein.
De politie zweert dat het toeval is dat op de dag van de vondst de familie Hoogsteden een ijzingwekkende brief ontvangt waarin de plek ‘op dat land bij die polderhuisjes’ gedetailleerd wordt beschreven. De briefschrijver geeft blijk van daderkennis en bevestigt dat hij met Louis in het centrum is geweest ‘om oliekoeken te gaan koopen voor zijn galgmaal’.
Wie vindt dat de media tegenwoordig sensatiebelust zijn, kan beter geen Rotterdamsch Nieuwsblad uit 1895 openslaan... Die krant neemt de lezers mee naar het mortuarium om naar het ‘voor zijn leeftijd flink ontwikkelde’ kinderlijk te kijken. Van de vlekken in zijn gezicht tot de rozenkrans in zijn handen, Louis’ lijk en de witte kist worden uitvoerig beschreven. Het liefst inspecteert de verslaggever nog op sporen van misbruik maar ‘dat bleef door het witte lijkkleed voor ons verborgen’.
Er heerst ‘algemeene ontroering’ in Rotterdam over de moord op de ‘onschuldigen knaap’. De volksmenigte bij het ouderlijk huis van Louis is verbolgen... De een wil de dader in de Maas verzuipen, een ander wil hem ‘op een plank spijkeren en met petrolie afwassen’. Maar wie heeft deze gruweldaad op zijn geweten? Er zijn ‘vermoedens van ernstigen aard’ dat kastelein Willem van Berkel (32), een criminele oom van Louis, erachter zit. Dat hij na de vondst subiet naar Hamburg afreist voor ‘zaken’, spreekt niet in zijn voordeel...
Maar de politie heeft nog meer argwaan bij veroordeeld kinderlokker Willem de Vos. Zijn handschrift lijkt op dat van de brievenschrijver.
Beide Willems voldoen gedeeltelijk aan het signalement, maar het ontbreekt aan hard bewijsmateriaal. In 1895 kunnen verdachten maandenlang in voorlopige hechtenis’ gezet worden, maar uiteindelijk worden de Willems vrijgelaten. Het is zeker niet voor het laatst dat een kindermoordenaar de dans ontspringt...