Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Rinus Israël

Oud-voetballer Rinus Israël: ‘Ik was meer dan IJzeren Rinus’

De Europacup voor landskampioenen, de UEFA Cup, de wereldbeker voor clubteams, de KNVB-beker en vier landstitels. Bijna elke denkbare prijs heeft Rinus Israel (79) De Kuip binnengedragen. Er ontbreekt één hoofdprijs: de Wereldcup met Oranje in 1974. Voor de geboren Amsterdammer kleeft aan dat memorabele toernooi in West-Duitsland een bijzonder verhaal. “Op de dag dat de selectie vertrok, werd mijn vader begraven.”

Hoe is het met u?

“Je ziet het, ik kan zonder krukken lopen als het moet. Met een wandelstok voel ik me tegenwoordig wel wat veiliger. Dat hulpstuk is onderdeel van mijn leven geworden, nadat ik in 2017 van het ene op het andere moment geen kracht meer had in mijn benen. Allerminst prettig en dan druk ik me zacht uit. Zoiets beangstigends meemaken, wordt natuurlijk niet met gejuich ontvangen. Eenmaal onder de scan in het ziekenhuis, kwam de dokter erachter dat ik een incomplete dwarslaesie had opgelopen en dat ik er net op tijd bij was. Met een complete was ik misschien wel in een invalidekar terechtgekomen.”

Hoe hebben de dokters ingegrepen?

“In m’n rug is ruimte gecreëerd bij een aantal beknelde zenuwen. Die gaven foute informatie door aan mijn benen. Ook kreeg ik in die periode een nieuwe knie, wat de situatie er niet makkelijker op maakte. Het zat elkaar in de weg. Door veel te trainen bij de fysio en opnieuw kracht op te bouwen, ben ik gelukkig weer sterk genoeg om te staan en zelfs een kilometertje te wandelen zonder stok. Een boodschapje doen in het dorp en op zaterdag naar het voetbal zijn daardoor nog steeds mogelijk. Het enige nadeel is dat ik ’s ochtends wat langer de tijd nodig heb om de deur uit te gaan. Ik ben ’s ochtends altijd zo stijf en alles is gevoelig. Ook word ik ’s nachts weleens wakker omdat m’n benen en knieën afwisselend heel warm of koud kunnen aanvoelen, terwijl er in werkelijkheid niets aan de hand is. Dan voelt het alsof ik in brand sta, maar is er vervolgens niets te zien.”

‘Ik gaf Johan Cruijff zo’n fikse knal, dat hij de rest van de wedstrijd vijftig procent minder fel was. Dat heeft wel geholpen’

Verlangt u weleens terug naar uw tijd als voetballer waarin revalideren sneller ging?

“Die tijden zijn voorbij. Ik word volgend jaar tachtig, al kan ik me dat bijna niet voorstellen. Ik praat nog regelmatig met jonge mensen en schuif elk weekend aan bij Radio Noord-Holland voor wedstrijdanalyses, dus ik ben nog volop in de running. Allesbehalve een oude, suffe man. Mijn fysieke gestel gaat niet meer vooruit, maar blijft hopelijk wel op dit niveau. Nu kan ik overal nog naartoe. Als speler van Feyenoord werd die tijd om te herstellen niet altijd genomen. We speelden ooit bij Ajax en Theo Laseroms en ik waren beiden geblesseerd. Iedereen verkondigde dat we om die reden niet zouden spelen, hopende dat de tegenstander helemaal opgewonden van blijdschap zou zijn. We sloegen zelfs de warmingup over en kregen op dat moment in de kleedkamer een injectie in onze knie. Stonden we een paar minuten later alsnog op het veld. We kwamen al snel met 1-0 achter door een goal van Cruijff, maar dat hebben we snel afgestraft. Nadat hij die bal had ingetikt, liep ik naar achteren en gaf ik hem zo’n fikse knal, dat hij de rest van de wedstrijd op z’n minst vijftig procent minder fel was. Dat heeft dus wel geholpen.”

U mag van geluk spreken dat er in die tijd geen VAR was.

“Daar had ik me dan echt wel op aangepast. Geloof me, ik ben toch niet zo dom om dat soort overtredingen te maken als ik weet dat het gezien wordt. Ik ben voorstander van de VAR omdat het ’t spel eerlijk maakt, maar het legt de wedstrijd tegelijkertijd te vaak en te lang stil. Studio Sport noemde die animatietechniek om alles vanuit alle hoeken te kunnen bekijken in het verleden weleens ‘IJzeren Rinus’. Naar mij dus. Ik heb nooit begrepen waarom dat zo was (omdat het apparaat ontwikkeld was in Israël, red.). Een afkeer tegen die naam heb ik nooit gekregen, al roept iedereen wel altijd hoe verschrikkelijk hard ik was op het veld. Hoe ouder ik word, des te sterker de verhalen.

Ik was meer dan dat. Ik had een goede trap, kon aardig koppen en coachte de jongens in het veld. Vanaf mijn positie in de verdediging had ik een mooi overzicht op het spel om dat te kunnen doen.”

Dat maakte u tot een van de beste verdedigers in de geschiedenis van de eredivisie.

“Dankjewel, maar je kunt een verdediger die vijftig jaar geleden speelde niet vergelijken met jongens als Van Dijk, De Ligt of De Vrij nu. Mensen hoeven me niet geweldig te vinden. Het is leuk als ze van me hebben genoten, maar spreken ze me op een andere manier aan, dan is dat ook goed.

Ik heb eigenlijk het geluk gehad dat ik in een van de belangrijkste wedstrijden van ons bestaan, de Europacupfinale tegen Celtic in Milaan, als verdediger een goal heb gemaakt. De belangrijkste goal in mijn leven en een van de twee belangrijkste in het bestaan van de club. Ook gaf ik de voorzet waar de 2-1 van Ove Kindvall, en dus de winst, uit voortkwam.”

Waren tegenstanders bang voor u?

“Niet iedereen, hoor. Cruijffheeft ons omgekeerd ook weleens als kleuters achtergelaten op het veld. Daar zat dan geen greintje angst bij. Ik heb nooit in een vechthouding hoeven staan, ook niet buiten het veld. Zelfs in de boksschool, waar ik aan krachttraining deed, weigerde ik te sparren met anderen. Ik was geen held. Vond er niks aan om in elkaar geslagen te worden. Wilde me gewoon wekelijks uitleven op de Nederlandse velden en, als ik er zo op terugkijk, ook de buitenlandse. Feyenoord hoorde in die tijd bij de top van Europa, maar uiteraard had ik ook graag een paar jaar in Barcelona of Madrid gespeeld. Het was voor mij echter niet weggelegd.”

U had in de jaren zestig ook een eigen sigarenzaak in Rotterdam-Zuid.

“Die had ik dan met alle plezier van de hand gedaan, hoor. Dan zou ik mijn sigaretten hebben uitgedeeld in de buurt en was ik lekker naar Spanje vertrokken.

Ik ben die winkel begonnen omdat ik me overdag rot verveelde en iets omhanden wilde hebben.

De club heeft me links- en rechtsom geholpen om dat voor elkaar te krijgen. We trainden in de eerste jaren ’s middags om een uur of vier en dat was het dan. Later kwam daar nog een ochtendtraining bij. Ik liet me dan vervangen in de winkel en in de uren ertussen stond ik er zelf. Een stormloop van fans was er niet. Nu, met social media, zou dat anders zijn. Staat Memphis Depay of Frenkie de Jong achter zo’n toonbank, dan wordt de deur er binnen de kortste keren platgelopen.”

Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.

Sport
  • Paul Tolenaar