Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Op zoek naar vermiste vliegtuigen en piloten uit WOII

Op zoek naar vermiste vliegtuigen en piloten uit WOII

Uit de editie van 20 mei 2020: Tot aan je heupen in de zuigende modder, omringd door zinderende hitte, bloedzuigers en ander ongedierte. En vrijwel geen doorgang te vinden in de dichtbegroeide jungle. Dat is het decor van de West Papua Air War Expedition. Majoor Fred Warmer ging met een team op zoek naar vermiste vliegtuigen en bemanningsleden uit de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea.

Het is een witte vlek op de wereldkaart. Deze ondoordringbare jungle is nauwelijks in kaart gebracht. Leven hier kan heel claustrofobisch zijn, het is mistig, de vochtigheidsgraad is negentig procent en daarbovenop zijn er iedere dag stortregens. Het was een barre tocht vol fysieke uitdagingen. In iedere hoek schuilde gevaar. Met een machete in de hand baanden we ons een weg op zoek naar sporen van een vrijwel vergeten slagveld. Het leek net een scène uit een Indiana Jonesfilm,” aldus Fred Warmer, een van de vijf expeditieleden.

Majoor Fred Warmer is al 38 jaar werkzaam bij Defensie. Vanaf 2008 tot en met 2010 was hij op missie in Afghanistan. Je zou denken dat alles wat na Afghanistan komt, minder heftig zou zijn. Dat was ook het idee van Fred toen hij aan deze expeditie begon.

“Weliswaar geen oorlogsomstandigheden, maar de ontberingen waren niet minder ingrijpend.

In Afghanistan staat er een grote organisatie achter je als je medische hulp nodig hebt. Dan komt een helikopter je redden. In de jungle ben je volledig op jezelf, je kennis, je vaardigheden en je team aangewezen.”

Het team

Het vijfkoppige expeditieteam bestaat naast Majoor Fred Warmer (56) uit de ex-commando’s en succesvolle ondernemers Rob Hoogendoorn (60) en Max Ammer (58), beide eigenaar van het Papua Diving Resort op de Raja Ampat-eilanden. Max is ook bestuurslid van het Raja Ampat Research and Conservation Centre (RARCC), een non-profit-organisatie dat inheemse Papoeagemeenschappen betrekt bij de bescherming van de Raja Ampatarchipel. Daarnaast zetten zij financiële, zelfvoorzienende projecten op, waaronder onderwijs voor kinderen, aangezien zij de toekomstige bewakers zijn van een van de laatste paradijzen op aarde. Max Ammer, avonturier, helikopterpiloot en specialist in extreme expedities en speurtochten naar vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog is al sinds 1990 woonachtig in West-Papoea.

De andere twee expeditieleden zijn de luchtvaarthistoricus Bas Kreuger (57) en cameraman en historische luchtvaartspecialist Fred Pelder (59). Deze expeditie heeft enige financiële ondersteuning gekregen van het Veteraneninstituut, maar grotendeels is het op eigen initiatief georganiseerd en ook gefinancierd.

“Ik heb altijd grote interesse gehad in de geschiedenis en de oorlogsjaren van het voormalig NederlandsIndië,” vertelt Warmer. “Deze betrokkenheid is al van jongs af aan ontstaan omdat mijn vader daar als dienstplichtig militair van 1946 tot eind 1949 heeft gevochten. Zijn oorlogsbelevenissen lopen als een rode draad door mijn leven. Ik luisterde al vanaf mijn vroege jeugd met grote belangstelling naar de verhalen over Nederlands-Indië van mijn vader. Verhalen over het militaire leven en vechten in de jungle, het meedogenloze klimaat. Verhalen over de bevolking, de cultuur en het natuurschoon. Het dienen in dat mysterieuze land heeft mijn vader nooit meer losgelaten en hij heeft die interesse aan mij overgedragen.”

Warmer beschouwt het vinden van vermiste gesneuvelden als een vervulling van een ereplicht aan hen die het hoogste offer hebben gebracht voor onze vrijheid. Hij hoopt hiermee ook nabestaanden uitsluitsel te geven over het lot van hun vermiste familieleden.

“Want vermist zijn is erger dan dood,” stelt Warmer.

Hollandia en Sorong

De Tweede Wereldoorlog was niet alleen een oorlog in Europa, maar speelde zich ook af in onze overzeese kolonies in Azië. Wie zegt Hollandia, Biak, Manokwari, Sorong en Merauke nog iets? Dat zijn de namen op het voormalige westelijke Nederlandse deel van Nieuw-Guinea, dat nu deel uitmaakt van Indonesië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ook deze plek het toneel van een meedogenloze strijd tussen het Amerikaanse leger, samen met Australische en Nederlandse militairen, tegen de Japanners. Een bittere en bloedige veldslag die voornamelijk in de lucht werd uitgevochten.

Tussen de Japanse bezetting in 1942 en de capitulatie in 1945, verdwenen duizenden oorlogsvliegtuigen en daarmee hun bemanningen. Ze werden neergeschoten, verongelukten of maakten een noodlanding. En de kans van overleven na een noodlanding was vrijwel nihil. En als ze dat wél overleefden, werden de mannen gevangengenomen en onthoofd door de Japanners. Veel van deze verdwenen oorlogsvliegtuigen, soms nog met de stoffelijke resten van bemanningsleden erin, zijn 75 jaar na dato nooit teruggevonden en geborgen. Ze liggen nog steeds te wachten op ontdekking. Het zijn gesneuvelde militairen die een oorlogsgraf verdienen.

'De vochtige lucht grijpt je direct naar de keel, iedere stap kan je laatste zijn en verdwalen betekent vrijwel zeker de dood'

Militaire archieven

Als voorbereiding op de expeditie worden in Amerika, Australië en Nederland, rapporten, luchtfoto’s en satellietbeelden uit nationale en militaire archieven bestudeerd. Warmer: “Ondanks de grondige voorbereiding is het toch heel anders als je ter plekke bent.

Als je je een weg hakt door het stekelige regenwoud vol hongerige bloedzuigers en insecten, kom je snel tot het besef dat de genadeloze jungle misschien wel de meest mensonvriendelijke plek is die je je kunt voorstellen. De vochtige lucht grijpt je direct naar je keel, iedere stap kan je laatste zijn en verdwalen betekent vrijwel zeker de dood. Er wonen stammen die al honderden jaren op een traditionele manier leven en nog steeds jagen met speren en pijl en boog.

Ze zijn verstoken van vrijwel ieder contact met de buitenwereld. Bijna iedere Papoea is een jager en schroomde in vroeger tijden niet om ook jacht te maken op het eigen soort. Nieuw-Guinea stond niet voor niets bekend als het land van koppensnellers en kannibalen.”

Taal van de Papoea’s

De expeditie begint met een tweedaagse levensgevaarlijke vaartocht in een klein, vol beladen bootje over de Maccluer Golf Bay en door junglerivieren met vele gevaren, zoals zandbanken, rotsen en grote hoeveelheden drijfhout, zowel boven als onder water, waardoor de motoren en de boot zwaar beschadigd zouden kunnen raken.

Het is de hele tijd manoeuvreren op een dun koord.

Als het team eenmaal in de binnenlanden bij de primitieve dorpen arriveert, probeert expeditieleider Max Ammer die de taal spreekt van de Papoea’s, naarstig contact te leggen met de plaatselijke bevolking in de hoop dat de inwoners meer informatie kunnen geven over waar eventuele vliegtuigwrakken zich zouden kunnen bevinden. Het wordt een dagenlange zoektocht van dorp naar dorp. Warmer: “Alles moest meegesleept worden: kookgerei, voedsel, vers drinkwater, hangmatten, klamboes, foto- en filmuitrusting en natuurlijk de persoonlijke expeditie-uitrusting. Ook een uitgebreide medical kit mag niet ontbreken, aangezien er voor geen enkel medisch noodgeval hulp te verwachten is. Ik was de dienstdoende eerste hulparts en tandarts tegelijk. En dan heb ik het nog niet eens over logistieke uitdagingen, het transporteren en meeslepen van boten en brandstofvoorraad. In de jungle lopen de temperaturen ontzettend hoog op, de luchtvochtigheid van meer dan negentig procent is moordend, het water gutst uit je poriën, waardoor uitdroging op de loer ligt en vers drinkwater is niet direct voorhanden. Het meeste water is besmet met bepaalde bacteriën of enge minuscule beestjes. Als je hiermee besmet raakt en niet snel medische hulp krijgt, kom je al spoedig aan een zeer ellendig einde. De jungle is gevaarlijk, alles loert erop om je ziek of dood te maken. Ook moet je altijd goed opletten waar je loopt, waar je gaat zitten of wat je vastpakt, want je hebt zomaar een beet van een giftig dier te pakken of een giftige stekel in je hand.

Maar de grootste killers zijn de muggen, steekvliegen, muskieten en andere enge lastige dieren die je 24/7 het leven zuur maken.

Deze zijn ook het meest dodelijk, ze zijn de hofleverancier van dodelijke ziektes zoals malaria, virussen en andere zeldzame ziektes.”

'De jungle is gevaarlijk, alles loert erop om je ziek of dood te maken. Je hebt zomaar een beet van een giftig dier te pakken'

Geesten in moerassen

Er lijkt een doorbraak te komen als ze in de kampong Bawane aankomen. Daar weet de lokale bevolking te vertellen dat er ergens in de buurt een vliegtuig in het moeras ligt. “Eindelijk,” zegt Fred Warmer, “we hadden een serieus aanknopingspunt.” Er is alleen één grote maar. Het team moet wel eerst toestemming vragen aan het dorpshoofd en de priester of ze het gebied mogen betreden. De dorpsoudste geeft uiteindelijk het team toestemming en zijn zegen om het gebied te mogen betreden. Dit is in hun ogen noodzakelijk voor een veilige reis en terugkeer, aangezien een groot deel van de Papoea’s gelooft in het bestaan van geesten die in de jungle en moerassen leven. Ze vrezen deze geesten en denken dat ze de levenden in de gaten houden. Papoea’s vereren hun voorouders, die een grote rol in hun leven spelen, en doen er alles aan om deze geesten niet te verstoren. Dus moeten ze tevreden gehouden worden, en daarom mag hun gebied niet zonder toestemming en zegen van de dorpshoofd en priester betreden worden. Hierna wordt het team ook nog eens voorzien van zes Papoea’s die als dragers en gidsen fungeren. Diezelfde nacht slaat de Nederlandse expeditie opgelucht hun kamp op, vlakbij de oever van de Kais-rivier. De volgende ochtend trekt het gezelschap in alle vroegte de jungle in, op zoek naar de crashlocatie.

“Na enkele honderden meters liepen we zo een verstikkend, rottend en dampend moeras in,” vertelt Warmer. “Ik zonk na de eerste stap gelijk weg tot mijn oksels. Je komt voortdurend klem te zitten in het moeras. Daarnaast word je opgeslokt door de metershoge vegetatie, je glibbert, valt of zinkt weg in de dikke modderbrij en rottende vegetatie, wortels en boomstronken. Na korte tijd heb je al geen benul meer van afstand, richting of tijd. Al deze dingen eisen al snel hun fysieke en mentale tol.”

Daarbovenop blijken de Papoeagidsen weinig besef van tijd of afstand te hebben. We are close, not far, is hun standaard-antwoord.

Maar dit kan zo nog vele uren lopen betekenen. De zoektocht begint een zware wissel op het team te trekken. “Sommige expeditieleden gingen er steeds gehavender uitzien. De kleding was met modder en bloed besmeurd,” aldus Warmer. “De jungle vreet letterlijk aan je voeten en aan je lichaam. Je voeten zijn constant ondergedompeld in modder. En uiteindelijk is het grootse fysieke ongemak dat elke wondje of blaar onmiddellijk infecteert. Ik had binnen de kortste keren zware ontstoken en etterende wonden op beide benen, een zeer onprettige en pijnlijke situatie.”

Het team besluit de zes Papoea’s vooruit te sturen op verkenning. Na enige tijd komen ze terug met de mededeling dat het wrak waarschijnlijk honderd meter verderop ligt, alleen ligt het verzonken in het moeras. De teamleden moeten tot hun grote teleurstelling constateren dat ze het wrak niet kunnen bereiken omdat ze geen duikuitrusting bij zich hebben.

Nieuw zoekgebied

Het team besluit om terug te keren naar de rivier waar de boot ligt.

Max Ammer maakt snel nieuwe plannen voor een tweede zoektocht.

Hij krijgt via een bevriende missionaris informatie over een mogelijke nieuwe crashlocatie. Aangezien de afstanden in Nieuw- Guinea immens zijn, moet het team ruim 700 kilometer varend, vliegend en rijdend afleggen om het nieuwe zoekgebied in de omgeving van Sausapor (de Vogelkop) in West-Papoea te bereiken.

Ook deze tocht blijkt geen sinecure.

Het verstikkende moeras heeft plaatsgemaakt voor bergachtig terrein met gevaarlijke diepten en glibberige paden. Maar de luchtvochtigheid en de brandende hitte blijft hetzelfde als in het vorige zoekgebied. Na een zware tocht van enkele dagen komt het team eindelijk in de buurt van de nieuwe crashlocatie. Plotseling doemt uit de dichte jungle de contouren van een propeller op. Er gaat een golf van opwinding door het expeditieteam. Warmer: “Langzaam naderden we het vliegtuig. We wisten dat omdat we overal onderdelen en brokstukken zagen liggen. Het bleek om een Amerikaanse B-25 bommenwerper te gaan. Op de afgebroken cockpit was zelfs nog een zogenaamde nose art te zien, een geschilderde afbeelding, meestal van een pin-upgirl, die op de neus van het vliegtuig werd aangebracht. Het was tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikelijk dat piloten op deze wijze hun vliegtuig een naam gaven. Duidelijk was hier de tekst Lil Miss Fuss leesbaar onder de afbeelding.” Zorgvuldig onderzoeken de expeditieleden het vliegtuig en vinden steeds meer onderdelen, materialen en uitrustingsstukken. In de cockpit wordt tot ieders verbazing ook het radio call-sign teruggevonden, met daarop een cijfercombinatie waarmee het vliegtuig geïdentificeerd kan worden. Enige meters naast het wrak ligt nog een intacte en omgekeerde pilotenstoel. Hoogstwaarschijnlijk is deze stoel tijdens de crash met piloot en al uit het vliegtuig geslingerd. Het is een bizarre en indrukwekkende vondst. In het vliegtuig zelf worden nog menselijke resten gevonden. En dan dringt de harde realiteit door bij het team: dit is de laatste rustplaats van een volledige vliegtuigbemanning, een oorlogsgraf dat 75 jaar verborgen is gebleven. Een plek waar deze Amerikaanse militairen al die tijd geduldig hebben gewacht om gevonden en geborgen te worden. Nadat het bewijsmateriaal is verzameld en de bevindingen zijn vastgelegd op beeld, houdt het team één minuut stilte bij het oorlogsgraf.

De afloop

Na terugkomst in het basiskamp doen de leden van het team onderzoek in de meegebrachte digitale dossiers en komen ze tot de conclusie dat dit inderdaad moet gaan om een B-25 bommenwerper, Type J, van de 13th Airforce Pacific, 6th Air Surveillance Group. Aan de hand van een officieel luchtmachtrapport komen ze erachter dat het toestel was verdwenen tijdens een verkenningsvlucht op 27 januari 1945. Er is zeer weinig informatie te vinden in de Amerikaanse archieven, maar wel dat het dossier en het ‘Missing Air Crew Rapport’ tot 1973 de classificatie ‘Secret’ droeg. Ook blijkt uit diezelfde archieven dat er één overlevende is geweest van de crash, de Amerikaanse tweede luitenant John M. Wild. Van hem is bekend dat hij drie weken gewond en onder de meest erbarmelijke omstandigheden door de jungle heeft gezworven, met daarnaast ook nog de voortdurende angst door de meedogenloze Japanners te worden opgepakt en te worden onthoofd. Uiteindelijk is het hem gelukt om de Wesan-rivier te bereiken en heeft hij zich, vastgeklampt aan een boomstam, de rivier af laten zakken. Meer dood dan levend is hij gevonden door Papoea’s die hem hebben verzorgd en daarna hebben overgedragen aan de Amerikanen.

Al hun bevindingen heeft het team van Fred Warmer bij thuiskomst overgedragen aan de Amerikaanse organisatie Defense POW/MIA Accounting Agency (DPAA). Uiteindelijk krijgen de nabestaanden hierdoor duidelijkheid over hun vermiste familieleden uit de Tweede Wereldoorlog. Er zijn nog steeds ruim 18.000 Amerikanen ‘Missing in action’ in de Pacific.

Dit is de laatste rustplaats van een volledige vliegtuigbemanning, een oorlogsgraf dat 75 jaar verborgen is gebleven

Majoor Fred Warmer is al 38 jaar werkzaam bij de Koninklijke Landmacht. Hij is Afghanistan-veteraan, militair historisch onderzoeker, forensisch specialist/fotograaf en voormalig combat-fotograaf bij de Koninklijke Landmacht. Hij is vorig maand koninklijk onderscheiden als ridder in de Orde van Oranje-Nassau met zwaarden (onderscheiding bedoeld voor militairen in actieve dienst).

In het bijbehorende koninklijk besluit staan naast deze Nieuw-Guinea-expeditie ook een zevental andere voordrachten, zoals persoonlijke bijzondere verdiensten voor de samenleving, zijn historisch onderzoek naar de gesneuvelden van de meidagen 1940 en het realiseren van een monument op het Ereveld Grebbeberg voor de gesneuvelde militaire vrijwilligers.

Bizar
  • Fred Warmer