De zware man loopt door rugpijn moeizaam de rechtszaal in. De 52-jarige Janie H. is kaal en heeft een sikje dat hij in een vlechtje heeft geknoopt. Hij draagt een wit T-shirt dat hij speciaal voor de gelegenheid heeft laten drukken. Op de voorkant staat een clown met een rode neus en het citaat: “Als je wilt dat mensen uit je leven verdwijnen, leen ze geld en je ziet ze nooit meer terug.” Voor de achterkant koos hij:
“Ik ben in mijn rug gestoken door mensen die ik het hardst nodig had, ik ben belogen door mensen van wie ik hield en ik heb me alleen gevoeld op momenten dat ik het nauwelijks aan kon.”
Heeft Janie H. zijn voormalige beste vriend Ger van Zundert om het leven gebracht? Daar wijst alles op, maar dan is er nog één essentiële vraag: waarom moest dat op deze manier? Een minder pijnlijke dood had het verdriet en de woede bij de nabestaanden niet minder groot gemaakt, maar door de wijze waarop is het helemaal niet te verwerken. Een verslaggever van BN/De Stem noemde het ‘een van de gruwelijkste moorden van de laatste jaren’.
Het is 20 november 2020. De publieke tribune van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda zit vol. Er is zoveel belangstelling voor de zaak dat er nog twee andere zalen zijn ingericht met een videoscherm: één voor de nabestaanden en één voor de familie van Janie H. Het is nood- zakelijk dat ze worden gescheiden en er is veel meer beveiliging dan bij doorsnee zaken. De vete kan ook hier zomaar uit de hand lopen. De rechter vraagt om zeven voor tien in de ochtend aan Janie H.:
“Heeft u meneer Van Zundert in brand gestoken?”
“Ik geef daar geen antwoord op.” De rechter zal dat vaker vragen.
Janie H. zegt steeds dat hij dat niet heeft gedaan. Hij vertelt minder over de moord dan de rechters en de nabestaanden hadden gewild, maar dat betekent niet dat hij de hele dag zwijgt. Hij geeft antwoorden als: “Ik krijg nog ongeveer 800.000 euro van ze.” En: “Ik maak me boos omdat ze me fokking kapot wilden laten schieten.” De rechter wijst hem vaak terecht. Dan begint Janie H. alweer over het vermeende onrecht dat hém is aangedaan. Een zin die Janie H. rechtstreeks aan de nabestaanden richt: “Zullie hebben mij arm gemaakt. Zullie denken een fles champagne te zijn, maar ze zijn lauwe pis in een plastic bekertje.” De rechter probeert het nog één keer. Heeft de verdachte gedaan wat hem ten laste wordt gelegd?
“Ik heb niks gezien.”
“U zegt er niet bij betrokken te zijn geweest, maar wat vindt u er dan van dat Van Zundert deze dood is gestorven?”
“Daar zijn geen woorden voor.”
De dikke en de dunne
De biografie heet Jongen van de straat. Op de cover staat een foto van Janie H. als kind. Hij zit op een fietsje, zijn moeder houdt hem vast. Tekst op de achterkant:
“Janie H. nodigt iedereen uit om zijn levenspad te bewandelen. Een pad vol pijn, verdriet, zelfmoord, alcohol, drugs en vier jaar gevangenisstraf.” Onderaan staat: “In Breda wordt Janie H. tot de dag van vandaag gezien als een zware crimineel. Janie wil met dit boek laten zien dat hij door sommige mensen tot het uiterste is gedwongen, maar ook dat hij teleurgesteld is in de Nederlandse hulpverlening.”
Jongen van de straat verscheen in oktober 2016. De hoofdpersoon was zoek toen de presentatie werd gehouden. Het was zwaar over zijn verleden te praten en Janie reisde naar Spanje. In BN/De Stem zei hij: “Ik ben op de vlucht voor mezelf. Ik sta niet meer voor mezelf in als ik in Nederland blijf.”
Hij was veel te vaak teleurgesteld, er leek geen einde aan te komen.
Janie was toen al een bekende Bredanaar. Hij werd een paar maanden eerder geportretteerd in het NPO-programma Jan rijdt rond. Janie mocht zijn verhaal doen tussen items over roltrapetiquette en een wielrennende zendeling in China. Het ging over het boek dat hij als halve analfabeet aan het schrijven was met zijn ghostwriter Danique. Ze was 23 en had een hamster genaamd Janique. Zij was slank, hij niet, Janie noemde het schrijversduo ‘De dikke en de dunne’. Over zijn boek zei Janie: “Ik wil het voor mezelf op papier hebben staan. En voor m’n zoon en voor als ik overleden ben, zodat mensen het echte verhaal kennen. Ik word in Breda gezien als een zware crimineel. Dus iedereen denkt nu dat het een boek wordt van een zware crimineel, maar dat is het juist niet.”
Janie heeft geen eenvoudig leven achter de rug, schrijft hij in Jongen van de straat. Zijn opa Jan werd geboren in een Fries dorp ‘vol brute bewoners’. Zwaagwesteinde had ‘zo’n baggere reputatie’ dat het ‘Zwarte Kuil’ werd genoemd. Opa Jan kocht een woonwagen en reed met zijn zoon Auke door Nederland. Auke ontmoette een vrouw genaamd Jaantje. Ze trouwden en Jaantje baarde in acht steden acht kinderen, Janie werd er ‘in 1968 uit gegooid in Hoogeveen’. Hij groeide op in een woonwagenkamp met een jonger zusje, drie jongere broers en drie oudere broers. Er stonden alleen maar families met grote gezinnen op het woonwagenkamp waar Janie opgroeide. De vrouwen kookten, de mannen maakten na het werk muziek en ze dronken en er werd tot laat in de avond gedanst. Janie en zijn familie wasten zich altijd goed. Hun moeder zei vaak: “Arm zijn is geen schande, vuil zijn wel.” Moeder Jaantje was klein en tenger, maar de sterkste vrouw die hij kende. Zijn vader Auke was een koopman die bekend raakte als de ‘kwaaiste man uit de omgeving’.
Hij is nu dood, maar ‘de mensen’ zijn volgens Janie nog ‘bang voor hem’. Auke H. droeg altijd een pak en een stropdas en had donker haar dat hij strak achterover kamde. Auke kocht bijna nooit kleren voor zijn kinderen, maar wel veel bier voor zichzelf. Janies vader was normaal al licht ontvlambaar, maar het werd nog erger als hij had gezopen en bijna alle broers van Janie zouden een even grote voorliefde voor drank ontwikkelen.
Janies vader kocht bijna nooit kleren voor zijn kinderen, maar wel veel bier voor zichzelf. Hij was normaal al licht ontvlambaar, maar het werd nog erger als hij had gezopen
De Daltons van Breda
Janie was zeven toen het gezin in een huis ging wonen: in de Bredase volkswijk Westeinde. “Vanaf toen werd zijn leven steeds turbulenter,” staat op de achterflap. “Hij werd een jongen van de straat en moest vechten tegen zijn gevoel, frustraties en zijn omgeving.” Zijn broers belandden vaak achter de tralies, volgens Janie werden de H.’s ‘de Daltons van Breda’ genoemd. Hij dacht door zijn achternaam nooit een gewone baan te kunnen krijgen en werd ‘steeds creatiever om geld te kunnen verdienen’. Hij begon met een vriend genaamd Roy een coffeeshop. Het ging fout toen Roy ‘geheimen dreigde te onthullen’ en ‘toen werd ik dus gek, of het nou de kronkel was of niet’. Hij sloeg hem in elkaar en liet zich opnemen. Bij zijn terugkeer op de straat was hij nog net zo boos als voor de opname en Janie schoot Roy neer. Tegen zijn ghostwriter zei hij:
“Nou, ik zat in een café en toen kwam ik die jongen tegen, mijn beste vriend, maar hij begon eigenlijk al meteen te sodemieteren en zo. Ik wou geen ellende, ik was er klaar mee, dus op een gegeven moment stapte ie in de auto en toen zag ik dat hij daar mijn zusje tegen de auto opdouwde, onze Annie hè, en toen ben ik uitgestapt en toen ben ik gewoon gaan schieten. Ik was er klaar mee. Dus. En toen is hij nog weggerend, hier via de loempiaatjeskraam en dat was het.”
Janie kreeg vier jaar gevangenisstraf. Zijn moeder Jaantje stierf toen hij vastzat. Er overkwam hem nog veel meer ellende en het was volgens hem niet zo vreemd dat hij gekke dingen ging doen.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het in de nieuwste Panorama of bekijk het op Blendle.
- Adrien Stanziani